Zalig ziek zijn - Het schoonste liefdebeeld (De heilige kruisweg)

HET  SCHOONSTE  LIEFDEBEELD

(De heilige kruisweg)

Ie Statie: Jezus, wordt ter dood veroordeeld

In de bloei van zijn jaren wordt Jezus ter dood veroordeeld! Hij moet sterven!

Plots was het gekomen. Niemand van zijn vrienden had zoiets kunnen voorzien. Niemand had geloofd aan zijn woorden, als Hij sprak van lijden en sterven! Hij had niets gedaan, dat de dood verdiende: geen enkele zonde; zelfs geen onvoorzichtigheid!

Zijn apostelen zijn in de stille vooravond in de grootste verwarring, vol schrik, op de vlucht gegaan. Judas had Jezus verraden; soldaten hadden Hem gevangengenomen; de Hoge Raad getierd, dat Hij de dood schuldig was. Herodes had Hem tot spot een koningsmantel omgehangen; de Romeinse landvoogd Hem doen geselen, met doornen laten kronen, en nadat het volk Hem nu achter Barabbas heeft gesteld, veroordeelt hij Hem ter dood. “Tradidit eum voluntati eorum”. Zij mochten er mee doen wat ze wilden. Pilatus zelf wast zijn handen, want hij wil niet schuldig zijn aan het bloed van deze Rechtvaardige. – Maar het volk, opgehitst door Farizeeërs en slechte priesters, heeft geroepen: “Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.”

O goede Jezus, en U zwijgt! Schrikt U het lijden dan niet af? Walgt U niet van zulk verraad? Zult U uw almacht niet gebruiken om die machtsmisbruikers te verpletten? Jezus zwijgt! – Goede Jezus, leer me het lijden duldend opnemen, mijn ziekte met al haar gevolgen – “Eamus et nos et moriamur cum Eo”. Dat hadden de apostelen nu moeten zeggen: “Ik ga met U, ook, als het moet, tot in de dood.”

Onze Vader. Wees gegroet, Maria.

Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.

IIe Statie: Jezus neemt het kruis op zijn schouders

Daar wordt het zware kruis U aangebracht, o Jezus! Zult U dat kruis nog kunnen dragen? Uw bloed vloeit over U. Bloed uit uw hoofd; bloed uit uw doorwonde schouders en lenden; bloed uit uw doornenkroon- en geselwonden! Uw kleed is bloed! Waar U staat, lekt bloed op de grond… toch kust U nog uw kruis! Met een blik ten hemel, een offerzucht tot uw Vader, neemt U het aan en legt het op uw schouders… Ik begrijp maar half die liefde en dat mysterie!...

Jezus, geef me uw liefde en uw genade, om mijn eigen kruis met U te kunnen dragen: hoofdpijn, hartenleed, verlies van bloed, het vooruitzicht van mogelijk erger nog.

Jezus, ik ben schuldig; ik wil boeten “Ave crux, spes unica”. Gegroet, o kruis van mijn lijden, mijn énige hoop!

Jezus, ik dank U.

IIIe Statie: Jezus valt de eerste maal onder het kruis

Uw kruis, o Jezus, is veel te zwaar! Zien de beulen dat dan niet? – En de engel van uw doodstrijd?... En uw Vader in de hemel?... U bent toch zijn welbeminde Zoon, in wie Hij zijn welbehagen heeft gesteld!... En uw goede moeder? – is dit niet het ogenblik van medelijden, hulp en troost, steun in zielenpijn en lichaamszwakheid? Maar, neen, U hebt dit alles zo gewild! Uw uur is geslagen, omdat U het gewild hebt en toegelaten – het uur van de somberste haat maar ook van de schoonste, de hoogste, de lichtendste liefde!

Jezus, ook ik lijd zo diep, als ik meen dat vrienden en naastbestaanden weinig medelijden betonen; als ze me al eens in donkere uren alleen laten – maar, hoe veeleisend ben ik soms niet, vooral als me een crisis overkomt, of als ik vrees te hervallen in de ziekte! – Jezus, leer me het lijden te aanvaarden zoals het is, en goddelijke en menselijke troost te missen, opdat mijn offer zuiver goud weze van pure liefde.

IVe Statie: Jezus ontmoet zijn heilige Moeder

Daar is Moeder!

“God! Mijn Kind!” zucht ze, en verbleekt… verlamd door het zicht van haar bebloede en bevuilde Jezus.

