Commentaar op de Voornaamste, Gewone Gebeden.

I. Het Kruisteken.

In de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heilige Geestes. Amen.

In het kruisteken moeten we twee zaken onderscheiden, de woorden die we uitspreken en het gebaar dat we tegelijk maken.

1° Door de woorden belijden we ons geloof.

i.) In de éne God: In de naam des Vaders en des Zoons en des Heilige Geestes, d.w.z. in de naam van de drie Personen samen, één God.

ii.) In de H. Drievuldigheid: we noemen de drie Personen afzonderlijk, Vader, Zoon, H. Geest.

2° Door het gebaar belijden we ons geloof in de Verlossing door God de Zoon, die mens geworden is.

Wij brengen de hand op het voorhoofd, daarna op de borst, daarna op de linkerschouder en ten slotte op de rechter schouder: zo tekenen we een kruis op ons zelve en we herinneren aan de kruisdood van Christus.

Door het kruisteken belijden we dus de voornaamste geloofswaarheden, behalve die van het Eeuwig leven. We belijden ons geloof in de:

i.) éne God.

ii.) H. Drievuldigheid.

iii.) Verlossing.

iv.) Menswording.

II. De Voornaamste Geloofswaarheden.

Ik geloof in het bijzonder:

dat er is één God;

dat er zijn drie goddelijke Personen, God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest;

dat God de Zoon is mens geworden en ons door zijn dood heeft verlost;

dat God de toner is van het goed en de straffer van het kwaad.

1° Er bestaat een God en er is maar één God.

2° Deze éne God is drievoudig in Personen: H. Drievuldigheid.

3° Menswording van God de Zoon: Jezus Christus.

4° Verlossing door God de Zoon: Jezus Christus.

5° Eeuwigheid: na de dood is niet alles gedaan voor de mens: we zijn niet als een dode hond of kat die men in een put delft en daarmee gedaan; er komt nog iets, namelijk algehele vereffening van goed en kwaad, volledige beloning of bestraffing er komt een eeuwigheid.

Zo kort mogelijk samengevat:

i.) Eén God.

ii.) H. Drievuldigheid.

iii.) Menswording.

iv.) Verlossing.

v.) Eeuwigheid.

Het Symbolum[1] geeft de korte inhoud aan van al wat we moeten geloven dan moeten die 5 voornaamste geloofswaarheden heel zeker ook in het Symbolum vernoemd worden:

1° Eén God. De meeste leerlingen geven als tekst die daaraan beantwoordt deze woorden aan: ‘Ik geloof in God de almachtige Vader’. Ze hebben dus niet opgemerkt dat er een komma staat achter ‘Ik geloof in God’, wat beduidt: ‘Ik geloof in de éne God’. Dat moeten ze voortaan opmerken en daarom bij 't opzeggen van het Symbolum, dat rustteken even laten horen.

2° H. Drievuldigheid. ’t Woord ‘Drievuldigheid’ staat nergens vermeld in het Symbolum maar de werkelijkheid die hierdoor bedoeld wordt, namelijk de drie Personen staan uitdrukkelijk aangegeven.

i.) De ‘Vader’: ‘de almachtige Vader’ artikel 1, b.; en ook nog ‘zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader’: artikel 6, b.

ii.) De ‘Zoon’ ‘Zijn enige Zoon’: artikel 2.

a) De ‘Vader’: ‘de almachtige Vader’ artikel 1, b.; en ook nog ‘zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader’: artikel 6, b.

b) De ‘Zoon’: ‘Zijn enige Zoon’: artikel 2, b. ‘zijn’ d.w.z. van de Vader, zo pas vernoemd in artikel 1.

c) De ‘H. Geest’: ‘die ontvangen is van de H. Geest’: artikel 3; en ‘Ik geloof in de H. Geest’: artikel 8.

3° Menswording van God de Zoon.

‘Die ontvangen is van de H. Geest, en geboren uit de Maagd Maria’: artikel 3.

4° Verlossing door God de Zoon.

‘Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd is, gestorven en begraven’: artikel 4.

5° Eeuwigheid.

‘Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden’: artikel 7.

‘De Verrijzenis van het vlees’: artikel 11.

‘Het eeuwig leven’: artikel 12.

III. De Twaalf Artikelen van het Geloof.

1° Ik geloof in God / de almachtige Vader / Schepper van hemel en aarde.

2° En in Jezus Christus / zijn enige Zoon / onze Heer.

3° Die ontvangen is van de H. Geest en geboren uit de Maagd Maria

4° Die geleden heeft onder Pontius Pilatus / gekruisigd is / gestorven / en begraven.

5° Die nedergedaald is ter helle / de derde dag verrezen uit de doden.

6° Die opgeklommen is ten hemel / en zit aan de rechter hand van God zijn almachtige Vader.

7° Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.

8° Ik geloof in de H. Geest.

9° De Katholieke Kerk / de gemeenschap van de heiligen.

10° De vergiffenis van de zonden.

11° De verrijzenis van het vlees.

12° Het eeuwig leven.

Amen.

 

In dit gebed wordt ons in 12 artikelen de korte inhoud gegeven van al wat we moeten geloven:

1°     i.) Ik geloof in God: ik geloof in ‘t bestaan van de éne God.

ii.) de almachtige Vader…: Ik geloof in ‘t bestaan van de eerste Persoon der H. Drievuldigheid.

iii.) Schepper van hemel en aarde…: ik geloof dat ‘hemel en aarde’, dat is ‘de wereld’ er niet altijd geweest is, dat de wereld er gekomen is, namelijk door de schepping van God.

