Zalig ziek zijn - Ons rozenhoedje

Zalig ziek zijn is de titel van een boek geschreven door Pater A. Simons in 1942. In deze coronatijd vinden wij het heel belangrijk om voor de zovele zieke mensen te bidden, aan hen te denken en hen te steunen. De kleine hoofdstukken zullen op wekelijkse basis op onze website (www.fsspx.be/nl) gepubliceerd worden. Laten wij ook het personeel van de zorg in onze gebeden en offers niet vergeten! Dat God en Onze-Lieve-Vrouw altijd aan hun zijde blijven.

II. ONS ROZENHOEDJE.

(Familieherinneringen)

Ge zult u misschien afvragen in uw nieuwe familie: “Wat ga ik hun zeggen? -  Hoe zal ik ze toespreken? - Ik ben niet gewoon met groot volk om te gaan.”

Heel eenvoudig! De hemel is een familie met een Vader, een Zoon en een echte familiegeest; Nazareth is een familie gemaakt naar dat hemelse model, en wij moeten, als kind van den huize, ook maar eenvoudig en kinderlijk met hen allen omgaan. Jezus is uw Broertje, Maria uw Moeder en de H. Jozef een allerbeste Vader.

En moest ge dan nog moeilijk uw woorden vinden, dan kan een heel kort gebed u nog helpen om altijd te weten wat te zeggen: iets waar ge zeker van zijt dat ze het altijd allemaal graag horen: het Rozenkransgebed.

Moesten er geen paternosters bestaan, dan zouden ze moeten uitgevonden worden voor de zieken.

Wie zal zeggen wat al troost die eenvoudige paternosterbollekens hebben gebracht op ons ziekbed, in pijn en druk, de lange dagen en de slapeloze nachten! Zelfs als we niet bij machte zijn om behoorlijk een hele Wees Gegroet aaneen te houden, als we overmand door het lijden, of verstrooid door de ongemakken, geen twee gedachten aan mekaar kunnen rijgen, voelen we toch een zoete troost, een zalige verlichting als we, zo goed het gaat, onze Weesgegroetjes prevelend, de paternosterbollekens door onze vingers laten glijden. We weten het wel: ons Rozenhoedje is soms afgebold, eer we werkelijk onze aandacht maar éénmaal ten volle hebben kunnen vastleggen op al wat er in één Wees Gegroet te begrijpen is. -   Maar O. L. Vrouw verstaat ons toch!  O. L. Vrouw laat ons diep in ons hart gevoelen dat ze tevreden is, als we doen wat we kunnen, zonder veel inspanning van ons hoofd, maar met de algehele overgave van ons hart. “Voor U, Moederke” moeten we zeggen - niet zo zeer met onze lippen dan wel met ons hart, en we steken eventjes - o soms maar heel eventjes, onze paternoster naar Haar op, om   te   beduiden dat het voor Haar is, uit liefde tot Haar - gelijk een klein kindje, dat bloempjes plukt op de weide, en er geen handeling van heeft ze behoorlijk in zijn zwakke kleine vingertjes en tengere handjes bijeen te houden, maar ze moeder toch vriendelijk toereikt. Er is ook misschien amper een bloempje bij, dat het bezien waard is, maar toch neemt moeder het met beide handen aan, alsof het de schoonste ruiker ware.

Wij, de zieke kinderen van O. L. Vrouw, zullen dikwijls al niet veel beter doen met onze Weesgegroetjes, dan dat kindje met zijn weidebloempjes. Zelfs als er geen ordentelijk kransje bij is, of zelfs maar een tuiltje, voelen we, dat onze goede Hemelmoeder dat alles met veel genoegen aanvaardt, als ze maar ziet dat we verlangen veel van Haar te houden1.

Zeker, als we een fris hoofd hebben, moeten we bidden met aandacht, maar we weten bij ondervinding, wat dat betekent, zelfs als we gezond zijn.