Is dat wel haar Kind!? – Ze kan geen stap meer zetten… Haar handen hangen bloedloos, machteloos.

En Jezus, geschokt door het sidderende moederbeeld, laat een blik van eindeloos medelijden gaan tot in haar oog, tot in haar hart…

Jezus, hoe durf ik nog klagen, als ik moederzorg ontberen moet! ... Met een oogopslag op U en uw goede Moeder zal ik mijn lijdensweg voortgaan op uw bloedig voetspoor.

Maria, koningin der martelaren, bid voor mij.

Ve Statie: Simon van Cyrenen helpt Jezus het kruis dragen

Jezus, U kunt onmogelijk nog voort! Door het aanhoudend bloedverlies ontgaat U de kracht. Van mateloos wee, van bitter lijden dronken, zwijmelt U. Het kruis dreigt U voor goed op de grond te trekken. De beulen schieten toe: hun slachtoffer gaat hun ontsnappen; ze zullen er de berg niet mee opgeraken: dat moet voorkomen worden! – Een man, die van het veld komt, wordt opgevorderd om het kruis met U te dragen.

O Jezus, en ik word geholpen en gedragen als het ergert; dokters worden bijgeroepen, oppassers, verplegers/-sters. – Kussens worden gelegd en verlegd, om de pijn zoveel mogelijk te verzachten. – O Jezus, ik zal niet meer klagen, maar lijden met U, tot uitboeting van mijn zonden, tot bekering van de zondaars, tot heiliging van priesters en leken.

VIe Statie: Veronica droogt het aangezicht van Jezus af

Goede Jezus, Veronica kon het niet aanzien, dat uw goddelijk gelaat zo bevuild, bespuwd, vol stof en bloed, onherkenbaar was geworden. Ze aarzelt niet. Ze dringt door de soldaten heen, en droogt uw goddelijk aanschijn af. – En U, lieve Jezus, waart gevoelig aan die liefdedienst. Uit dankbaarheid hebt U haar uw beeltenis gegeven: uw bloedig gelaat op haar doek gedrukt: de enige foto van de lijdende Godmens.

O Jezus, leer ook mij dankbaar zijn om al de liefdediensten, die me worden betoond, om de hulp, die me toekomt van al degenen die mijn lijden willen verlichten. Leer me, door mijn tranen heen ten minste een glimlach, een vriendenblik te schenken om ook hun tobben lichter te maken.

VIIe Statie: Jezus valt voor de tweede maal onder het kruis

Opnieuw valt U, Jezus, niettegenstaande de hulp van Simon van Cyrenen. Hoe zwaar moet U het kruis niet gewogen hebben! Hoe zwak moet U zich niet gevoelen! – En het ergste moet nog komen! U weet vooruit dat geen verlichting meer mogelijk is, dat de pijn niet zal verminderen, en de dood komen moet. Zal U de moed nog hebben om op te staan?

Jezus, hoe moedeloos ben ik niet bij het hervallen in de ziekte? Hoe spoedig vrees ik niet het ergste! Ik hoop echter altijd nog de dood te ontkomen. Medicijnen, operaties worden aangewend om het uiterste te beproeven, en terwijl de beulen U dwingen op te staan, om verder te gaan lijden, word ik vertroeteld en verzorgd, om weer spoedig op de been te komen en gezond te worden.

Jezus, leer me mijn lijden te verdragen, om het hervallen in de zonde te voorkomen en ook uit te boeten.

VIIIe Statie: Jezus troost de wenende vrouwen van Jeruzalem

Jezus, goede vrouwen van Jeruzalem hebben medelijden met U. Zij kunnen U echter niet helpen. Wenend steken zij U hun kinderen toe om ze nog te zegenen. Ze treuren omdat U weggaat, omdat U verdwijnt, hun Helper, hun Trooster, de Vriend van haar kinderen, de Wonderdoener, Gods profeet en afgezant. – En U troost hen; U zegt hun dat dit lijden voor U niet het grote ongeluk is, dat zij vrezen; maar U vermaant hen liever te wenen over henzelf en over hun lieve kinderen, want: er zal een dag komen, zegt U, dat Jeruzalem zal gestraft worden om de Godsmoord, en het dorre hout van Jeruzalem, de zondaars, zullen te vuur en te zwaard worden uitgeroeid.

