Zalig ziek zijn - De vriend des huizes (de priester)
DE VRIEND DES HUIZES
(De priester)
“Moeder”, zei een kozijn van me, enkele weken vóór zijn huwelijk, “als ik trouw, zal ik ervoor zorgen, dat ik ook zo een piano in mijn huishouden heb, want dat is toch gemakkelijk!” en dan wees hij lachend naar het prachtig meubelstuk, dat goed beladen lag met boeken en naaigerief, potten en pannen, appelen en citroenen! Om de piano te kunnen bespelen, moest u al die rommel eraf sleuren en op een ander plaatsje neerleggen; zo niet was er geen sprake van, de heerlijke muziek van Beethoven of Mozart, of zelfs maar het eenvoudigste liedje van Hullebroeck ten gehore te krijgen.
Beste zieke, als u bezoek krijgt van uw priester, behandel ze dan ook niet zoals sommige huishoudens hun piano. – De priester is geen gewoon mens, zoals een piano geen gewoon meubelstuk is, een kast of een kapstok. – Aanzie de priester, die u bezoeken komt, niet als een gewoon nieuwsaanbrenger van de oorlog: een soort van gesproken dagblad, met een rubriek gemengd nieuws van gebroken armen en benen of “Eventjes lachen” – ook niet als een gewoon geleerde, die Latijn of Grieks gestudeerd heeft, wetenschappen en wijsbegeerte of als een man, met wie u kunt praten over kunst en cultuur, muziek, letterkunde , schilderkunst en wat weet ik al; of nog als een meneer, die tot ietwat hogere maatschappelijke stand behoort, en die u de eer aandoet door zijn verfijnde en beschaafde manieren en interessante conversaties, een aangenaam uurtje te laten doorbrengen in zijn vriendelijk gezelschap.
Dat alles valt niet te verwerpen of te veroordelen, en kan, als inleiding en omlijsting van het bezoek heel dienstig zijn; want de Kerk zorgt ervoor, dat de priester, door zijn studie, meer mens: “humanior” wordt; zijn verstand met vele nuttige kennis stoffeert; en zijn natuurlijke beschaving heel hoog opvoert – ik zou zelfs menen, dat alles de uiterlijke verschijning van de priester moet aangenaam maken en aannemelijk voor al de standen van de maatschappij, waarin de priester komen moet – met eenvoudige en geringe, meer ontwikkelden en kunstenaars en wetenschapsmensen – doch dat moet maar de buitenzijde wezen, of liever de gezond natuurlijke ondergrond waarop zijn bovennatuurlijk priester-zijn gevestigd is.
Maar u moet naar de ziel zoeken van dat prachtwerk – de piano niet gesloten houden – het binnenwerk openen van het instrument, wilt u de hemelse muziek horen, die de priester van de engelen heeft gehoord, en in brede akkoorden kan laten opklinken tot glorie van God en tot zielenvrede voor de mensen van goede wil.
Vraag hem naar die muziek! Aanzie de priester als de afgezant des Heren! Hij komt van God: elke morgen is hij er in de innigste omgang mee geweest – als de verkondiger van Gods woord: in de meditatie en de studie der godgeleerdheid heeft hij Gods woord gehoord en doorpeild en laten jubelen in de heerlijkste muziek der liefde! Hij zal u leren leven in innige omgang met Jezus, Maria en Jozef. Hij is de vriend des huizes in het heiligdom van Nazareth.
Hij zal u het mysterie uitleggen van uw lijden, de betekenis van uw ziekte in uw leven! Hij heeft genaden om Gods barmhartigheid in uw leven te doen opmerken en aanvoelen, en uw ziel op te voeren tot het uitdiepen der geheimen van Gods wonderbare Voorzienigheid, Gods onnaspeurlijke en ondoorgrondelijke inzichten; u te leren de grootste waarde te halen uit de harde, maar kostelijke diamantsteen van uw lijden.
Laat uw priester daarover spreken tot uw hart, zingen tot uw ziel; en keer u niet af, als hij u toespreekt over zielenloutering, zelfheiliging en apostolaat. Laat hem zijn eigen zielenklavier bespelen en laat uw zielensnaren mee zinderen en meezingen de symfonie van Gods liefde en goedheid, met de dissonanten van kruis en verrijzenis, dood en leven, smart en vreugde, beproeving op aarde en hoop op de hemel, - die, alle toch opgelost worden in een heerlijke harmonie en eindigen met het volmaakt slotakkoord op de eeuwige grondnoot, die God is.
