H. Juliana van Mont Cornillon (7 augustus)

Ten noorden van de weg van Luik naar Herve, ter hoogte van Fléron, ligt het dorpje Retinne. Daar wonen in de 12e eeuw Hendrik en Frescendis, een adellijk echtpaar. Ze kunnen lang geen kinderen krijgen, maar bidden tot God en zullen eerst Agnes en vervolgens — in 1192 — Juliana krijgen. Wanneer Juliana vijf jaar oud is, sterven beide ouders en de kinderen worden aan de zusters van de Corneliusberg (Mont Cornillon) bij Luik toevertrouwd. “Zodat tegelijkertijd de onschuld en het heil der kinderen verzekerd, en de armoede van het gesticht door hun overvloed gelenigd werd.”

Ze groeien op in een hoeve, ‘de Boverie’, onder leiding van Zuster Sapientia. Juliana heeft verheven inzichten en verricht de nederigste werkjes. De zuster verzorgt de kinderen en leert hun ondermeer Latijn. Juliana schept al vroeg behagen in de boeken van de H. Bernardus, die “haar vurig schenen en zoeter dan honing, daarom las en overwoog zij die met diepe godsvrucht, en de heilige zelf vereerde zij met een bijzondere liefde … Als jonge dochter had zij gans haar hart aan Christus geschonken …”

Wanneer Zuster Sapientia tot overste van de vrouwen gekozen wordt, gaat Juliana met haar mee om in de lazerij de melaatsen te verzorgen. Zij legt de gelofte van armoede af, krijgt een kleed en wil haar leven wijden aan Christus.

Zij krijgt een visioen van de maan. “Een schitterende maan … verscheen haar, maar met een breuk, iets als een donkere reet, een zwarte streep door haar ronde schijf. Zij zag dat lange tijd verwonderd, niet wetend wat het betekende. Ze kon niet bidden of deze voorstelling kwam terug … Ze bad zelf en vroeg de gebeden van anderen om, zo zei ze, van een lastige plagerij verlost te worden.”

“Eindelijk openbaarde haar Christus dat de maan de tegenwoordige Kerk betekende en de breuk het uitblijven van een feest dat Hij verlangde te zien gevierd worden door de gelovigen. Het was zijn wil dat de instelling van het Sacrament van zijn Lichaam en Bloed eenmaal in het jaar plechtiger en afzonderlijker zou herdacht worden dan op Witte Donderdag … Dat feest moest het Geloof versterken, dat op het einde van de eeuw nog verder zou verzwakken; het moest dienen tot voortgang en zaligheid van de uitverkorenen. Wat op de gewone dagen door mindere devotie of nalatigheid achterbleef, moest door een plechtig herdenken van het H. Sacrament aangevuld worden.”

Wanneer Eva, een bevriende kluizenares, eens ziek is en ook door allerlei inwendige beproevingen gekweld wordt, bidt Juliana voor haar. Eva geneest en wordt verlost. Een zuster van het Begijnhof te Luik heeft verschrikkelijke hoofdpijnen. Ze legt de sluier van Juliana op haar hoofd en de pijnen blijven weg.

Pas lang nadat het eerste maangezicht verschenen was, vertelt ze erover aan de geleerde kanunnik van Sint Martinus, Jan van Lausanne. Hij beraadt zich met andere grote theologen als Hugo van Sint Caro, prior van de Dominicanen in Luik, en met aartsdiaken Jacob Pantaleon van Troye.

Wanneer Zuster Sapientia sterft, wordt Juliana door de zuster-verpleegsters tot nieuwe overste van de lazerij gekozen. Soms wordt Juliana gekweld door de duivel. De verpleegsters van Cornillon horen de stoten en slagen in haar kamer. “Als ze soms haar hoofd neerlegde op het oorkussen, kwam de boze geest dit wegrukken of deed haar bed onder zijn slagen daveren, alsof hij, nu ze niet bad, meer macht over haar bekwam. En als hij zag dat hij daarbij niets won, spoorde hij zijn trawanten aan haar door haat en laster te vervolgen.”