 

2°     i.) En in Jezus Christus: ik geloof in die Persoon, Jezus die ongeveer 2000 jaren geleden, geleefd heeft in Palestina, ik geloof in zijn leer.

ii.) zijn enige Zoon: ik geloof dat diezelfde Persoon waarlijk de Zoon is van God de Vader, dat Hij dus waarlijk God is.

iii.) onze Heer: ik geloof dat diezelfde Persoon volkomen Meester en Heer is over ons, dat Hij onze Koning is:

a) Als God.

b) Als Verlosser.

 

3° Die ontvangen is van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd Maria: ik geloof in de Menswording van God de Zoon in de H. Maagd Maria. Die Mens geworden God dat is Jezus Christus.

 

4° Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd is, gestorven en begraven: ik geloof deze vier feiten omtrent Jezus Christus:

i.) Zijn lijden.

ii.) Zijn kruisiging de Verlossing door Jezus Christus.

iii.) Zijn dood d. Zijn begrafenis.

 

5° Die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden: ik geloof deze twee feiten omtrent Jezus Christus:

i.) Zijn Nederdaling in het ‘Voorgeborchte der hel’

ii.) Zijn Verrijzenis, de Zondagmorgen.

 

6° Die opgeklommen is ten hemel en zit aan de rechterhand van God zijn Almachtige Vader: ik geloof deze twee feiten omtrent Jezus Christus:

i.) Zijn Hemelvaart.

ii.) Zijn verheerlijking als God-Mens in de hemel.

 

7° Van daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden: ik geloof dat er een ‘Laatste Oordeel’ zal plaats hebben, dat zal uitgesproken worden door diezelfde Persoon, Jezus Christus.

 

8° lk geloof in de Heilige Geest: ik geloof in het bestaan van de derde Persoon der H. Drievuldigheid.

 

9° De Heilige Katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen:

i.) Ik geloof dat Christus een Kerk heeft gesticht die, naar zijn wil katholiek moet zijn, dat is algemeen, bestemd voor alle mensen. Ik geloof daarom ook in het gezag van die Kerk over alle mensen.

ii.) Ik geloof in het bestaan van de drie grote groeperingen die tot deze Kerk behoren en die deze Kerk uitmaken:

a) de zegepralende. Kerk, de Hemel, de gelukzaligen;

b) de lijdende Kerk, het Vagevuur, de zielen die daar gelouterd worden;

c.) de strijdende Kerk, wij die nog op weg zijn naar de eeuwigheid, wij die nog strijden moeten voor onze zaligheid.

 

10° De vergiffenis van de zonden: ik geloof dat men van alle zonden vergiffenis kan bekomen.

 

11° De verrijzenis ven het vlees: ik geloof dat op het einde van de wereld eenieders lichaam terug zal verrijzen en weer met de ziel zal verenigd worden om met de ziel voortaan te delen in de eeuwige beloning of eeuwige straf.

 

12° Het eeuwig leven: ik geloof dat er na dit aardse leven nog iets komt, namelijk de eeuwige beloning of eeuwige bestraffing. Amen dit Hebreeuwse woord betekent dat men bekrachtigt, sterk bevestigt al wat voorafgaat of wat zo dadelijk volgt. Hier is dus de betekenis ‘Ja, ja, dit alles geloof is stellig’.

Christus' Koningschap wordt in het Symbolum duidelijk op drie plaatsen beleden:

i.) ‘Onze Heer’: artikel 2, c.

ii.) ‘en zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader’: artikel 6, b de verheerlijking van Christus in de hemel.

iii.) ‘Van daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden’: artikel 7 als Koning zal Christus al zijn onderdanen, alle mensen komen oordelen.

In 't Symbolum kunnen we duidelijk deze grote delen onderscheiden: Inleiding: 't geloof in de éne God: artikel 1, a; Eerste deel spreekt over God de Vader artikel 1, b, c; Tweede deel spreekt over God de Zoon, Jezus Christus: artikels, 2, 3, 4, 5, 6, 7. Derde deel spreekt voornamelijk over God de H. Geest: de volgende artikels.

Deze drie delen duiden ons de verhoudingen aan der drie goddelijke Personen tot de mens en de verhoudingen van de mens tot de drie, goddelijke Personen.

De leerlingen, vooral de oudere, zouden de tekst van het Symbolum volkomen moeten machtig zijn ook in die zin dat, wanneer men hun vraagt: geef artikel 8 aan, artikel 10, artikel 2, ze dadelijk weten te antwoorden en een korte omschrijving, weten te geven van wat er in bepaald artikel wordt aangeduid: dan pas mogen we vast zeker zijn dat ze hun ‘Symbolum’ niet louter meer opzeggen maar dat ze ook goed bewust zijn van de inhoud ervan.

VI. De Tien Geboden van God.

1° Bovenal bemin één God.

2° Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

3° Heilig steeds de dag des Heren.

4° Vader, moeder zult gij eren.

5° Dood niet, geef geen ergernis.

6° Doe »ooit wat onkuisheid is.

7° Vlucht het stelen en bedriegen.

8° Ook de achterklap en 't liegen.

9° Wees steeds kuis in uw gemoed.

10° En begeer nooit iemands goed.

 

Het formulier ‘De tien geboden’ is streng genomen geen gebed; het is een beknopte opgave van de goddelijke Wetgeving. De kinderen leren het ook van jongs af aan van buiten doch na een zekere tijd moet men hen meer bewust maken van de inhoud ervan.

De eerste drie geboden duiden onze verplichtingen aan jegens God. De overige zeven geboden wijzen ons op onze verplichtingen jegens ons zelf en jegens de evennaaste.

