Dinsdag na Palmzondag

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Dinsdag na Palmzondag

Thema: Jezus toonbeeld van verduldigheid en van vertrou­wen in het lijden.

I. Gedachten ter overweging.

De Goede Week wordt ook nog de strenge week genoemd, waarin we het eens oprecht zullen menen met 't boete-doen: ik zal een versterving bepalen, die ik mij zal opleggen; de ver­zoeningsweek: met de openbare boetelingen uit de oudheid zal ik alleszins op Witte Donderdag de vredekus van God in de H. Kommunie ontvangen; de bidweek: door het bijwonen der kerkelijke diensten en door de nachtaanbidding van Witte Don­derdag, zal ik aan het gebed een groter aandeel geven dan naar gewoonte.

De Kerk, in haar liturgie, laat ons weer schouwen in de af­grond van 's Meesters lijden, van zijn lichamelijk lijden, maar vooral van zijn zielelijden.

Luister, broeder, hoe Jeremias in 't Epistel bidt te midden de vervolgingen, die hij van zijn vijanden te verduren heeft, treffen­de voorafbeelding van Onze Lieven Heer, in zijn Passie. “Heer, Gij hebt mij de plannen van mijn vijanden doen zien. Ik zelf was als een argeloos lam, dat naar de slachtbank wordt geleid. Ik wist niet eens, dat zij aanslagen tegen mij smeedden. (Jezus integendeel wist het wel, en leverde zich vrijwillig over). Komt, zo spreken zij, laten we de boom in zijn volle kracht vellen, Hem uit het land der levenden rukken, zodat zijn naam niet meer wordt genoemd. Heer der legermachten, rechtvaar­dige rechter, die harten en nieren doorgrondt, laat mij zien, hoe Gij hun kwaad zult straffen, want U vertrouw ik mijn recht toe[1]”.

Na de voorafbeelding, zie nu, in 't Passieverhaal volgens Sint Marcus, de vervulling: hoe Christus voor ons geworden is het ware Lam Gods, dat wegneemt de zonden van de wereld; hoe Hij zich laat vangen, al weet Hij dat 't verraad van Judas de uit­voering van de plannen van zijn vijanden heeft doen verhaasten; hoe Hij zich naar de slachtbank laat leiden, alsof zijn macht Hem verlaten had; hoe Hij eindelijk sterft na geroepen te hebben, als ware Hij vereenzelvigd met de zonde, en bekleed met de vloek van God: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”!

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens

Het hoofdgevoelen, dat door de voorafgaande ge­dachten moet opgewekt, wordt aangegeven in het Introit., Broe­der, leg nu uw scepticisme af, dat scepticisme, dat men in de wereld zo graag ten toon spreidt, als ware het een teken van superioriteit; word weer eens eenvoudig, gelovig kristen. Dat anderen zich beroemen op hun schatten, op hun macht, op hun afkomst en hun blazoen, op de heldendaden van hun voor­vaderen, of op de grote dingen, die ze zelf hebben verricht: voor mij, mijn roem, mijn eer, mijn glorie, mijn rijkdom, mijn adel, mijn fierheid, is 't Kruisbeeld daar aan de muur in mijn woning, niet onzichtbaar, hoog boven een grote spiegel, of weggestopt in een hoek, maar op de ereplaats, dat iedereen, die binnenkomt, het moet zien. Mijn roem, mijn fierheid, is 't kruiske, dat vader en moeder van kindsbeen af op mijn voor­hoofd hebben geprent en dat ik, op mijn beurt, iedere morgen en iedere avond, met vaderlijke fierheid, op het hoofdje van mijn kinderen druk; 't is 't kruisteken, waarmede ik mijn eigen ledematen teken, niet beschaamd en bedeesd, niet haastig, in het verborgen, als deed ik iets onbetamelijks of iets belachelijks, maar schoon, eenvoudig, openlijk, fier. Het kruisbeeld, dat ik zie, het kruisteken, dat ik maak, doet voor mijn geest het heilig Kruis oprijzen, waaraan Jezus-Christus eens voor mij doodbloed­de, Jezus-Christus, mijn heil, mijn leven, mijn verrijzenis, mijn zaligheid, mijn redding en mijn verlossing! Weg dan uit mijn ziel met alles, wat gelijkt op een ergernis als die der Joden, of op de spotlach der heidenen tegenover het heilig Kruis! Ik geloof in het Kruis, ik hoop op het Kruis, ik bemin het Kruis. Gegroet Kruis, mijn enige hoop!

Smekingen

Smeken we met de goddelijke Lijdensman om bescherming tegen allen, die ons kwaad willen berokkenen naar lichaam of naar ziel (Grad., Offert.), die ons bij de anderen belasteren of bespottelijk maken (Comm.). Bidden wij: O God, verleen mij zó Christus' Kruis in mijn leven te vereren, dat ik deelachtig worde aan zijn Verlossing (Coll.).

Heer, ik verenig mijn boete, als mijn kruisoffer, met het bloe­dig offer van Christus, dat we in de mis herdenken en U opnieuw aanbieden (Secr.), opdat mijn zielewonden genezen worden en mijn eeuwigheid verzekerd (Postc.) !

Heer, moge uw barmhartigheid mijn hart zuiveren van de oude desem, die erin woekert, de desem van twijfelzucht en ongeloof, en mij bekwaam maken tot een heilig nieuw leven, (Or. super pop.), een leven, gebouwd op mijn geloof in 't Kruis. Ik vraag het U, door mijn gekruiste Broeder, Jezus-Christus.

Besluit.

Vandaag wil ik mijn kruisteken telkens met eerbied maken.

Vandaag wil ik minstens éénmaal opkijken naar het kruisbeeld in de huiskamer en inwendig bidden: Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons de vrede!

 

[1] Naar de   Petrus Canisius -vertaling, R. K. Boekcentrale, Amsterdam.

1936.