Doe niet zoals velen, die gek geraasd en wildverwaaid door hotsende, botsende negerjazz, alle gehoor verloren hebben voor echte diep doorvoelde muziek; hun hoofd omkeren, als een echt kunstenaar zich aan het klavier zet, om Beethoven en Bach of eenvoudig maar Grieg en Benoit voor te spelen. – De kunstenaar vergaat anders op de duur zelf de lust om nog hogere muziek ten gehore te geven, en daalt allicht goedschiks, kwaadschiks, af naar de gewone “schlagers” en de bekende “aikens” van een banaal straatmuziek. “Ze maken nog wel aan de kunst het hof, zou J. Persijn zeggen, maar ze trouwen met de mode.”
Zo zou het op den duur ook de priester vergaan, wiens ziel was afgestemd op hoge idealen van zielenleiding, en die zo graag het hoogste en het fijnste uit zijn ziel wilde naar voor halen voor naar-God-toegekeerde zielen; maar die stilaan, omdat hij gewaar wordt, dat de zielen zo weinig oor hebben voor die hemelmuziek van Gods glorie in de hoge, ook de tonen niet meer vindt om de ware zielsvrede te brengen voor mensen en zieken die niet oprecht meer zijn van goede wil.
En toch hoe heerlijk zou het voor u kunnen zijn als u naar die muziek leerde luisteren!
Zo dikwijls menen wij, zieken, dat we tot niets meer in staat zijn, dat onze rol is afgespeeld van het ogenblik dat we onze gewone dagelijkse taak niet meer kunnen volbrengen, dan juist als wij voor goed beginnen Gods werk te doen – voor goed voor God kunnen leven, in Gods dienst treden, ongeveer als de steen, die wordt ingemetst in de kathedraal of in de hoge toren. – Hij ligt ervoor goed in vast, misschien midden de andere stenen in, door geen mensenoog gezien. Maar, daar toch moet hij blijven liggen, want, als hij wegvalt of van zijn ligplaats afbrokkelt, stuikt de kathedraal ineen, stort de toren uit de hoogte op de grond! Nu houdt het cement, het lijden, hem vast; in liefde en Godsverbondenheid zingt hij eeuwig met het gehele prachtgebouw de glorie van God en van de bouwmeester.
Met zulke stenen, levende bouwstenen van verdoken offer, wordt de hemelse stad Jeruzalem gebouwd, “coelestis urbs Jerusalem”, waar God in woont en verheerlijkt wordt!
Vraag uw priester, waartoe uw leven al niet dienstig voor is; welke ongekende mogelijkheden het nog bevat; wat uw lijden en ziekte al niet kan uitwerken in de hemel, op aarde, en onder de aarde! Laat uw priester dat Hooglied zingen, de liefde van God voor uw minnend hart en de uitverkorenheid van uw ziel tot onvermoede idealen.
U zult van meet af aan de schoonheid niet vatten van alle akkoorden; misschien de zin van alle woorden niet begrijpen – u zult het lied nog niet onmiddellijk met geheel uw hart kunnen meezingen, vooral in de hoge tonen, - maar luister en blijf luisteren naar zijn bezielend woord van geloof, hoop en liefde, die uw ziekte, uw zwakte, uw lijden machtig zullen omtoveren tot een feestpaleis van licht en blijheid en stralende hoop op een leven van eeuwig genietende liefde!
Dat zal ook in u de ware atmosfeer brengen van de zielsmuziek van het goddelijk hemels trio van de Heilige Familie van Nazareth: Jezus, Maria en Jozef.
Goedzijn
A.S.
“Wat ge aan de minsten van de mijnen doet
Dat neem Ik aan als waart ge Mij genegen”,
Zoo was uw heerlijk woord, o Jesu zoet,
En ’t werd een licht voor mij op al mijn wegen.
Zoo wil ik tot het lijdend menschdom gaan,
Met druppels liefdebalsem wonden heelen;
Soms met een lach, soms met een stillen traan
De pijn verzoeten en het leed verstreelen.
Maak, Jezus, dat Gij immer vóór mij staat,
Dat ‘k ieder zie als zuster of als broeder;
Geef elken man, o Jesu, uw gelaat,
Aan elke vrouw dat van uw heilge Moeder.