Donderdag na Passiezondag

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Donderdag na Passiezondag

Thema: God is oneindig barmhartig.

De H. Mis van vandaag schijnt wel de verzoeningsmis te zijn, die oorspronkelijk op Witte Donderdag opgedragen werd in de ceremonie der verzoening van de openbare zondaars. Deze wer­den op Aswoensdag met as bestrooid en met boeteklede­ren omkleed, en dan, voor de duur van de Vasten “ge-excom­municeerd”, dat is, buiten de gemeenschap van de gelovigen gesloten. Op Witte Donderdag werden ze opnieuw in de ge­meenschap binnengeleid, geabsolveerd en tot de Heilige Eucha­ristie toegelaten. Toen later de publieke boete en de verzoening vervallen waren, werd het formulier van de verzoeningsmis op vandaag verschoven, daar in 't begin de Donderdagen geen statie-dagen waren, en dus geen eigen mis hadden.

I. Gedachten ter overweging.

Broeder, vandaag moeten we ons die eindeloze rij “arme zondaars” voorstellen, die sedert de eerste tijden der Kerk tot op onze dagen, hetzij publiek, hetzij in 't geheim, van hun zon­den zijn ontslagen geworden; en uit de dood der zonde tot een nieuw leven opgewekt. Wie weet, moeten ook wij niet opnieuw in die rij onze plaats gaan innemen, om Gods vergiffenis af te bedelen. De H. Mis van vandaag is zeer goed geschikt om ons tot de paasbiecht voor te bereiden.

Luister, broeder, naar 't Epistel. 't Is een roerend gebed tot God, tijdens de Babylonische ballingschap, omdat de heilige stad Jerusalem en de tempel verwoest lagen: gebed, smekend om barmhartigheid, ontferming en verlossing. “Heer, onze God, geef ons niet prijs voor immer, en verijdel uw verbond niet. Onttrek ons uw barmhartigheid niet, omwille van uw beloften aan onze voorvaderen. Heer, om onze zonden zijn we geworden tot het kleinste aller volkeren, door allen misprezen. Geen brand­offers worden U meer gebracht. Maar wij bieden U het offer aan van een vermorzeld hart en van een gebogen hoofd: moge het U welgevalliger zijn dan alle brandoffers. Wie op U betrouwt, wordt niet beschaamd. Thans willen we U volgen uit ganser harte en U vrezen en U zoeken: handel met ons naar uw goe­dertierenheid en volgens uw mateloze barmhartigheid”!

Wat een heerlijk gebed voor een boetende ziel!

Doch zie nu, in 't Evangelie, naar 't antwoord van God op de rouwmoedige schuldbekentenis van de zondaar. Gij hebt dit verhaal honderden malen gelezen en gehoord, en toch blijft het altijd nieuw, altijd actueel en altijd diep-aangrijpend, omdat we er ons zelf in terugvinden. Jezus, door een farizeëer tot 't eetmaal uitgenodigd, is midden andere genodigden aan tafel. En zie, daar treedt een vrouw binnen, een vrouw “die in de stad een zondares was”. Zij valt aan Jezus' voeten, besproeit ze met haar tranen en droogt ze af met haar haar. En ze kust zijn voeten en zalft ze met reukwerk. Wat een Farizeër zou gedaan hebben, indien zo een vrouw hem naderde, valt niet te betwijfelen: hij zou ze als een hond buitengeschopt hebben! Jezus, die de inner­lijkste gedachten leest, neemt de verdediging op van die rouw­moedige zondares tegen zijn gastheer: “Veel zonden zijn haar vergeven, omdat zij veel bemind heeft”. En zich tot de vrouw wendend, spreekt Hij, midden de ontsteltenis der tafelgenoten: “Uw zonden zijn u vergeven ... uw geloof heeft u gered: ga in vrede”.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Dank, dank, o Jezus, omdat Gij onze menselijke zwakheid niet, zoals de farizeën, met walging van voor uw voe­ten hebt weggeschopt. Ook ik, Heer, geloof in U, ook ik bemin U: in dit geloof en in deze liefde belijd en betreur ik mijn zonden. Heer, laat mij ook dat zalig woord horen: “Uw zonden zijn u vergeven: ga in vrede”!

Belijden wij dan, broeder, met alle boetelingen: Wij hebben uw straffen verdiend, Heer, want wij hebben gezondigd en naar uw geboden hebben wij niet geluisterd. Om de glorie van uw naam, handel met ons volgens uw eindeloze barmhar­tigheid. Hoe gelukkig zullen we ons voortaan achten, naar uw wet te handelen (Intr.).

In 't land der zonde hebben we gezeten als in ballingschap, en we hebben geweend, als we dachten aan ons land, 't land der Godskinderen (Offert.).

't Is uw woord, Heer, dat mij nieuwe hoop heeft gegeven, en mij heeft opgericht, toen ik ten gronde lag (Comm.).

Smekingen. Samen met alle boetelingen laten we smeken: God, door onze ongebondenheid hebben we de waardigheid van onze menselijke natuur gewond: Gij die almachtig zijt, geef aan onze onthouding de kracht, om onze gewonde natuur te genezen en te herstellen (Coll).

Heilig, Heer, de gaven, die we U offeren, opdat ze voor ons worden tot voedsel in 't tegenwoordig leven, en tot onderpand van het eeuwig leven (Secr.). Maar daarom, geef ons, dat we de H. Eucharistie niet alleen met de mond maar met een zuiver hart ontvangen (Postc.).

Heer, geef, dat wij voortaan verachten, wat U mishaagt, en ons geluk zoeken in 't naleven van uw geboden. (Or. super pop.).

Besluit.

Van mijn paasbiecht wil ik een volkomen bekering maken.