Jezus, leer mij vooral de zonde vrezen, meer nog dan het lijden. Laat me hier door het lijden de zonde uitboeten, opdat ik niet als een dorre zondenstok, een saploze stokebrand in het vuur wordt geworpen.

Heer, kap en kerf me hier, maar spaar me in eeuwigheid.

IXe  Statie: Jezus valt voor de derde maal onder het kruis

Uw hoofd is duizelig, uw handen beven, uw hele lichaam rilt van uitputting en koorts; bloedklonters worden overal kleverig en morsig; uw bloed blijft vloeien, en voor de derde maal valt U, Jezus, onder uw kruis ter aarde neer in stof en vuil!

Jezus, niemand is er om U te verzorgen, uw wonden te helen of te zuiveren! En wij klagen, wij, die op een zacht bed worden gelegd – het bloed wordt afgewassen, de wonden verbonden; - er wordt op gewaakt dat de koorts niet stijgt, dat we ons niet vermoeien, er wordt “consultatie” gehouden, als het te erg wordt: als de dokter niet volstaat, wordt er een specialist bijgeroepen. – Neen, Jezus, ik zal niet meer klagen, als de verzorging te wensen over laat. Van verre tenminste zal ik U met mijn kruis volgen. Heer, wees mij, zondaar, genadig.

Xe Statie: Jezus wordt van zijn klederen ontbloot

Om mijn zonden; om die van geheel de wereld! God heeft een eerste maal de aarde met een zondvloed verdelgd omwille van de zonde van onkuisheid: Sodoma, Gomorrha, Adama en Seboïm met het vuur van de  hemel ten gronde vernield; nu komt de moddervloed van de ontucht aangespoeld op het heilig Lichaam van de Zaligmaker. Hij moet onteerd in zijn vlees, omdat de zondaars, - wij – ons hebben verlaagd tot de schande van de ontucht: het vuur van Gods gramschap komt als een bliksem neer op het hoofd van de goddelijke minnaar van de maagdelijke kuisheid. De kleren worden met geweld van zijn lichaam afgerukt en alle toegeplakte wonden tot bloedens toe weer opengereten.

Vergiffenis, Heer, om al die boosheid. Vergiffenis om al dat lijden… ik wist niet wat ik deed!

XIe Statie: Jezus wordt aan het kruis genageld

Goede Jezus, U ligt op uw altaar, op uw hogepriesterlijke offerberg! – Uw offerliefde heeft U geheel vervuld: uw ziel en ook uw lichaam. – Geheel zult U zich overleveren aan uw vijanden. Er is niets meer aan U, in U, waar U nog aan houdt. Uw klederen werden U ontrukt – nu levert U Uzelf geheel in hun macht.

U strekt uw handen uit, niet op een rustbed, maar op de harde brits van een houten kruisbalk. Met geweld slaan de beulen de spijkers door vlees en zenuwen. Sterven moet U! “Aan het kruis!” heeft het domme gepeupel geroepen. “Aan het kruis met Hem! Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!” Nu spat het bloed uit uw gezegende handen, op hun morsige klederen en grimmige tronie! – Nu legt U uw afgetobde voeten op de harde kruisbalk – ruw wordt U aangegrepen, wild worden de nagels erin geslagen. Hebben die beulen dan geen greintje medelijden? En nu wordt geheel het gevaarte opgetild; de zware kruisboom, uw groot en schoon, maar verhakkeld en bebloed lichaam in de hoogte gestoken. Hoog moet U staan op de Offerberg. Groot moet uw kruis aftekenen tegen de horizon. Ver moet het wenken tot alle volkeren, want nu gaat het opperste ogenblik komen in uw offerleven.

Grote, goede Jezus, geef me uw liefde tot het kruis, uw goddelijk begrijpen. Ik blijf bij U hier onder het kruis om de schoonste les van liefde te ontvangen – samen met Maria, met Joannes en Maria Magdalena. – Druk uw heilig lijden zo diep in mijn hart, dat mij niets anders behage, dan U, mijn Jezus, die voor mij gekruisigd zijt.