1° Bovenal bemin één God.

i.) Bovenal; onze liefde tot God moet alle andere liefde overtreffen. Waarom? Omdat God oneindig volmaakt, oneindig goed is, dus de hoogste liefde waardig; ook omdat God de Opperste Meester is over alles wat er bestaat, dus de hoogste onderwerping waardig.

ii.) Bemin: de menselijke wil gaat van natuur naar datgene wat goed is; dan moet die wil zich zeker ook het meeste hechten aan God die het hoogste Goed is. Dit moet de mens doen niet enkel met woorden en gevoelens maar ook door al zijn doen en laten in overeenstemming te brengen met die hoogste, aanbiddelijke Wil.

iii.) Eén God er is maar één Opperste Goed, namelijk de éne God en daarom mag en moet de hoogste liefde van de mens enkel gaan tot die éne God.

 

2° Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

De naam is als een symbool van de persoon; hij dus die misbruik maakt van iemands naam, misdoet tegen de persoon zelf.

i.) Zweer niet ijdel: God weet alles: men mag Hem niet lichtzinnig, om nietige redenen, tot getuige roepen van wat men bevestigt en zeker niet wanneer men liegt want dan maakt men God zelf leugenachtig wat een zeer groot kwaad is.

ii.) vloek noch spot: dat is God lasteren, het tegenovergestelde dus van ‘God beminnen’ en daarom juist de grootste zonde, althans indien het volkomen gemeend is.

 

3° Heilig steeds de dag des Heren.

Krachtens het eerste gebod moeten we God aanbidden en beminnen. Het derde gebod wijst op een bepaalde manier om God te aanbidden en te beminnen, door God zelf gewild.

i.) In het Oude Testament: door de Sabbatviering.

ii.) In de Nieuwe Testament: door de Zondagviering, nader vastgesteld door de H. Kerk die Christus' gezag over ons vertegenwoordigt.

De dag des Heren heiligen omvat twee zaken:

i.) De H. Mis horen.

ii.) Zich onthouden van slafelijke werken.

 

4° Vader, moeder zult ge eren.

Na het goddelijk gezag is het ouderlijk gezag het voornaamste gezag. Het vierde gebod betekent: ‘Eerbiedig alle gezag op aarde’ wat hier wordt uitgedrukt door te wijzen op het voornaamste menselijk gezag.

 

5° Dood niet, geef geen ergernis.

De mens is ziel en lichaam; beide behoren eerst aan God. Eerbiedig dus u zelf en anderen:

i.) naar lichaam, d.w.z. dood niet;

ii.) naar ziel; d.w.z. geef geen ergernis.

 

6° Doe nooit wat onkuisheid is.

Het zesde verbiedt alle uitwendige daden die gericht zijn op de voortplanting van het menselijk geslacht en die enkel met dat bepaalde inzicht in de huwelijke staat zijn toegelaten.

 

7° Vlucht het stelen en bedriegen.

Eigendomsrecht van eenieder eerbiedigen: ‘ieder ’t zijne’. Ieder mens heeft recht op datgene wat nodig is tot zijn levensonderhoud.

 

8° Ook de achterklap en het liegen.

Niemand nadeel berokkenen door onrechtzinnigheid in het spreken.

i.) Noch kwaadspreken noch lasteren.

ii.) Steeds de waarheid zeggen.

 

9° Wees steeds kuis in uw gemoed.

Het negende gebod verbiedt de inwendige onkuisheid, d.w.z. kwade gedachten, verlangens, genoegens tegen de kuisheid. De zonde ligt hoofdzakelijk in de wil: hij die de zonde oprecht wil heeft reeds gezondigd ook dan wanneer hij nadien de uitwendige daad niet stelt.

 

10° En begeer nooit iemands goed.

Vermijd ook de inwendige zonde van onrechtvaardigheid. Willen stelen is reeds zonde ook dan wanneer men het nadien niet ten uitvoer brengt.

V. De Vijf Geboden van de Heilige Kerk.

1° Zon en feestdag zult gij eren.

2° Op boet en Vrijdag vlees ontberen.

3° Houd de Vasten ongeschonden.

4° Biecht minstens eens per jaar uw zonden.

5° En nut rond Pasen 't Brood des Heren.

 

1° Zon en feestdag zult gij eren

De H. Kerk, die Gods gezag vertegenwoordigt duidt ons een bepaalde manier aan om het derde gebod van God te onderhouden: ‘Heilig steeds de dag des Heren’. Op die dagen moet men:

i.) De H. Mis bijwonen;

ii.) Zich onthouden van slafelijke werken. Die dubbele verplichting geldt in ons land op alle Zondagen en op de vier Hoogdagen: Allerheiligen, Kerstmis, O. L. Vrouw Hemelvaart en O. L. Heer Hemelvaart.

 

2° Op boet en Vrijdag vlees ontberen

Zich onthouden van vlees op alle Vrijdagen en ook nog op die dagen die ieder jaar door de Bisschoppen in hun Vastenbrief worden aangeduid.

 

3° Houd de Vasten ongeschonden.

Op die enkele dagen die ieder jaar door de Bisschoppen woeden aangeduid in hun Vastenbrief; op die dagen maar eens daags zijn volle nooddruft nemen.

 

4° Biecht minstens eens per jaar uw zonden.

Namelijk rond Pasen.

 

5° En nut rond Pasen 't Brood des Heren.

Een goede Paascommunie is verplichtend voor ieder christen mens en dit op zware zonde.

VI. Het Gebed Des Heren.

Onze Vader, die in de hemelen zijt,

Geheiligd zij Uw naam;

Uw rijk kome;

Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood;

En vergeef ons onze schulden,

gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.

En leid ons niet in bekoring;

Maar verlos ons van het kwade. Amen.

 

Op zekere dag vroegen de Apostelen aan O. L. Heer: ‘Meester, leer ons bidden’. En O. L. H. antwoordde: ‘Zó zult ge bidden: Onze Vader…’. Dit gebed is dus in volle waarheid het Gebed des Heren, door Christus, Onze Heer zelf gemaakt en aan ons voorgehouden.

