H. Wivina (17 december)

De H. Wivina (+17 december, ong. 1170)

Haar leven wordt beschreven door een monnik, die waarschijnlijk naast het klooster Bijgaarden verbleef. Dit gebeurde in ieder geval vóór het jaar 1243, want het is geschreven om te gebruiken in het officie van haar feestdag, die al een goede zeventig jaar na haar dood gevierd werd.

De H. Wivina wordt volgens de enen geboren in de adellijke familie de Oisy in Artesië, wat toen sterke invloed van Vlaanderen ondervond. Anderen vermoeden dat ze in de streek van Gent geboren is, omdat haar naam daar vaker voorkwam dan in het zuiden. Als jong meisje bemint zij de deugd en wil een bruid van Jezus worden. De Vita verhaalt dat zij heel haar leven haar dooponschuld bewaard heeft. Een verwant, Richard, doet haar hartstochtelijke huwelijksaanzoeken die zij afwijst. Hij wordt ziek en zij bidt en vast voor zijn bekering. Zij zegt: “Ik ben onwaardig, maar ik hoop dat Gij, Heer, mij wilt verhoren, want Gij wilt toch niet de dood van de zondaars, maar dat zij zich bekeren en leven.”  Richard bekeert zich en wordt zelfs kluizenaar. Niet lang daarna ontvlucht zij zelf het ouderlijk huis. Zij vindt vermoedelijk eerst bij de St. Baafsabdij een toevlucht en leert er het kloosterleven kennen, want in haar klooster is het kalendarium en de allerheiligenlitanie uit deze abdij, terwijl dit belangrijke heiligen van Kamerijk mist.  

De Vita verhaalt hoe Wivina naar Brabant komt en zich terugtrekt in de bossen ten westen van Brussel. