H. Maternus (14 september)

De H. Maternus (14 september, + rond 130 of rond 320)

De H. Maternus is de eerste geloofsverkondiger op onze bodem. Om zijn leven te beschrijven, moeten we terug gaan naar de eerste eeuw, waarvan er nu nauwelijks nog schriftelijke bronnen bestaan.

Over het leven van Maternus bestaan er oude overleveringen, o.a. één die is opgeschreven door Goldscher, een monnik in Trier rond het jaar 900. Hij heeft het deels van nog oudere handschriften die hij tussen de puinen van Trier vond, die echter nu niet meer bestaan. Hier volgt kort zijn verhaal uit de Acta Sanctorum:

De Apostel Petrus bevestigt de kerk in Antiochië, en gaat nu naar Rome. Vanuit de hoofdstad zendt hij leerlingen door Italië. Petrus, verlicht door de H. Geest, wil na Italië ook Gallië en Germanië geloofsboden sturen. Daartoe wijdt hij Eucharius tot bisschop, Valerius tot diaken en Maternus tot subdiaken en zendt deze betrouwbare mannen naar het noorden. In de Elzas in het plaats Ehl wordt Maternus echter ziek en sterft. De andere twee begraven hem en keren direct terug naar Petrus om hulp te vragen. Petrus troost hen en zegt dat Maternus’ tijdelijke dood zal leiden tot de bekering van velen. Hij geeft hen zijn staf mee om deze op de dode te leggen met de woorden: “De Apostel Petrus beveelt u, in Naam van Jezus Christus, Zoon van de levende God, op te staan uit de doden.”[1] Eucharius en Valerius snellen terug en doen zoals gezegd. Maternus staat op uit de doden, de heidenen rondom bekeren zich en later wordt daar een Verrijzeniskerk[2] gebouwd. Predikend trekt het drietal verder en bereikt Trier. Daar vereert men vele afgodsbeelden, waarbij door sommigen zelfs de duivel spreekt. Eucharius vermaant hen regelmatig geen duivelse stenen beelden te vereren, maar de schepper van hemel en aarde. Op een dag werpt een grote groep woedende burgers hen uit de stad en wil hen stenigen. Eucharius bidt onder tranen tot God deze blinden te verlichten, hen barmhartig te zijn en hun verstand te openen voor de waarheid van de christelijke Godsdienst. Diegenen die hen wilden stenigen, staan als versteend en kunnen zich niet roeren. Na een uur vragen zij Eucharius hen te helpen en voor hen te bidden. Hij begint te bidden en plots kunnen zij weer hun gewone houding aannemen. Nu krijgen ze ontzag voor Eucharius en hij leert hen het christelijk geloof. (…) Wonderen vergezellen zijn prediking, zodat een groot deel van deze belangrijke Romeinse stad zich bekeert. Drie-en-twintig jaar bestuurt hij de stad, dan sterft hij en draagt op zijn sterfbed aan Valerius het bisdom over. Ook Valerius werkt zeer vruchtbaar in de hele streek, zodat in Germanië en Gallië het christendom zich uitbreidt. Na vijftien jaar wordt ook hij ziek en sterft omringt door zijn leerlingen en veel volk dat uit zijn mond zijn laatste richtlijnen wenst te vernemen. Hij wordt bij Eucharius buiten de stadsmuur begraven. Na Valerius neemt Maternus de taak over. Hij predikt in vele steden en gebieden het ware geloof in Christus, roept iedereen op, de weg van het heil in te slaan, de deugden te beoefenen en hij schijnt uit door wonderen. Daar waar hij ziet dat er een aantal gelovigen zijn, probeert hij een kerkje te bouwen. Niets doet hij uit eigen gezag, maar hij handelt eenvoudig en liefdevol voor allen, met enkel de grotere glorie van Christus voor ogen. Veertig jaar bestuurt hij het bisdom. Wanneer hij eens ’s nachts bidt bij de graven van zijn twee voorgangers, ziet hij hen in een visioen met schitterende gewaden en kronen op hun hoofd. Zij zeggen Maternus, dat hij over drie dagen bij hen in de hemel zal zijn. Maternus verzamelt zijn leerlingen, zegt hen dat hij niet lang meer zal leven, bidt en beveelt zijn ziel aan God en sterft. Tot zover gaat het verhaal van Goldscher.

Maternus werkt veel in Keulen en Tongeren, waar hij door de bewoners als bisschop wordt gekozen. Zo verzorgt hij lange tijd de drie bisdommen: Trier, Keulen en Tongeren. Daarom wordt hij afgebeeld met een kerk met drie torens of met drie mijters. Verschillende kerken in de Elzas, het Rijnland, de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Tongeren, in Maastricht, Walcourt en andere kerken in de huidige bisdommen Luik en Namen hebben hem als stichter. Volgens de Naamse legende kwam Maternus toen er juist een afgodspriester bezig was op de rots bij Samber en Maas een mensenoffer voor te bereiden voor de orakelende afgod Nam. De afgodspriester viel dood. ‘Nam mutam’ (=Nam zwijgt) verbasterde tot Namen. Maternus deed er een bron ontspringen, waarin hij de bevolking doopte.