Onze Vader: God is inderdaad onze Vader omdat Hij ons geschapen heeft, omdat Hij ons het bestaan, het leven heeft geschonken, omdat Hij ons bewaart en onze Voorzienigheid is (zie Mattheüs 6:25-33). God is onze Vader' op een gans bijzondere wijze door de heiligmakende genade die we ontvingen in het Doopsel en waardoor we in volle waarheid het goddelijk leven in ons ontvingen en dus kinderen zijn van God.

‘Onze Vader’: dit zij telkens weer de inzet van ons gebed, d.w.z. wanneer we bidden moeten we ons steeds voelen als kinderen tegenover hun vader; dat moet steeds de stemming, de geest zijn van ons gebed, zelfs dan wanneer we misdaan hebben en vergiffenis komen vragen. (Parabel van ‘De Verloren Zoon’). We zeggen niet ‘mijn Vader’ maar wel ‘Onze Vader’: inderdaad door de heiligmakende genade zijn we allen als broers en zusters onder mekaar, in Christus zo wijst O. L. Heer tevens op de aller innigste band van naastenliefde die ons steeds verenigd moet houden.

 

Die in de hemelen zijt: Onze Vader vertoeft vooral in de Hemel: dan moeten wij in al ons doen en laten, steeds de blik gericht houden naar de Hemel waar ons echte, ons eeuwige Vaderland is ‘Sterven’ is aankomen in ons Vaderhuis.

 

Geheiligd zij Uw Naam. Dat Gods naam, symbool van zijn Persoon, nooit gelasterd worde maar steeds geheiligd worde door ons zelf en door alle andere mensen: dit in woorden en in werken, door een voorbeeldig leven, in overeenstemming met Gods aanbiddelijke Wil.

 

Uw Rijk kome: Dat alle mensen deelachtig worden aan Gods drievoudige Rijk:

i.) Het Rijk der heiligmakende genade: dat alle mensen steeds in vriendschap mogen leven met God, in staat van heiligmakende genade en zo God laten heersen in hun ziel.

ii.) Het Rijk der H. Kerk: dat alle mensen zouden toetreden tot de Kerk die Christus gesticht heeft en waartoe allen worden geroepen.

iii.) Het Rijk des Hemels: dat alle mensen mogen zalig worden. Verder vragen we dat God, door zijn wetten van rechtvaardigheid en liefde, moge heersen in iedere maatschappij, in ieder land.

 

Uw Wil geschiede op aarde als in de hemel. De gelukzaligen in de hemel volbrengen Gods wil met de grootste vurigheid en volmaaktheid; mogen wij mensen die nog op aarde leven, dit eveneens zoveel mogelijk betrachten. Mogen de plannen van Gods Goedheid tegenover ons ten volle verwezenlijkt worden door onze vurige en trouwe medewerking.

 

Geef ons heden ons dagelijks brood.

i.) Geef ons het nodige voedsel voor onze ziel: de genaden, de Sacramenten waaronder vooral het brood der H. Eucharistie, de H. Communie.

ii.) Geef ons het nodige onderhoud voor het lichaam: voedsel, kleren, gezondheid.

iii.) Dagelijks, heden: wijst erop dat we niet te zeer bekommerd moeten zijn voor de toekomst maar kinderlijk moeten vertrouwen op onze Hemelse Vader (zie Mattheüs, 6:25-33).

 

Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren: We hebben allen misdaan in ons leven tegenover God en moeten Hem dus om vergiffenis vragen. ‘Vergeef ons zoals wij vergeven’ zodus:

i.) Als wij niet vergeven moet God ook niet vergeven.

ii.) Vergeef ons in de mate dat wij vergeven. Zo zal het ook zijn: dit getuigt God zelve in het Evangelie, op meerdere plaatsen, b.v. Mattheüs 5:23-24; Mattheüs, 18:21-35.

 

Leid ons niet in bekoring.

i.) Dat God die bekoringen van ons afwende die voor onze ziel noodlottig zouden zijn.

ii.) Dat God ons met zijn genade steunen om alle andere bekoringen te overwinnen.

 

Verlos ons van het kwade.

i.) Bevrijd ons van alle zieleleed: de hel, de duivel, de zonde, de ergste, de grootste kwalen.

ii.) Bevrijd ons van alle ellenden, beproevingen des levens, in zoverre dit overeenstemt met uw goddelijke Wil.

Amen: ja, mijn God dit alles vraag ik U, in volle rechtzinnigheid en met kinderlijke liefde.

VII. Het ‘Weesgegroet’.

Eerste deel: Lof gebed. Wees gegroet, Maria, vol van genade; de Heer is met U; gezegend zijt Gij boven alle vrouwen en gezegend is de vrucht van uw lichaam, Jezus.

In dit eerste deel loven we Maria om haar uitstekende voorrechten.

Tweede deel Smeekgebed. Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het van onze dood. Amen.

 

Wees gegroet, Maria, vol van genade: In naam van God zelf, begroet de aartsengel Gabriël Maria aldus: de volheid der genade, waarmee Maria begunstigd werd, heet hier haar eigen kenmerk dat Haar van alle andere mensen of engelen onderscheidt: ze is de ‘volle van genade’. Door die woorden loven we met de aartsengel Maria om haar uitstekendste voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis dat de ganadevolheid omvat.

 

De Heer is met U: God is met niemand zo innig verenigd als met Maria: dit omwille van:

i.) haar goddelijk Moederschap en

ii.) haar Onbevlekte Ontvangenis.

 

Gezegend zijt gij onder de vrouwen. Om wille van uw goddelijk Moederschap en om wille van uwe Onbevlekte Ontvangenis, zijt Ge, o Maria, de meest gezegende door God en de gelukkigste onder alle schepselen.

