Bedevaart Gorcum - Brielle

Aug
31
-
Gorcum / Den Briel

Groep volwassenen 2023

Ook in 2024 zullen wij op bedevaart gaan van Gorcum naar Den Briel "de 19 indachtig wiens offer God beviel".

Meer info volgt!

De Heilige Martelaren van Gorcum

     Op 1 april 1572 maakten zich de woeste Watergeuzen meester van Den Briel; aan hun hoofd stond de wrede Lumey van der Mark. Deze afschuwelijke godsdiensthater maakte het stadje tot een folterplaats, waar zijn fanatieke woede zich koelde op onschuldige priesters en kloosterlingen. Zijn kapiteins, die de omstreken afliepen, hadden als opdracht “alle papen en hunne complicen” (geestelijken en vurige katholieken) te vangen en naar Den Briel te brengen. In datzelfde jaar 1572 werden meer dan 100 weerloze katholieken, waaronder 95  kloosterbroeders of priesters uit geloofshaat ter dood gebracht.

Op 26 juni viel de stad Gorcum,  met Lenaert Vechel als pastoor, in handen van de Watergeuzen. Bij de overmeestering van het kasteel van de stad door Marinus Brant werden 19 geestelijken in strijd met zijn erewoord en gezworen eden gevangen gehouden. Door de dweepzieke soldaten werden zij op de laagste wijze bespot. De kapelaan Claes Poppel staken zij een geladen pistool in de mond en dreigden hem dood te schieten als hij nu nog beleed, wat hij altijd had gepreekt. Hij beleed zijn geloof in Christus’ tegenwoordigheid in het H. Altaarsacrament. De soldaat schoot niet, maar deed hem het koord van een van de Franciscanen om de hals, wierp het einde over een deur en trok Claes omhoog. Daarna liet hij hem met geweld plotseling vallen en herhaalde die onmenselijkheid, tot de martelaar bijna gewurgd was. Op diezelfde wijze werd de gardiaan (overste van de Franciscanen) Claes Pieck mishandeld, tot hij als dood was. Toen liet men een vlam in zijn oren, neus en mond spelen om te zien, of hij nog leefde, en lieten hem voor dood achter. Hij was niet overleden, maar kreeg zijn krachten terug, en leed en stierf met de anderen.

Vier van de gevangenen vielen af en verloren de kroon van het martelaarschap; twee van deze ongelukkigen zijn later tot inkeer en berouw gekomen.

Lumey zond uit Brielle de onwaardige Jan van Omal, een afgevallen priester, om de martelaren naar zijn moordhol over te voeren. Onderweg werden de halfnaakte belijders te Dordrecht op on terende wijze bespot en voor geld tentoongesteld, zodat ieder hen naar hartenlust kon beledigen. In Den Briel aangekomen werd hun aantal vermeerderd met Adriaan van Hilvarenbeek en Jacques Lacops, de pastoor en de kapelaan van Monster, en Andries Woutersz, de pastoor van Heinenoord, die door de trawanten van Lumey werden aangebracht. Door de gevangenneming van Jan van Hoornaer, een Dominicaan die in Gorcum de HH. Sacramenten had toegediend, was het oorspronkelijk 19-tal weer volledig.

De geloofsbelijders werden in Den Briel door de wrede Lumey en de fanatieke soldaten en het volk op de laagste wijze bespot en mishandeld. Men sloot hen op in een afzichtelijk vuil kerkerhol, en trachtte op allerlei wijze hen tot afval te brengen. De punten, waarover zij het meest werden aangevallen, en waarvoor zij hun leven ten beste gaven, waren vooral, de waarachtige tegenwoordigheid van Christus in het H. Altaarsacrament en de erkenning van het oppergezag van de Paus.

De Katholieken van Gorcum hadden een gezantschap naar de Prins van Oranje afgevaardigd en van hem een bevel tot vrijlating van de geestelijken verkregen. Brant zond een afschrift van dat bevel aan Lumey, doch toen deze bemerkte, dat men hem slechts een kopie van de brief van de prins had gestuurd, gaf hij in een vlaag van woede en dronkenschap bevel de martelaren aanstonds nog in de nacht van 8 op 9 juli op te hangen. Dit vonnis werd uitgevoerd in het overblijfsel van een schuur van het verwoeste klooster Ten Rugge ten zuiden van de stad. De geloofshelden offerden hun leven met moed en standvastigheid en behaalden zo de palm van de eeuwige zegepraal in de hemel. De lichamen van de martelaren werden nog na de dood op de meest barbaarse wijze onteerd en verminkt, en in twee grote putten neergeworpen. Later zijn hun overblijfselen door de katholieken in het geheim met eerbied verzameld en naar Brussel overgebracht.

Op 24 november 1675 werden de 19 Martelaren van Gorcum zalig verklaard, en Paus Pius IX plaatste hen op 29 juni 1867 plechtig onder het getal van de Heiligen.

Uit: “Levens en Legenden van Gods lieve Heiligen” door Fr. M. Frumentius, C.M.v.B., 1923