Zalig ziek zijn - De Hemel

Zalig ziek zijn is de titel van een boek geschreven door Pater A. Simons in 1942. In deze coronatijd vinden wij het heel belangrijk om voor de zovele zieke mensen te bidden, aan hen te denken en hen te steunen. De kleine hoofdstukken zullen op wekelijkse basis op onze website (www.fsspx.be/nl) gepubliceerd worden. Laten wij ook het personeel van de zorg in onze gebeden en offers niet vergeten! Dat God en Onze-Lieve-Vrouw altijd aan hun zijde blijven.
De Hemel
Dierbare zieke, de hemel moet het beeld zijn dat ons in al zijn glorie het meest voor ogen staat. De hemel met al zijn schoonheid, rust en vrede moest in het begin en in het midden en op het eind staan van al onze werken. De hemel met al zijn voldoening, zijn genot en zijn heerlijkheid. Want de hemel is het geluk, en elke mens snakt naar een geluk zonder einde en zonder stoornis: de kalme, volledige ontplooiing in overdadige kracht en overvloed van al onze vermogens; het wegsmelten in liefde met God en de schepselen, in zon en licht en wellust. Het einde van alle lijden, alle dwaling en zonde.
“Tristitia vestra vertetur in gaudium” zei O. L. Heer in het laatste avondmaal tot zijn apostelen. “Nu zijt ge bedroefd, maar uw droefheid zal in vreugde verkeren”.
En het zal niet lang meer aanlopen. “De ouderdom, zegt Mgr. Baunard, is als de Paaszaterdag van ons leven, de dag die volgt op al de smarten van het kruis, de vooravond van al de genoegens van de verrijzenis! – Hoort de paasklokken luiden.”
Het evangelie immers, waarin wij geloofd hebben is de blijde boodschap van de hemel.
En de hemel is eerst en vooral God! Videbimus. Amabimus. Gaudenimus. We zullen schouwen, beminnen en genieten!
Videbimus!
De eerste vreugde zal zijn God te aanschouwen “Ego merces tua magna nimis”, “Ik zelf immers zegt de Heer, ben uw overgrote beloning”. We zullen God zien van aanschijn tot aanschijn, “Sicuti est”. Zoals Hij is. In de natuur konden we zijn handtekening lezen. In de hemel zullen we de kunstenaar zelf zien.
O, hoe zullen we gelukkig zijn!
We zullen de H. Drie-eenheid zien: de goede, machtige Verlosser, de schone heerlijke Godmens, de liefelijke, minnelijke Geest!
We zullen er het schoonste, minnelijkste schepsel zien, de Koningin van hemel en aarde, de zoete Dochter van de Vader, de heilige Moeder van de Zoon, de wonderbare Bruid van de H. Geest. O lieve moeder Maria, aan wie we zoveel uitgelezen genaden te danken hebben, door wiens handen alle gunsten gegaan zijn, u zult voor ons verschijnen, en wij zullen in uw armen vliegen en u danken met duizend schone woorden van lof en wederliefde!
De engelen en heiligen, onze engelbewaarders, zullen ons tegemoet komen en ons verwelkomen. Al onze dierbare familieleden, moeder zaliger, vader zaliger, broers, zussen, vrienden en kennissen, die ons al lang verwachten; priesters, die we gekend hebben, al onze dierbaren, en hoe ouder we worden hoe talrijker ze zullen zijn, die ons zijn voorgegaan.
Dit schoon gezelschap van engelen en heiligen zal een grote familie uitmaken met de hemelse Vader, die er het hoofd van zal zijn.
Amabimus.
We zijn geschapen door de liefde, we zijn geschapen voor de liefde. God beminnen en door Hem bemind worden; de naaste liefhebben en door Hem geliefd worden heel de ongestoorde eeuwigheid, dat is de hemel!
Allen één hart en één ziel, één zelfde wens, één zelfde willen en niet willen, eenheid in vreugde, eenheid in gedachten, éénheid in genieting, eenheid in liefde. Alle verlangen zal voldaan worden, alle vrees weggenomen, alle armoe, alle pijn, alle ziekte; het zal een eeuwig Alleluja zijn, een lofprijzing zonder einde, een eeuwige vreugde.
Gaudebimus.
We zullen genieten met heel onze ziel en heel ons lichaam. Ons verstand zal overlopen van het genot de volle waarheid te bezitten; onze wil zal gelukkig zijn in de bevestiging van zijn streven, in het eeuwig vastgezeten zijn op het bereikte doel, geheel in God vastgelegd door de onverzettelijke, onwrikbare aantrekking van zijn schone liefde.
En na het laatste oordeel, als onze ziel opnieuw met ons lichaam zal verenigd zijn, zal ons lichaam de godheid indrinken met al zijn zintuigen.
Noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, noch is het in het mensenhart gekomen, wat God bereid heeft voor diegenen, die Hem liefhebben.
