De H. Hunger (+ 866, feest 22 december)

De Heilige Hunger of Hungarius was bisschop van Utrecht in een heel zware tijd. Het machtige Frankische rijk van Karel de Grote was overgegaan op zijn zoon Lodewijk de Vrome. Deze Lodewijk verdeelt het onder zijn drie zonen. Deze drie zonen echter bestrijden elkander telkens weer of ze stoken de Noormannen op om bij hun buurman binnen te vallen. De Noormannen doen dit maar al te graag! Deze nog heidense barbaren komen vanuit Scandinavië op hun drakenschepen de rivieren opgevaren en wanneer er een dorp of stad te zien is gaan zij erheen om een hoge schatting te eisen. Wanneer deze niet naar hun zin is, moorden en plunderen ze iedereen uit. Zo gaat het keer op keer en niemand kan hen weerstand bieden. De Friese kust, de Rijn, Maas en Scheldemondingen zijn hun eerste doel. Theole (Tiel), de rijke koopstad, is in vlammen opgegaan; Dorestad (Wijk bij Duurstede) met zijn schat aan kerken en prachtige gebouwen, is door telkens vernieuwde aanvallen verwoest en tot hun roofnest herschapen. Utrecht, de bisschopsstad, met zijn sterke muren staat nog recht, maar voor hoe lang nog?    

Tot aan zijn bisschopswijding is er niets zekers bekend van Hunger, alhoewel er wel een secretaris van één zijn voorgangers Bisschop Altfried is die Hungarius heet. De oude ‘Vita’ van Odulfus verhaald de keuze zo: “Daarna gebeurde het waarlijk dat de Kerk van Utrecht zonder Herder kwam te staan,... Zonder uitstel kwamen de Clerici bijeen: om met de zalige man (de H. Odulphus) te beraadslagen over de verkiezing van een Bisschop…. Dan kozen zij Craft, de proost van het kapittel van de kerk. Deze was zeer rijk,  opgeblazen van arrogantie antwoordde hij: “Ik heb goederen genoeg, dat volstaat mij: waarom belast gij mij met dat?” De zalige Odulphus echter, zegt op dit onwaardige antwoord: “Wat zegt gij erbarmelijke? Gij versmaadt geheel, wat gij niet waardig zijt te bekomen. Wanneer gij het niet wilt aannemen, had gij moeten zeggen, dat u onwaardig bent tot zo’n eer op te klimmen: nu gij echter wegens uw ontelbare bezittingen de waardigheid van deze Apostolische Stoel versmaad, zult gij door hetzelfde lid waarmee gij zo hardnekkig spreekt, dat zo goddeloos is, nu al in dit leven als straf de ondergang ondergaan. Dit is dan ook niet lang daarna gebeurd.”

“De vergadering van geestelijken echter was zeer weifelend . . . De Priester des Heren (Odulphus), niet kijkend naar de persoon, maar meer naar de verdiensten, raadde hen de meest degelijke onder hen te zoeken om Bisschop te worden: dan zou niemand hun keuze betwisten. Hij toonde hen dan een Priester met de naam Hunger: deze had een misvorming aan zijn gezicht; niet gekend bij de mensen, was hij gekend door God. Hij schitterde niet minder door verdiensten als door werken. Allen stemden in met deze keuze, vervulden op de vastgestelde tijd volgens de wil van God het priesterlijk officium en ontvingen de zegen. Door de genade van de Heilige Geest is de profetie van de rechtvaardige man zo vervuld, dat na de heilige Bisschoppen, te weten Willibrord en Bonifatius, op deze Stoel er geen gevonden werd die een heiliger leven tot aan zijn dood volgde.”

In 854 verkrijgt Hunger van zijn vorst, Lodewijk de Duitser, de bevestiging van vrijdom voor de St. Maartenkerk met haar bezittingen. Maar niet lang nadien, in 857 staan de Noormannen voor de poorten van Utrecht. De bewoners bieden moedig weerstand, tenslotte dringen de Noormannen echter de stad binnen. Ze richten zo een slachting aan, dat bijna al de inwoners en geestelijken onder het zwaard vallen. De muren worden omvergehaald, alles wordt vernield, tot het gereduceerd wordt tot een Noors kamp waarboven een met raven en gieren beschilderde vlag wappert. Bisschop Hunger weet echter te ontkomen met enkele geestelijken en burgers. Hij vlucht naar koning Lotharius II die zich in het klooster Prüm in de Eifel ophoudt. Koning Lotharius schenkt hem het St Petrusklooster te Berg (Nu St. Odilienberg) opdat hij en zijn opvolgers op de Utrechtse zetel daar een veilige uitwijkplaats zouden hebben. Hij bestuurt een geruime tijd van hieruit zijn geteisterde bisdom. In 859 is hij bij de kerkvergadering in Toul in Frankrijk. In het jaar 860 vindt er een grote watersnoodramp plaats. Bij een stormvloed dringt het zeewater via de Rijn ver het land in. De dorpen en steden langs de rivieren overstromen, ook Utrecht en de Betuwe overstromen en de teruggekeerde mensen besluiten na eendrachtig overleg de loop van de rivier te veranderen. Ter hoogte van Wijk bij Duurstede graven zij een kleine beek, die ze de Lek noemen. Deze Lek wordt later de echte rivier en de oude Rijn, die door Utrecht en Leiden loopt en bij Katwijk in zee uitkomt, verzandt. Bisschop Hunger versterkt zijn gelovigen.

Dan echter wil koning Lotharius zijn wettige vrouw Theutberga, verstoten en Waldrada trouwen. Hij laat Theutberga opsluiten en trouwt in 862 met Waldrada. De meeste bisschoppen en abten zwijgen vanwege hun afhankelijkheid van de vorst. Hunger echter zegt de vorst openlijk dat zijn handelwijze ongeoorloofd is. Ook Paus Nicolaas weerstaat de vorst en wijst hem op de zonde. Wanneer Hunger van de bijeenkomst terugkeert, verblijft hij meest in Deventer of in de buurt van Utrecht. De velden staan vol onkruid, het land is één wildernis, waar men zelfs geen hond meer hoort blaffen. De H. Hunger schijnt met Roruk, één van de hoofdmannen van een Noormannentroep die zich bekeerd en in Wijk bij Duurstede verblijft, vaker in contact te zijn. Hincmar, bisschop van Reims, wendt zich namelijk tot Hunger om bij Rorik dingen gedaan te krijgen. Hij vraagt Hunger hem aan te sporen schadevergoeding te geven voor stroperijen, waaraan zich Roriks volk na zijn bekering schuldig heeft gemaakt. Op 22 december 866 sterft Hunger, later weet niemand waar zijn lichaam rust.

In de ‘Maandelijkse Nederlandsche Mercurius’ verschijnt er echter in october 1760 een bericht dat arbeiders bij spitwerk in een weiland tussen Nieuwersluis en Breukelen op een stenen kist stoten. Zij halen de eigenaar erbij. In deze doodskist vindt men een lichaam, en wanneer men het aanraakt valt het uiteen. Uit nader onderzoek van enige penningen en andere insinges en inscripties en een stuk van een bisschopsstaf blijkt het om het lichaam van de H. Bisschop Hunger te gaan. “Het is waarschijnlijk, dat hij, overleden in een tijd, dat het Utrechtse Bisdom wegens de verschrikkelijke verwoesting door de Noormannen in druk en ellende zat te zuchten, aldaar in stilte door het kapittel zal zijn begraven geworden.”

In de bibliotheek van het begijnhof zijn er volgende aantekeningen: “Een stenen kist, in hetwelk begraven was het lichaam van St. Hungerus, zoals bleek uit de letteren op de zerk. Een menigte volks van alle kanten samengevloeid opende de kist en vonden het lichaam daarin zoals hetzelve begraven was; doch roerende vielen alle gebeenten in malkander; een ieder nam een stukje daarvan zo het hem voor de hand was, doch de Heer van Loendersloot of Kronenburg heeft alle deze overblijfselen bij hem laten brengen, dezelve in een kist gesloten en met staatsie in de gemelde kerk doen begraven.” Latere nasporingen hebben tot niets anders geleid.

De H. Hungerus is de patroon van de huwelijkstrouw.

Broeder Rene-Maria

Bronnen:

- J.A.F. Kronenburg cssr, ‘Neerlands Heiligen in de Middeleeuwen’, deel 1, blz. 76-88, F.H.J. Bekker, Amsterdam 1899.

- Acta Sanctorum op 12 juni bij de Vita van Odulphus; Acta Sanctorum: 12. Juni - Ökumenisches Heiligenlexikon