 

En gezegend is de vrucht uws lichaams Jezus. Jezus is volledig het kind van Maria, de vrucht van haar gezegende lichaam alleen. En welk kind? Welke vrucht? Jezus, de God-Mens, gezegende Vrucht.

 

Heilige Maria, Moeder Gods: Hier aanroepen we dus Maria, het heiligste onder alle schepselen; we aanroepen Haar als Moeder Gods en daarom juist ook onze Moeder in de bovennatuurlijke orde, in de orde der genade.

 

bid voor ons, wees onze Voorspreekster. Gij, Maria, Almachtig op het Hart van God omdat Ge de Moeder zijt van Christus, de God-Mens, en onuitsprekelijkgoed omdat Ge onze Moeder zijt.

 

arme zondaars, hier bekennen we diepnederig onze ellende, onze vroegere zonden en onze neigingen tot de zonde.

 

nu, op ieder ogenblik van ons leven blijven we even ellendig, noodlijdend en vragen we de voorspraak van Haar die is onze Moeder, de Middelares van alle genaden.

en in het uur van onze dood: bij de dood van haar goddelijk Kind stond Maria onderaan het kruis om Hem aan te moedigen en mede te lijden. Hier vragen we dat onze goede hemelse Moeder ook bij ons zou aanwezig zijn in dat bange uur dat we allen eens moeten doormaken en dat beslissen moet over onze eeuwigheid. Wanneer we in de loop van ons leven, dit honderden, ja duizenden malen zullen gevraagd hebben, dan mogen we vast vertrouwen dat onze goede Moeder in dat bange uur bij ons aanwezig zal zijn, zo niet op een zichtbare wijze – dat moeten we niet verlangen – dan toch op een geestelijke wijze, dus even werkelijk en dat ze ons zal bijstaan en steunen in die laatste beslissende strijd.

Amen: Ja, Maria, U loof en prijs ik om al uw uitstekende voorrechten, ja, zo vraag ik steeds uw werkdadige voorspraak voor mij, uw kind.

VIII. Het ‘Glorie Zij de Vader’.

Glorie zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest: Loftuiting tot de Allerheiligste Drievuldigheid, samen met het mysterie van de éne God, het grootste mysterie van onze heilige godsdienst. Is een uitstekend aanbiddingsgebed.

Gelijk het was in het begin, nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen: God was, God is, God zal zijn in alle eeuwigheid de éne God in drie Personen en daarom moet Hij immer en altijd als zodanig geloofd en geprezen worden, erkend als de opperste Majesteit over alles wat er bestaat.

Amen: ja, het zij zo.

IX. De Vier Akten.

A. Akte van Geloof.

Mijn Heer en mijn God,

ik geloof vast al wat Gij geopenbaard hebt en door de Heilige Kerk mij voorhoudt te geloven,

omdat Gij de opperste en onfeilbare Waarheid zijt.

In dit geloof wil ik leven en sterven.

Geloven is iets aannemen op het gezag van een ander. Twee voorwaarden worden vereist om rechtmatig te geloven:

i.) De persoon die we geloven moet spreken met kennis van zaken,

ii.) We moeten zeker zijn dat hij rechtzinnig is, dat hij ons niet bedriegt.

Die twee voorwaarden zijn in God verwezenlijkt op de meest volmaakte wijze:

i.) God weet alles.

ii.) God kan niet bedriegen want Hij is oneindig volmaakt.

Zodus is ons geloof in Gods woord op de stevigste gronden gebaseerd. God heeft in de loop der tijden gesproken tot het mensdom: in het oude Testament sprak Hij tot de Aartsvaders en profeten die het overmaakten aan het Joodse volk; in het Nieuwe Testament sprak Hij door de mond van Jezus Christus en van de Apostelen die tot het volk predikten. Dit woord van God heten we de Openbaring. Christus, die een Kerk stichtte, heeft die Openbaring (Oud en Nieuw Testament) toevertrouwd aan zijn Kerk met opdracht die schat van Gods Woord gaaf te bewaren en aan de mensen voor te houden; daartoe zou Christus zijn Kerk bijstaan op een gans bijzondere wijze wat Hij beloofde met deze woorden: “En zie. IK zal met u zijn tot het einde der wereld” (Mattheüs 28:20).

Mijn Heer en mijn God: we bidden hier rechtstreeks tot God; in Hem, van Wie we gans afhankelijk zijn, geloven we,

ik geloof vast: geen de minste reden tot twijfelen of aarzelen vermits we in God de hoogste waarborg hebben.

al wat Gij geopenbaard hebt: we kunnen niet het éne aannemen en het andere verwerpen: God is waarachtig in alles wat Hij ons meedeelde, openbaarde in het Oude en in het Nieuwe Testament.

en door de H. Kerk mij voorhoudt te geloven: de H. Kerk werd door Christus gesticht, vertegenwoordigt dus zijn gezag over ons. Aan die Kerk werd de schat der Openbaring officieel toevertrouwd en krachtens de belofte van Christus zal de Kerk die Openbaring steeds gaaf en trouw bewaren en aan de mensen voorhouden.

omdat Gij de opperste en onfeilbare Waarheid zijt: de dubbele hoogste waarborg van ons geloof:

i.) Gods alwetendheid.

ii.) Gods onkreukbare rechtzinnigheid.

In dit geloof wil ik leven: ik wil mijn leven schikken, niet volgens de beginselen van de bedrieglijke, valse wereld of van de verblinde eigen liefde, maar wel volgens de waarheden van ons heilig geloof, volgens de gegevens van de Openbaring.

en sterven: in die overtuiging wil ik volharden tot het einde toe.

