H. Lutgardis (16 juni)

St. Lutgardis (1182 – 1246, feestdag: 16 juni)     

De H. Lutgardis of Lutgard is niet enkel in Vlaanderen, waar zij als patrones van de Vlaamse beweging wordt gezien, maar over de hele wereld gekend. Haar standbeeld treft men o.a. aan in Praag op de beroemde brug. Zij is namelijk één van de eersten aan wie Jezus zijn H. Hart openbaart. De Vita van de H. Lutgardis wordt in 1246 geschreven door de Dominicaan Thomas Cantimpré, dus al gelijk na haar dood. Hij was zelf getuige van veel van wat hij schreef.

De ouders van Lutgard wonen in Tongeren. Haar moeder is van een verarmd adelgeslacht en haar vader is koopman. De vader van Lutgard ziet haar graag trouwen met een ridder, maar hij verliest met de handel de bruidsschat voor zijn dochter. Zij gaat op twaalfjarige leeftijd naar het Benedictinessenklooster St. Catharina bij St.-Truiden. Zelf schijnt zij niet het voornemen te hebben een zuster te worden, want op aanzoeken van jongemannen gaat ze graag in. Terwijl zij eens praat met een jongeman toont Christus echter zijn bebloede zijde en zegt: “Ziet dat gij voortaan geen genoegen neemt in de verwaande liefde, ziet hier, waarom gij het moet beminnen en Ik beloof u alle geneugten en gedurige vreugden.” Lutgard wordt door dit visioen zo beschaamd, en bevangen met liefde voor Christus wijst zij alle huwelijksaanvragen af. Zij begint veelmeer de hemelse dingen te betrachten. Een jonge ridder geeft echter niet op en schaakt haar met list en geweld. Zij kan door het bos vluchten en terug naar haar klooster komen. In de stad wordt er kwaad over haar gesproken. Zij omhelst de gekruisigde Christus zo vurig, alsof Hij zelf tegenwoordig was. De oudere religieuzen denken dat dit wel zal verflauwen en zij niet zal blijven. Onze Lieve Vrouw openbaart haar met een blij gezicht, dat zij haar zal beschermen en haar van de ene tot de andere deugd zal doen voortgaan. Ook de H. Catharina (van Alexandrië), patrones van het klooster, verschijnt haar en belooft haar de gave van volharding. Eens zien de religieuzen haar in het koor zwevend bidden. Een andere nacht schijnt er een helder licht als van de zon om haar. Christus geeft haar zo bijzondere genaden, dat de zieken die zij aanraakt met haar hand of speeksel terstond gezond worden. Nu komen er zo veel zieken tot haar om genezen te worden, dat zij er in haar gebed door belemmerd wordt. Ze vraagt haar bruidegom: “Heer, waarom hebt Gij mij deze genade geschonken, daar deze mij belet, dat ik bij U kan zijn? Neemt mij die af en geeft mij een andere die mij voordeliger zal zijn.” De Heer vraagt haar welke genade zij dan zou wensen. Zij zegt: “Heer, ik verlang uw Hart.” De Heer zegt: “Ik verlang ook het uwe.” En van die tijd af wordt zij zo verenigd met het Hart van Jezus dat zij geen onkuise bekoringen meer heeft, zolang zij leeft.

Een andere keer openbaart zich Christus bebloed aan het kruis gehecht. Hij omhelst haar met één arm en duwt haar mond aan de wonde van zijn zijde, waar zij hemelse zoetheid drinkt.

Wanneer zij twaalf jaar in het klooster van St. Catharina woont, sterft de moeder-overste. Lutgard is 24 jaar, maar de zusters willen haar als overste. Zij doet het, maar niet lang daarna verlaat zij dit klooster na een goddelijke openbaring en op raad van een vroom man. Zij gaat naar het cisterciënzerklooster Awirs (Aywiers) in het hertogdom Brabant. Grote droefheid heerst in het Catharinaklooster. Zij vraagt Onze Lieve Vrouw voor haar oude klooster te willen zorgen, wat zij haar toezegt.