Verschillende geleerde schrijvers, zoals Pater Longueval in zijn “Histoire de l’ Eglise Gallicane”, denken dat Eucherius, Valerius en Maternus in de derde en begin vierde eeuw niet door Petrus zelf, maar door een opvolger, naar het noorden zijn gezonden. Hun belangrijkste argument is dat er in de jaren 311- 314 in verschillende schriftelijke bronnen sprake is van een zekere bisschop Maternus van Keulen, die door keizer Constantijn gevraagd wordt om bij de concilies in Rome (313) en Arles (314) tegenwoordig te zijn. Keizer Constantijn wil de onenigheid in de Kerk met de Donatisten oplossen. Hun leer wordt veroordeeld, de eenheid is hersteld. Zijn handtekening (Maternus van Keulen) staat als derde onder die van de Paus.

Veel katholieke geleerden zoals Usuardus, Ado, Notker of uit latere tijd Bollandus en Henschenius houden vast aan de oude overlevering. Er zijn namelijk veel getuigenissen in de vorm van kerken met hun ontstaansverhaal uit totaal verschillende streken (de Elzas, Duitsland, de Nederlanden en Italië) die wat betreft Maternus overeenkomen dat hij wel degelijk opgestaan is uit de dood en leerling van St.-Petrus was. Paus Johannes XIII schrijft in 969: “wij hebben vernomen, gelijk wij ook vroeger reeds gehoord en zelfs gelezen hebben, dat in de Kerk van Trier de Christengodsdienst een aanvang heeft genomen vóór de andere kerken in Gallië, en dat zij het begin van het katholiek geloof ontving door de heilige mannen Eucharius, Valerius en Maternus en andere evangeliepredikers welke de zalige Apostel Petrus te zijnen tijde gewijd, onderricht en daarheen gezonden heeft.”[3] Daaropvolgende pausen herhalen dit. Paus Innocentius III zegt: “De bisschop van Rome draagt daarom geen herdersstaf, wijl Petrus de zijne gezonden heeft aan Eucharius, de eerste bisschop van Trier, welke hij tegelijk met Valerius en Maternus bestemde om het Evangelie aan het Duitse volk te verkondigen. Maternus, die door de staf van de H. Petrus van de dood was opgewekt, volgde Valerius in de bisschoppelijke waardigheid op. De kerk van Trier bewaart tot heden (in 1612) toe deze staf vol eerbied.”[4] Daarom staat nu nog steeds in het Romeins martelaarsboek op 14 september: “Te Trier, de feestdag van de H. Maternus, bisschop, een leerling van de H. Apostel Petrus, die de bewoners van Tongeren, Keulen en Trier en andere naburige volken tot het geloof van Christus gebracht heeft.”[5]

Broeder René Maria

 

[1] uit de ‘Acta Sanctorum’ Vita SS. Eucharii, Valerii, Materni Caput I, 5k.

[2] Deze Verijzeniskerk op de plek waar Maternus uit zijn graf verrees werd in de 16e eeuw nog veel bezocht, in 1945 is zij door een bombardement verwoest. In de kerk van Benfeld is het zijaltaar en een glasraam aan Maternus gewijd.

[3] Kronenburg ‘Neerlands Heiligen in vroeger eeuwen’ blz. XXIII

[4] Kronenburg citeert uit Migne. Patr. Lat. T. 217 c. 796 en 797. De sacro altaris mysterio. Lib. 1. Cap. LXII. Deze schepter is nu voor de helft in Keulen en voor de helft in Limburg an der Lahn.

[5] Geciteerd volgens Kronenburg, blz. XXIV

 

Bronnen: - ‘Belgique Catholique’, prémiere partie, Saints et grants hommes du Catholicisme en Belgique (Hoofstuk 1 en 4), par R.P. Smet S.J., Uitgeverij C.J. Fonteyn, Leuven 1852.

‘Neerlands Heiligen in Vroeger Eeuwen’ door J.A.F. Kronenburg C.S.S.R., deel 1, tweede druk, uitgeverij F.H.J. Bekker, Amsterdam 1900.

‘Acta Sanctorum’, https://www.heiligenlexikon.de/ActaSanctorum/29.Januar.html

‘Les Petit Bollandistes vies des Saints…’ d’après le Père Giry, par Mgr. Paul Guérin, deel 11 (van 10 sept.-2 okt. bij 14 september, S. Materne), Uitgeverij ‘Bloud et Barral’, Parijs 1878.

‘Vies des Pères, Martyrs et autre principaux saints, tirées des actes originaux et des monuments les plus authentiques, avec des notes historiques et critiques’ door Alban Butler, nieuwe editie door kanunik P.F.X. de Ram, deel 5, Uitgeverij M. Vandeborght, Brussel 1848.