Dinsdag na 1ste zondag in de Vasten

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Dinsdag na 1ste zondag in de Vasten

Thema: De misliturgie is erop gericht, om mij een hoge godsgedachte en een levendig godsverlangen in te prenten, met één woord, om mij diep godsdienstig te maken.

I. Gedachten ter overweging.

Mijn broeder, zeg nu eens diep-ernstig tot uzelf: ter gelegen­heid van deze vasten moet ik aan mijn leven opnieuw zijn juiste richting geven, ik moet het terugvoeren op het rechte spoor, dat naar mijn eindbestemming loopt. Mijn leven hier op aarde is een God-zoeken; de mens is een God-zoeker.

Mijn leven hiernamaals is een God-vinden, een God-bezitten in eeuwige verzadigdheid van al mijn verlangens. Misschien heb ik mijn leven op een ander doel gericht: op goud-zoeken, of genot-zoeken, of eer-zoeken. Zo ja, dan ben ik op een verkeerd spoor verdwaald; ik moet terug tot aan de wissel, om op­nieuw op 't juiste spoor te komen: dat is “mij bekeren.” En daarna in volle vaart naar God, steunend op Gods almachtige bijstand: dat is leven volgens de kristelijke hoop.

Luister, mijn broeder, naar de vermaning, die de profeet Isaias ons geeft in 't Epistel. Hij roept alle volkeren op tot het Messianisch rijk, 't rijk van God, dat in aantocht is: Zoekt de Heer, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, want Hij is na­bij. Dat de zondaar zijn boze werken late, en zijn schuldige verlangens, om terug te keren tot God die zich, als een goede vader over zijn verloren zoon - over hem zal ontfermen, want de barmhartigheid van de Heren is zonder palen. Op Gods beloften kunnen we staat maken; zijn raadsbesluiten en zijn liefdewerken overtreffen oneindig de bekrompen gedachten en werken der mensen. Zoals regen en sneeuw vruchtbaar­heid brengen aan de aarde, zo blijft Gods woord nooit on­vruchtbaar: zijn belofte gaat altijd in vervulling.

In 't Evangelie is 't Jezus zelf, die ons leert welke houding we moeten aannemen ten overstaan van God. De Meester treedt de tempel binnen, en vindt die veranderd in een soort markt. Verontwaardigd drijft Hij al die zakenmensen naar buiten, gooit de tafels der wisselagenten omver ... het geld rinkelt over den vloer! En dan spreekt Hij met goddelijk gezag: Mijn huis is een huis van gebed, niet een rovershol. En terzelfder tijd gaat wondere kracht van Hem uit, kracht, die blinden en kreupelen geneest; en de kinderen jubelen hun dank en loflied uit: Hosanna de zoon van David!

Mijn broeder, wat is Gods huis in uw leven? Is het een huis waar ge komt bidden, dat is, waar uw ziel opklimt naar haar einddoel, God; waar ge verlichting komt zoeken voor uw blind­heid, steun voor uw krankheid, om naar God te kunnen opgaan; waar ge uw dank komt uitjubelen voor de weldaden, waarmede Gods goedheid uw betrouwen heeft beloond?

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Mijn broeder, verwek in uw ziel de gevoelens, die uw Moeder, de H. Kerk, ons voorzegt in het sacrificie der mis:

Heer, mijn doel en mijn toevlucht zijt Gij, God, de eeuwige, de enige die “is”, en die blijft (Intr.).

Moge mijn gebed tot U opstijgen, Heer, als een welgevallig offer. Te dikwijls schijnt ons bidden alleen door baatzucht in­gegeven. Lijken we niet te veel op de “handeldrijvenden in de tempel”, als we deze of gene - meestal bloot stoffelijke - voordelen door ons bidden willen loskrijgen? Vooral, leer mij, Heer, mijn handen tot U verheffen, niet alleen in zelfzuchtig bedelen, maar in een offeren van mijzelf met al mijn behoef­ten (Grad.).

Heer, ik heb betrouwen op U, een blind en grenzeloos be­trouwen, want Gij zijt mijn God, en mijn lotsbestemming ligt in Uw handen (Offert.).

Hoe zou ik wantrouwig kunnen zijn voor de toekomst, als ik bedenk, hoe Gij mij in 't verleden hebt verhoord en uit de nood geholpen (Comm.)?

Smekingen. Wat ik vraag, o Heer, 't is dat mijn ziel, door versterving gelouterd, schittere voor Uw aanschijn door heilige verlangens naar U (Coll.);

't Is dat ik met U mocht verzoend zijn, en dat Gij ons zoudt bevrijden van de gevaren die uw gelovig volk bedreigen (Secr. Or super pop.);

't Is dat ik uiteindelijk tot het bezit van Uzelf gerake, waar het deelnemen aan de Eucharistie een onderpand van geeft (Post­comm.).

In de mis, mijn broeder, zult gij met nadruk in het Pater noster, met de priester medebidden: Adveniat regnum tuum, Vader, dat Uw rijk kome in mij, dat ik U gans en geheel toe behore: “Alles tot meerdere eer en glorie van God”; buiten mij, dat allen over de ganse wereld zich bukken onder uw zoete juk!

Besluit.

Ik wil de dag hoopvol inzetten, hoopvol doorbrengen, de blik gevestigd op mijn laatste doel. God is mijn heil, God is mijn hoop. En 'k zal van tijd tot tijd herhalen: In deze hoop, volgens deze hoop, wil ik leven en sterven! H. Hart van Jezus, ik vertrouw op U, blindelings, met mijn ogen toe!