XIIe Statie: Jezus sterft aan het kruis

Jezus, dit is het hoogtepunt van uw goddelijk liefdeleven! Het grootste wereldgebeuren, dat Oud en Nieuw Verbond gaat scheiden en binden, het keerpunt van de geschiedenis! Ontheven van de aarde gaat U geheel de aarde tot U trekken. –  Hier staat U op Golgotha, als de machtige donderroede, waarop de vreselijke toorn van God over de walgelijke doodzonden van geheel de mensheid op de Godmens gaat afgeleid worden in de afgrond van zijn barmhartigheid. – De spits van de donderroede in uw allerhoogste liefde. Hier moet het uitbarsten! Ziet, de donderwolken pakken samen: zwart ziet de hemel, zwart van de giftige dampen, die opstegen van de zondige aarde uit alle eeuwen en tijden en landen. Het helse onweer gaat losbreken. Een ogenblik hangt het witte Christuslichaam als een vervloekte tegen de zwarte hemel – factus maledictum – de bliksem slaat… Ai, Hij is getroffen, de geliefde Zoon van God; hoort, hoort hoe de stem van God uit een stervende mensenmond als een rommelende donder door heel het heelal klinkt: “Mijn God, mijn God”, “Eli, Eli, lama sabacthani?” “Waarom hebt Gij Mij verlaten?”

Hij is gebroken! – als een gevelde boom – als een geknakte lelie aan een kruisstengel! Onmetelijk wee, onmenselijk lijden! – maar, zo is ook met één slag én dood én duivel én ook hel overwonnen! – De duivel is gevlucht, weg van het paradijs, waarvan het Offerlam de poort weer heeft ontsloten! De nieuwe Adam zal weldra de nieuwe Godskinderen leiden naar het hemels paradijs – de moordenaar wordt nu reeds een kind des levens; de nieuwe Eva tot Moeder aan de kinderen van het licht geschonken – de dood wordt bleker dan het witte lichaam van de God des levens. De wereld heeft een nieuwe Meester!

Het treurspel is gespeeld. De Heiland buigt het hoofd en zegt: “Het is gedaan; het is volbracht!” en, dankbaar, nu geheel betrouwvol, - opnieuw de welbeminde Zoon in wie de Vader zijn welbehagen heeft gesteld – “Vader – O dat zoete hemelwoord – Vader, in uw handen beveel Ik Mijn geest”. “Et inclinato capite, tradidit spiritum”. Hij buigt zijn hoofd en sterft.

De rotsen barsten, de graven gaan open, en doden staan op en wandelen door de straten van Jeruzalem.

Goede zieke, zal ook zo onze dood zijn? In schijn verstoten en verlaten, verschopt door de wereld, als gestrafte en geslagene van de hand Gods – in werkelijkheid een offerlam, een gekruisigd kind van God, in wie de Vader zijn welbehagen heeft gesteld? O, hoe benijdenswaardig is dan ons geluk! Zondaars bekeren, heidenen tot het waar geloof roepen, missionaris zijn op ons ziekbed, priesterroepingen, kloosterroepingen verkrijgen, heiligen verwekken, de duivel, de wereld en de dood overwinnen, het vagevuur verlichten, de hemel ontsluiten, redders zijn van ons volk, van armen, zieken, kranken, ongelukkigen, medeverlossers zijn van het mensdom, samen met Gods Zoon, met Maria, Gods Moeder en ook onze Moeder!

Ave crux! Ave! Gegroet o zalig kruis, gegroet!

XIIIe Statie: Jezus wordt van het kruis afgenomen

O Jezus, uw lijden is voorbij! Welke vreugde! Welk geluk voor U! – Uw ziel gaat onmiddellijk het blijde nieuws verkondigen aan alle rechtvaardigen van het Oude Testament: Adam, Eva, Abraham, Izaak en Jacob, David, Salomon, Elias, Joannes de Doper, uw goede Voedstervader, de Heilige Jozef, en zovele duizenden geredden en uitverkorenen! Welk een vreugde! Want spoedig zullen ze allen opgenomen worden in het Hemelse Jeruzalem.

Maar op aarde treuren uw Moeder en uw geliefde apostelen, de heilige mannen en vrouwen van Jeruzalem. Joannes, uw boezemvriend en Maria Magdalena. Uw lichaam moet begraven worden. Ach, welk teer en pijnlijk werk, dat heilig lichaam te moeten losmaken van dat wrede kruis, die verhakkelde en bebloede ledematen, met al die wonden van doornenkroon en geseling, van de nagels in uw doorboorde handen en voeten, en nu nog van die laatste lanssteek! Ach, die is gegaan dwars door Maria’s hart en is er blijven steken.