Zodra Lutgard in Aywiers is, verlangt men haar als overste. Zij is zeer bedrukt en vraagt Onze Lieve Vrouw haar ervan te verlossen. Lutgard woont veertig jaar in een Franstalig klooster zonder ooit een woord Frans of Waals te spreken, zodat zij er nooit overste wordt. De ketterij van de Albigensen komt op in Frankrijk. Onze Lieve Vrouw toont zich bedroefd en wanneer Lutgard naar haar droefheid vraagt, antwoordt zij dat slechte christenen haar Zoon wederom kruisigen. Maria stelt haar voor of zij zeven jaar lang wil vasten en treuren voor de zonden van de wereld, om haar Zoon te troosten. Zij nuttigt in die tijd niets dan brood en wat bier. Wanneer deze zeven jaren voorbij zijn, wordt haar nog eens in een goddelijke openbaring hetzelfde vasten gevraagd, maar nu voor de zondaars van de gehele wereld.

Ook de zielen in het vagevuur verschijnen om te vragen om gebed. Zij danken haar wanneer zij verlost en in de hemel zijn. Zelfs Paus Innocentius III helpt zij uit het vagevuur. De inwendige deugd van haar ziel geeft haar een wonderlijke kracht om zondaars te bekeren. Een rijk heer probeert eens met verkeerde bedoelingen via haar iets te verkrijgen. Zij bidt, hij verliest kort daarop al zijn goederen en komt tot uiterste armoede. Hij komt tot inkeer, verdraagt dit met groot geduld, wordt religieus en sterft als een heilige. Zij doorziet de harten en openbaart bij sommigen verborgen, niet gebiechte zonden. Zij spreekt enkel Nederlands, ook als de anderen er niets van kunnen verstaan en toch wordt zij door hen wonderbaar verstaan. De duivels vrezen haar. Hoewel zij geen latijn kan en enkel het vers “Deus, in adiutorium meum intende” bidt, ziet zij de duivels naar alle kanten vluchten.

Zij verlangt naar het martelaarschap uit liefde en wel zo sterk, dat er een ader van haar hart van springt. Christus zegt haar eens dat zij ook de verdienste van het martelaarschap zal hebben, omdat haar hart zo gesteld is als had zij het ondergaan.

Maar omdat de volmaaktheid van een christelijk leven niet zozeer in grote en wonderlijke zaken gelegen is, maar veeleer in het geduldig gedragen lijden in vereniging met Christus, zo laat God toe dat zij de laatste elf jaar van haar leven blind wordt. Een jaar voor haar dood verschijnt Christus haar en zegt: “Nu is de tijd nakende, dat gij het loon van uw arbeid zult ontvangen en eeuwig bij mij zijn. Maar Ik begeer dat gij dit jaar drie dingen doet: Het eerste dat gij Mij zeer bedankt voor de genaden, die gij van Mij hebt ontvangen… Het tweede, dat gij vurig tot mijn Vader bidt voor de zondaren: Het derde; dat gij andere zorgen achterlaat en een grote begeerte hebt tot Mij te komen.”

Vijftien dagen vóór haar dood openbaren haar de H. Maagd en Johannes de Doper wanneer zij sterven zal. Een sterke koorts overvalt haar. Zij krijgt de Laatste Sacramenten en geeft haar geest terug in de handen van haar Schepper op 16 juni 1246. Haar lichaam blijft wonderbaar zacht. Een religieuze die mank is en haar aanraakt en een ander die een gezwel aan de hals heeft worden terstond genezen.

Bij haar relikwieën, die in de abdij Aywiers blijven, worden veel andere zieken genezen. Wanneer de Franse soldaten in 1796 het klooster binnenvallen, nemen de zusters de relikwieën mee en schenken deze in 1819 aan de parochie St. Remy te Ittre. Ook andere kerken (o.a. in Tongeren) haar ter ere opgericht hebben een klein deel van de relieken en veel Vlaamse scholen hebben haar als patrones. In de St. Odulphuskerk in Borgloon is een oude koorstoel uit het Catharinaklooster, waar Ludgardis nog in gezeten heeft.

Broeder René Maria

Bronnen: - ‘Legende der Heylighen’ door P. Ribadineira en H. Rosweydus, druk 5, Hieronymus en Jan Bapt. Verdussen, Camerstraet in Antwerpen,  1665.

- ‘Met de heiligen het jaar rond’, Dom Huyben e.a., op 16 juni, Uitgeverij Paul Brand, Bussum 1949.

- https://www.mysticsofthechurch.com/2015/09/st-lutgarde-of-aywieres-firs…

- http://paroisseittre.be/saintelutgarde.html

- https://sint-odulphuskerk.be/stoel-lutgardis/