 

B. Akte van Hoop.

Mijn Heer en mijn God,

ik hoop met een vast betrouwen van U te bekomen,

door de verdiensten van Jezus Christus,

het eeuwig geluk en de genaden om het te verdienen.

Omdat Gij oneindig goed zijt voor ons, almachtig en getrouw in uw beloften.

In deze hoop wil ik leven en sterven.

Om volledig op iemand te vertrouwen zijn er drie voorwaarden vereist;

i.) De persoon die aanspraak maakt op ons betrouwen moet een goed mens zijn.

ii.) Hij moet bij machte zijn ons zijn goedheid te tonen wanneer hij het wil.

iii.) Hij moet getrouw zijn aan wat hij ons beloofde te geven.

Deze drie voorwaarden zijn in God op de meest volmaakte wijze aanwezig

i.) God is oneindig goed, niets dan goedheid terwijl wij, mensen, steeds een mengsel zijn van goedheid en boosheid of althans van goedheid en zwakheid.

ii.) God is almachtig: niets of niemand kan Hem weerhouden zijn goedheid aan anderen te betuigen.

iii.) Gos is feilloos getrouw aan wat Hij beloofde. God beloofde ons de Hemel en bijgevolg Hij zal ons daartoe ook al de nodige genaden schenken: die het doel wil, wil ook de middelen die daartoe nodig zijn. God is oneindig volmaakt dus heel zeker getrouw aan rijn beloften.

Mijn Heer en mijn God: gebed rechtstreeks tot God gericht, onze Opperste Meester en Bron van alle goed.

ik hoop met een vast betrouwen: gesteund op de hoogste waarborgen, Gods oneindige Goedheid, Almacht en Getrouwheid.

van U te bekomen het eeuwig geluk: de beloofde hemel, ons laatste levenseinde, de verzadiging van al onze verlangens.

en de genaden: de nodige middelen om de hemel te verdienen.

om het te verdienen: we moeten met onze vrije wil met de genade medewerken.

door de verdiensten van Jezus Christus: de hemel was verloren door de zonde van Adam en Eva, doch Christus, de Verlosser, heeft ons de hemel en meteen de genaden die daartoe nodig zijn, herwonnen door zijn kruisdood op Calvarié. Hemel en genaden komen dus tot ons door de verdiensten van Christus en wij moeten die verdiensten van Christus op onze ziel toepassen door mee te werken met de genade

omdat Gij oneindig goed zijt voor ons, almachtig en getrouw in uw beloften: drievoudige, rotsvaste waarborg van ons betrouwen:

i.) God is oneindig goed.

ii.) God is almachtig.

iii.) God is zeker getrouw.

In deze hoop wil ik leven: in al mijn doen en laten zal ik steeds mijn laatste einde, de hemel voor ogen hebben en daarnaar zal ik steeds handelen; op die voorwaarde mag en zal ik steeds vertrouwen de nodige genaden te verkrijgen. Meer nog: in al mijn ondernemingen zal ik steeds steunen, vertrouwen meer op Gods genaden dan op menselijke krachten: dit op voorwaarde dat die ondernemingen ondergeschikt blijven aan mijn geestelijk welzijn, aan het welzijn mijner ziel.

Nooit zal ik wanhopen want ja, Gij, o mijn God, zijt oneindig goed en voor iedere zielstoestand, voor iedere beproeving, hebt Ge passende, meer dan toereikende genaden ter beschikking om ons erboven te helpen. Zolang de mens leeft, al is hij een grote zondaar, mag en moet hij betrouwen op Gods goedheid, op Gods genade.

en sterven: in deze hoop wil ik volharden; vooral in die laatste ogenblikken zal ik al mijn vertrouwen stellen op Gods oneindige goedheid en dus de beloofde Hemel verwachten.

 

C. Akte van Liefde.

Mijn Heer en mijn God, ik bemin U bovenal,

uit geheel mijn hart, uit geheel mijn ziel en uit al mijn krachten,

omdat Gij oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt.

En ik bemin mijn naaste gelijk mij zelf,

uit liefde tot U.

In deze liefde wil ik leven en streven.

De mens bemint van nature al wat goed is. Welnu God is het Opperste Goed en bijgevolg past het dat de mens God boven alles zou beminnen: in God alleen kan en zal 's mensen hart volle geluk vinden, tot algehele verzadiging. God moet dus, ook omdat Hij de Opperste Meester is, het allereerste voorwerp zijn van onze liefde en alle andere liefde, ook de liefde tot ons zelf moet ondergeschikt zijn aan onze liefde tot God.

Mijn Heer en mijn God: allereerste voorwerp van onze liefde.

ik bemin U: ik hecht me aan U en wil dat ook tonen in mijn werken.

bovenal: niets schat ik hoger vermits Gij het Opperste Goed zijt.

uit geheel mijn hart, uit geheel mijn ziel en uit al mijn krachten: omschrijving van ‘bovenal’

omdat Gij oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt: God is oneindig volmaakt. Oneindig goed, dus oneindig beminnelijk, oneindig onze liefde waardig.

en ik bemin mijn naaste: onze medemensen moeten we allen, zonder één enkele uitzondering, ook beminnen omdat ze allen schepselen zijn van God, door Hem bemind en geroepen zoals wij tot het eeuwig geluk des Hemels.

gelijk me zelf: dit geeft de maatstaf aan van onze liefde tot de evenmens: dus alle goed toewensen en alle kwaad van hen afweren zoals we doen voor onszelf.

uit liefde tot U: onze liefde tot de naaste en tot ons zelf moet ingegeven en geleid worden door onze liefde tot God en daaraan steeds ondergeschikt blijven God, Opperste Goed, behoudt steeds de voorrang.