Ze kunnen het bijna niet aanzien, en toch moet er gehandeld worden: er is haast bij. – Eén voor één worden de handen losgemaakt, … dan de voeten, … de schone lelie van zijn stengel geplukt, het lieve lichaam, zo woest onmenselijk toegetakeld, maar nog zo schoon, met het purper van de rozen van zijn liefdesbloed in elke wondenkelk.

O Maria, laat me met U het goddelijk lichaam genaken, in al de wonden de liefde lezen, want ze zijn de heerlijkste bladzijden van het schoonste liefdesboek ter wereld, de slothymne van de enigschone wonderroman van de hemelliefde van een Godmens tot de ziel van alle mensen!

XIVe Statie: Jezus wordt in het graf gelegd

Haastig wordt Jezus’ lichaam gereinigd, gewassen, gebalsemd, in doeken gewindeld en begraven, onmiddellijk. De treurige stoet daalt even de heuvel af. Het is maar een stap. Jozef van Arimathea heeft zijn eigen nieuw wit stenen graf afgestaan voor de Doorluchtige Aflijvige. Onzichtbare engelen begeleiden de stoet. Doodsbleek blijft Maria staan bij het akelig witte graf. Hete tranen weent de vurige Magdalena. In stomme droefheid leggen de mannen het goddelijk Lichaam in de grafkamer neer.

Een korte pauze van onmetelijke smart en ingehouden hartenwee. Een laatste kus op die goddelijke, aanbeden handen, dat hoogedel voorhoofd; een laatste blik in eindeloze verscheurdheid. De steen wordt voor de ingang gerold. De Heiland is begraven.

Voor de wereld is het met Hem gedaan. Dood en begraven! Hij zal weldra vergeten zijn…

Maar neen, uit de grafsteen zal een vuur geslagen worden dat heel de wereld in vlam zal zetten – uit de duisternis zal het Licht oprijzen, uit de dood het Leven; uit de tijdelijke verslagenheid de eeuwige opstanding in de glorie.

Lieve zieke, dat is ook onze bestemming. Door het lijden naar de glorie! Door de beproeving naar de vreugde; door de dood naar het leven!

Het lijden is niet het laatste woord dat God spreekt over de zielen! Het lijden is maar het werktuig om vreugde te toveren, de hamer om vuurvonken te slaan, de beitel om kunstbeelden te kappen, de donkere tunnel als ingang tot het paradijslicht en de hemelglorie – en dat niet alleen voor ons, maar voor allen, die ons dierbaar zijn.

“Sanguis martyrum, semen christianorum.” Het bloed der martelaren is zaad voor nieuwe christenen.

O Jezus, moge mijn lijden een zaad wezen voor bekeringen, heiligingen, roepingen. Moge de marteling van dit ziekbed een gloriekruis wezen voor mij, opdat mijn sterfdag ook mijn gloriedag worde.

Jezus, Maria, Jozef!

“O Jesu zoet”

G. De Bruyn

1

O Jesu zoet,

Gekleurd met bloed

Door kroon en geeselroede,

Waar gaat Gij heen?

Zijn uwe leên,

Uw hart niet lijdensmoede?

Keervers

Jezus, ik vrage,

Waarom gedragen

’t Hout van de schande

Naar Golgotha?

2

Onschuldig Lam,

Wat ik niet nam

Tot boeting mijner zonden,

Hebt Gij zoo blij

Getorst voor mij:

Uw liefde sloeg U wonden.

3

Slaat keer op keer

Het kruis Uneer,

Uw liefde wordt niet moede;

Zij drijft U voort,

Om, wreed gemoord,

Voor zondaars uit te bloeden.

4

Al hooger op,

Ten hemeltop,

Om ’t offer te voltrekken;

Ik Zie U daar,

Op ’t kruisaltaar,

Dat dra van bloed zal lekken.

5

O Jesu zoet, Geef mij den moed

Om ’t kruis met U te dragen.

Hoe zwaar het zij,

Uw kracht zal mij,

Bij ’t zwakke pogen, schragen.

Goedheid

A.S.

O Jesu lief, Gij waart zoo mild

Voor alle menschenleed en -lijden;

Wat smarten hebt Gij niet gestild

Van armen, kranken aller tijden!

 

Leen mij uw godlijk-milde hart,

Geef mij uw moederlijke oogen,

Opdat ik zalve wond en smart

Met uwe liefde en uw meedoogen.