De H.  Alfonsus bad op z’n oude dag gedurig Rozenhoedjes met veel verstrooidheden, zó zelfs dat hij na z’n 17e Rozenhoedje aan de Broeder-oppasser nog vroeg: “Heb ik nu vandaag al wel m’n Rozenhoedje gebeden?” – “Och kom, antwoordde deze hem een beetje korzelig, ik wou dat de Rozenhoedjes, die ge, vandaag gebeden hebt, allemaal voor mij waren!” – “Zwijg, antwoordde de H. Alfonsus, gij weet niet dat mijn zielenzaligheid ervan afhangt!”

We moeten ook bidden met eerbied; maar, op onze knieën zitten kunnen wij, wiens plicht van staat het is te liggen, toch ook niet. Wat we wel kunnen, is bidden met liefde, bidden met ons hart, verlangend God en O. L. Vrouw genoegen te doen; met een intentie: de zondaars te bekeren, de priesters en missionarissen te heiligen, enz., en dat is toch het voornaamste. - Uit liefde komt betrouwen; uit betrouwen weer liefde; en de liefde is geduldig; liefde bidt dan ook met volharding. - De ziel van het gebed is de liefde.

Zo is het Rozenhoedje het gebed van alle zwakken, oudjes, kinderen en eenvoudigen van hart. Het is het gebed van het stille schemeruur in de zoete avondstilte, wanneer het een frisse zalving legt op de hete wonden van de voorbijgetreden dag, en gans het huisgezin in de gewijde atmosfeer brengt van de heilige familiekring van Nazareth.

Herinner U de bedevaarten: Scherpenheuvel, Oostakker, Lourdes en andere genadeoorden van Maria, waar de betrouwvolle Weesgegroetjes tot de Moeder van God oprijzen, smekend dat Zij or ons, zondaars, zou willen bidden tot God, nu en in het uur van onze dood.

Denk ook even terug aan de lieve Meimaand in de stille kerk voor het versierde en met kaarsen getooide beeld van Onze Lieve Vrouw of voor het beeld aan de lindenboom, waar ge met de buren 's avonds bijeen kwam, om Maria met gebed en zang te vereren.

De herinnering aan dat alles uit vroegere dagen zal ons helpen bidden op ons ziekbed, op onze ligstoel. - Stel U dat alles levendig voor in uw verbeelding; denk dat ge te Nazareth zijt, in het heilig huisgezin bij Jezus, Maria, Jozef. Zet in uw kamer een beeld van   de H.  Familie op een plaats, die U goed in het oog valt. Zet de bloemen, die U gebracht worden, ervoor neer; laat U opschrijven in de vereniging van gebeden, die te O. L. Vrouwe-Banneux werd opgericht, en ge zult de hemelzoetigheid van Maria’s moederliefde over U voelen komen, zoals ge het op uwe bedevaarten hebt gevoeld. O. L. Vrouw zal U liefhebben als haar tederste Kindje, en ge zult een hoekje van den hemel van de H. Familie in uw ziekenkamer voelen neerdalen.

“WEES GEGROET”

Hil. Thans

Een engel sprak U 't eerste Wees Gegroet,

en, wie hem naspreekt, moest een engel wezen :

van zuiver licht en liefde zijn gemoed,

zijn hart vol vreugde en  diep-eerbiedig vreezen.

En toch gedoogt Ge, Vrouwe moedergoed,

ook door een arm, krank mensch te zijn geprezen !

Ge nijgt uw oor naar zijne hulde, en doet

hem om één groet geschenken uitgelezen.

Opdat mijn groet in 't hemelzoet  geschrei

der Zaligen, niet al te schraal zou rijzen,

Zoo nood ik al wat adem heeft, met mij

te groeten U op duizenderlei wijzen ;

en wat U Gabriël slechts éénmaal zei,

herzegge ik, Moeder, ongetelde reizen.

  • 1Vraag gerust aan uw biechtvader of  geestelijke leider, of het niet beter is met veel verstrooidheden uw Rozenhoedje te bidden, dan  in  het  geheel niet  te bidden.  - Een heilig Kerkvoogd raadde aan de zieken aan al de gedachten, de brokjes, de kruimeltjes van gedachten, die ze konden bijeenrapen op God  te stellen  en  O.  L.  Vrouw,  en  aldus ook, al was het nog zo gebrekkig, het Rozenhoedje  te bidden, liever  dan hun verbeelding  maar  te laten dwalen op duizend nietigheden.