Juliana kwam op een keer bij Eva en zei haar:

“Mijn lieve recluse, de helse geesten, die mij tot hiertoe gekweld hebben, laten mij nu met rust, maar de kwade geesten, die de harten van enige mannen en vrouwen beheersen, zijn des te heviger. Onze lofwaardige prior, heer Godfried, zal in de loop van dit jaar ten hemel gaan. Een broeder van ons huis zal hem vervangen, deze zal mij zodanig vervolgen dat ik Cornillon zal moeten verlaten.” Al wenende voegde ze eraan toe: “Ik zal moeten vluchten, in die tijd, recluse, zal ik u nodig hebben. Zult ge

de voortvluchtige in uw cel ontvangen?” En Eva antwoordde: “Alles wat ik voor u kan doen, zal ik met de grootste vreugde verrichten.”

De gebeurtenissen verlopen zoals Juliana voorspeld heeft. In 1238 sterft Godfried en wordt vervangen door een die door omkoping prior kan worden en de goederen van de lazerij verkwist. Daarom verbergt Juliana de registers. In het jaar 1240 wordt Robrecht van Torotte bisschop van Luik. De slechte prior maakt aan de burgers van Luik wijs dat hun recht op de lazerij geschonden wordt en dat Juliana veel geld aan de nieuwe bisschop gegeven heeft om een zeker feest in te stellen. Daarop dringen de opgehitste burgers op een gegeven dag de vrouwenlazerij binnen, waar ze tevergeefs naar de registers zoeken en alles kort en klein slaan. Juliana vlucht naar de kluis van Eva met de getrouwe medezusters.

De bisschop laat een onderzoek doen en de ware toedracht komt aan het licht. Juliana wordt in 1242 weer priorin en de Augustijner kloosterregel wordt ingevoerd in de lazerij bij Cornillon. Bisschop Robrecht stelt in 1246 het feest van Sacramentsdag voor het bisdom Luik in, maar zal kort daarna sterven.

Na de dood van Bisschop Robrecht heerste er chaos, de slechten profiteerden ervan. De nieuwe bisschop, Hendrik van Gelder, wordt enkel om politieke redenen en tegen zijn zin priester en bisschop gewijd. De aanhangers van de slechte prior maakten van de situatie gebruik om met de opgejutte Luikse burgers de vrouwenlazerij te verwoesten. “Als razende honden”, zegt de schrijver, “verwoestten zij het bedehuis om het onbewoonbaar te maken.”

Juliana vlucht met de haar getrouwe zusters naar Namen en daarna naar Salzinnes. Juliana sterft in 1256 in Fosses. Daar wordt na enkele jaren haar lichaam achter het altaar bijgezet.

Later zal Jacob Pantaleon van Troye onder de naam Urbanus IV tot Paus verkozen worden en hij zal in 1264 het feest van Sacramentsdag instellen voor heel de Katholieke Kerk.

Juliana van Mont Cornillon wordt in 1869 door Paus Pius IX heilig verklaard. Ook in onze kerk in de Hemelstraat in Antwerpen is een kleine relikwie van St.-Juliana in het altaar ingemetseld. Laat ons altijd een grote verering voor Christus in het H. Sacrament onderhouden!

Broeder René-Maria (FSSPX Antwerpen)

Bronnen:

  • Heiligen van onzen stam, Juliana van Cornillon' door Kan. Dr J. Coenen. Uitgeverij 'De Kinkhoren' 1946
  • 'Met de heiligen het jaar rond' geredigeerd door Dom J. Huyben, Dom H.J. Scheerman, Antoon Coolen, Anton Van Duinkerken, deel 2, Uitgeverij Paul Brand, Bussum, 1949.
  • 'Histoire d'un Glorieux Passé - Sainte Julienne de Cornillon, Saint Eve de Saint Martin et la Fète-Dieu', door Clotilde de Sainte Julienne. Uitgever J. Van Wesenbeeck, Antwerpen, 1924.