In deze liefde wil ik leven: ik wil mijn hele leven door al mijn verlangens, al mijn daden bezielen met zo'n liefde: eerst U, mijn God, bovenal en daarna mijn naaste en mijzelf, ondergeschikt aan U.

en sterven: in die gesteltenis wil ik volharden ten einde toe ik verlang te sterven in God, d.w.z. met de volle veerkracht van mijn wil op God gericht en ook in verzoening en in liefde tegenover al mijn medemensen, ook jegens hen die me misdeden, zoals Jezus ons leerde bidden: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren’.

 

D. Akte van Berouw.

Mijn Heer en mijn God,

het is mij leed dat ik tegen uw opperste Majesteit misdaan heb.

Ik verfoei al mijn zonden,

niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend,

maar vooral omdat ze U mishagen,

die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt.

Ik maak het vast voornemen mijn leven te beteren en de gelegenheden tot zonde te vluchten.

In dit berouw wil ik leven en sterven.

De mens is zwak en blijft niet altijd trouw God beminnen op die manier welke hoger werd aangegeven in de akte van liefde: daarin juist is de zonde gelegen. De mens wijkt af van God om zich te zeer aan 't schepsel te hechten. De akte van berouw is in des grond een akte van liefde die zich uitdrukt in een rechtzinnig leedwezen over de zonde waardoor men afweek van de ware liefde tot God: het is een liefdevolle terugkeer naar Hem die is ons Opperste Goed.

We hebben allen misdaan in ons leven, we moeten allen tot God bidden: s Vergeef ons onze schulden... a we moeten dus allen nu en dan eens in volle rechtzinnigheid en deemoed de akte van berouw bidden en zeker nog eens bij het einde van ons leven om zodoende onze ziel volkomen te zuiveren van alle zondevlekken.

Mijn Heer en mijn God: God, allereerste voorwerp van onze berouwvolle liefde.

het is mij leed dat ik tegen Uw opperste majesteit misdaan hebt: de zonde is een miskennen van God, als opperste Majesteit en hoogste Goed: die verkeerde daad moeten we, als het ware, willen ongedaan maken, moeten we betreuren.

Ik verfoei al mijn zonden: de zonde is het grootste kwaad, we moeten ze dus rechtmatig verfoeien, haten, al mijn zonden: het is niet mogelijk God rechtzinnig te beminnen wanneer we voor het éne zijn Wil trouw nakomen en voor het andere die Wil misprijzen: wie God oprecht bemint – en daartoe zijn we gehouden – moet alle zonden vermijden.

niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend: dit zou zijn een onvolmaakt berouw, ingegeven door de vrees voor straffen (hel, tijdelijke straffen), ingegeven dus meer door eigenliefde dan wel door liefde tot God.

maar vooral omdat ze U mishagen: volmaakt berouw, ingegeven door zuivere liefde tot God,

die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt: dezelfde woorden als in de ‘Akte van Liefde’, woorden die de reden aanduiden waarom God bovenal moet emind worden. Diezelfde reden wettigt dan ook ons volmaakt berouw jegens de oneindigvolmaakte, oneindigbeminnelijke God.

Ik maak het vast voornemen mijn leven te beteren: waar berouw, ware liefde is niet beperkt in de tijd, moet zich ook uitstrekken over de toekomst. Men kan niet rechtzinnig tot God zeggen ‘Ik heb spijt over mijn zonden tot morgen vroeg of tot de volgende week’: zo 'n spijt is niet gemeend, kan niet gemeend zijn. Zodus ligt er in ieder rechtzinnig leedwezen tegelijk opgesloten het vaste voornemen nooit meer te herbeginnen.

en de gelegenheden tot zonde te vluchten: die het doel wil moet ook de middelen gebruiken: die zich niet wil verbranden moet vermijden met vuur te spelen. Bovendien is de mens zo zwak dat, indien hij zich vrijwillig stelt in de gelegenheid tot zonde, hij bijna onvermijdelijk in de zonde zal vallen; dat is nog veel meer waar wanneer die gelegenheid een naaste gelegenheid is. Wie dus oprecht de zonde wil vermijden moet eveneens de gelegenheden daartoe zorgvuldig vermijden, zo niet is zijn voornemen niet gans rechtzinnig en bijgevolg is zijn berouw evenmin rechtzinnig.

In dit berouw wil ik leven: ik blijf steeds betreuren al wat er verkeerd is geweest in mijn vroeger leven en zal steeds zorgvuldig vermijden te hervallen dit uit zuivere liefde tot God, die oneindig beminnelijk is.

en sterven: in die gesteltenis wil ik sterven, met volle leedwezen over al de zonden van mijn leven waardoor ik mijn oneindig beminnelijke God miskende; in die gesteltenis wil ik mijn ogen voor immer sluiten en overgaan ter eeuwigheid.

X. Aanroepingen Onder het Lof.

Dit zijn lofbetuigingen die we aan God en zijn heiligen toewensen; dit op een meer plechtige wijze, neergeknield voor het Allerheiligste Sacrament.

1° Gezegend zij God én in onze woorden én in onze daden: het is een biddend antwoord op het eerste gebod van God.

2° Gezegend zij zijn heilige Naam: biddend antwoord op het tweede gebod van God, gelijkluidend met de eerste vraag van het ‘Onze Vader’ ‘Geheiligd zij uw Naam’.

3° Gezegend zij Jezus Christus, waarachtig God en waarachtig mens: is een geloofsbelijdenis in de Godheid en de Mensheid van Christus: we wensen dat Christus steeds als God en Mens worde erkend.

4° Gezegend zij de Naam van Jezus: de naam is het symbool van de persoon. Deze wens is een eerherstel voor de menigvuldige godslasteringen van boze mensen.