Het genot van de zinnen zal echter vervangen worden door genietingen van een hogere orde, die aangepast zijn aan onze vergeestelijkte lichamen.
De rups verslindt met gretigheid allerhande groene bladeren. Omgevormd tot fijn gekleurde vlinder, leeft zij niet meer dan van de honing en de uitgelezen geuren van de ontluikende bloemen.
Moest een ruiter aan zijn paard zeggen dat hij voor zijn huwelijk een groot feestmaal gaat aanleggen, dan zou dat paard, als het denken kon, zich zeker inbeelden, dat daar alle soorten van uitgelezen haver, gerst en hooi zou te eten zijn, … omdat het enkel paardengedachten kan hebben.
Zo kunnen wij ons niet inbeelden, wat al genot God ons zal voorbereiden op het hemelse feestmaal, dat Hij ons zal voorzetten.
Het zal fijner zijn dan al wat we ooit hebben gedroomd, schoner dan al wat we ooit hebben gezien. De muziek zal er verrukkelijker zijn dan al wat we ons kunnen inbeelden. De hemelse geuren zullen de fijnste reukwerken van de aarde verre te boven gaan.
Wij zelf zullen andere mensen zijn met een omgevormd lichaam, stralen als de zon, schitterend als dauwdruppels in de morgenstralen!
“O, zegt Louis Brémond, in zijn werk over de hemel, blz. 297, daar in de hemel is al wat wij verlangen, al wat we liefhebben. Houden we van schoonheid? De rechtvaardigen zullen schitteren als de sterren. Houden we van werkzaamheid en kracht? We zullen zijn als engelen Gods in de hemel. Van beroemdheid en glorie? De rechtvaardigen zullen glanzen van glorie. Van een lang leven in gezondheid? Voor altijd zullen we er een bloeiende gezondheid genieten. Van voldaanheid en overvloed? We zullen voldaan worden met Gods eer en verzadigd met de overvloed van zijn huis. Van zoete melodieën? De engelenkoren zingen onverpoosd Gods lof. Plezier? God zal ons drenken met stromen genot. Wijsheid? God zal ons zijn wetenschap onthullen. Vriendschap? Ieder zal God beminnen meer dan zichzelf. Vrede en eendracht? We zullen allen hetzelfde willen, want we zullen enkel willen wat God wil. Macht? – We zullen regeren met Christus en Gods macht delen. Eer en rijkdom? Glorie en rijkdom zijn in ’s Heren huis.
God is het licht, dat ons zal verlichten, de glorie, die ons zal omringen, het leven, dat ons zal bezielen, de eeuwigheid, die ons in een glorievolle rust stelt. God is het genot, dat ons vervoeren zal. God eindelijk zal voor de uitverkorenen zijn als een onmetelijke haard, waaruit onuitsprekelijke harmonieën voortspruiten, en die, heen en weer vloeiende, de duizend vezels van onze ziel zullen doen trillen en popelen van reine wellust, onuitsprekelijk en zonder einde.”
__________
Mijn hoop
Ik leef hier nog op ’t vreemde strand gebannen,
Maar ’t eeuwig heil zie ‘k reeds in het verschiet.
O mocht ik reeds vaarwel aan d’ aarde zeggen
Voor ’t eeuwig schoon, dat mij de hemel biedt!
Och als ik droom van ’t eeuwig-zalig leven,
Voel ik ’t gewicht der ballingschap niet meer:
Weldra zal ik naar ’t Vaderland opvliegen,
Opvliegen, God, voor d’allereesten keer!
Geef, Jezus, mij, o geef me blanke wieken.
Om op te vliegen naar mijn bakermat;
O laat mij, Heer, naar d’ eeuwige oevers vliegen,
Want ‘k wil U zien, mijn goddelijke schat!
‘k Wil vliegen, ja, in de armen van Maria,
En rusten daar op dezen troon vol eer;
Ik hoop van haar, mijn Moeder lief, t’ ontvangen
Haar zoeten kus. Daar voor den eersten keer!
Mijn Welbeminde, laat me dra ontwaren
Uw allereersten glimlach, wonderzoet.
Ha, laat me, want uitzinnig ben ‘k van liefde.
Mij bergen in uw harte: gloed in gloed.
O zaalge stonde, o weergalooze vreugde
Als ik uw stem zal hooren, lieve Heer!
Als ik, o God, van uw aanbidlijk aanschijn
Den glans zal zien, al voor den eersten keer!
Uw liefde, o Heilig Hart, en zeker weet ge ‘t.
Is nu op aard mijn éénge marteling.
Om deze liefde, om immer grooter liefde
Is het dat ik naar uwen hemel ding.
In ’t hemelsch oord zal ik me in liefde baden
U lievend, o mijn God, van langs om meer,
En altijd voort zal mijn geluk me schijnen
Al even nieuw als voor den eersten keer.