5° Gezegend zij zijn allerheiligste Hart: eerherstel voor de miskenning de laster waarvan Christus' liefde steeds het voorwerp is geweest. De ware godsvrucht tot het H. Hart sluit noodzakelijk in dat men dit H. Hart eerherstel brenge vermits Jezus zelf dit heeft gevraagd.

6° Gezegend zij Jezus in het allerheiligste Sacrament des Anders:

a) Lof tot Jezus' Liefde sacrament.

b) Eerherstel voor de miskende Liefde van Jezus in zijn Sacrament.

c) Eerherstel voor de heiligschennissen: heiligschennende communiën, heiligschennende diefstallen en onteringen.

7° Gezegend zij de hoogverheven Moeder Gods, de allerheiligste Maagd Maria.

a) We brengen hier lof aan Maria, het volmaaktste onder alle schepselen Gods om wille van haar goddelijk Moederschap en hare Onbevlekte Ontvangenis.

b) We brengen tevens eerherstel aan Maria voor de smaad en miskenning Haar aangedaan door ongelovigen en ketters.

8° Gezegend zij haar heilige en Onbevlekte Ontvangenis. De Onbevlekte Ontvangenis is met 't Goddelijk Moederschap, Maria's grootste voorrecht waaraan we hier bijzonder hulde brengen.

9° Gezegend zij hare glorierijke Opneming ten Hemel: eveneens een geloofspunt dat op 1 november 1950 door Paus Pius XII plechtig werd afgekondigd: ook aan dit uitzonderlijk voorrecht van Maria brengen we hier een uitdrukkelijke hulde.

10° Gezegend zij de Naam van Maria, Maagd en Moeder. De naam is het symbool van de persoon en daarom loven we terecht ook Maria's Naam.

Maagd en Moeder: hier loven we 't mirakel dat God in Maria wrocht door Haar tot zijn Moeder uit te verkiezen en tevens haar maagdom te laten behouden.

11° Gezegend zij de heilige Jozef, haar zeer zuivere Bruidegom. We brengen hulde aan S. Jozef om zijn uitzonderlijke heiligheid en zuiverheid die de redenen waren van zijn uitverkiezing tot Bruidegom der Onbevlekte Moeder Gods.

12° Gezegend zij God in zijn Engelen en in zijn Heiligen. De Engelen en Heiligen zijn in Gods genade voor eeuwig bevestigd; weerkaatsen dus in zich in mindere of meerdere mate Gods volmaaktheid; verdienen dus terecht om die reden de lof die we hen hier toebrengen.

Zo zijn dan deze aanroepingen, in aanwezigheid der H. Eucharistie, plechtige lofbetuigingen tot God en zijn meest verhevene schepsels in wie zijn volmaaktheden het rijkst verwezenlijkt zijn; ze gelden tevens als een plechtig eerherstel voor hen die dit niet willen erkennen of zelfs versmaden.

XI. Het ‘Angelus’.

Het Angelusgebed wordt gebeden 's morgens, 's middags en 'm avonds. Het is een van de schoonste gebruiken waardoor we Maria, onze Hemelse Moeder best vereren. Vooreerst is het gebed doorweven met drie. Weesgegroeten waarvan ieder telkens de verhalende tekst onderlijnt. Het Angelus is een Geloofsbelijdenis in deze twee grote mysteries: de Menswording van God de Zoon en het Goddelijk Moederschap van Maria, twee mysteries die mekaar wederzijds insluiten. Deze twee mysteries waren de inzet van onze Verlossing die zou bekroond worden met de Verrijzenis van Christus, onderpand van onze toekomstige Verrijzenis, althans indien we, met de hulp der genade die we daartoe afsmeken in het eindgebed onze medewerking verlenen.

1° Het verhaal der Menswording (zie Lukas 1:28-38).

1a) De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt: hier belijden we ons geloof in het feit der goddelijke Boodschap door bemiddeling van de aartsengel Gabriël.

1b) En zij heeft ontvangen van de H. Geest: hier belijden we ons geloof in de miraculeuze Menswording van God de Zoon en het goddelijk Moederschap van Maria.

2a) Zie de dienstmaagd des Heren

2b) Mij geschiede naar uw woord: (Lukas 1:38) Maria onderwerpt zich nederig en volledig aan de almachtige Wil van God, geeft haar volle toestemming in het goddelijk voorstel dat Gabriël deed. Door deze woorden belijden we ons geloof in die hoogst heilige gebeurtenis.

3a) En het Woord is vlees geworden: (Johannes 1:14) Op het ‘ja’ woord van Maria is God de Zoon ogenblikkelijk mens geworden dit belijden we hier in aanbiddend geloof.

3b) En het heeft onder ons gewoond: (Joannes 1:14). De God-Mens, dat is Jezus Christus heeft in Palestina onder de mensen gewoond en geleefd: dit belijden we dus hier met even diep geloof.

2° Smekende aanroeping.

4a) Bid voor ons, Heilige Moeder Gods;

4b) Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Hier vragen we aan Maria, wier goddelijk Moederschap we zo pas beleden hebben en die we daarom heten de ‘Moeder Gods’ dat Zij ons door hare smekende Almacht zou helpen onze zaligheid – voorwerp van Christus' beloften tot ons – te bereiken.

3° Het Gebed:

5) Wij bidden U, o Heer, stort uw genade in onze harten, opdat wij die door de boodschap van de Engel de Menswording van Christus uw Zoon gekend hebben, door, zijn lijden en kruis gebracht worden tot de glorie van de verrijzenis. Door dezelfde Christus onze Heer. Amen.

Amen: nog een laatste vrome bevestiging van al wat voorafgaat.

 

[1] Symbolum: geloofsbelijdenis: symbolum apostolorum, de apostolische geloofsbelijdenis in twaalf artikelen; symbolum Nicaeno-Constantinopolitanum, het grote credo, de geloofsbelijdenis in de eucharistieviering.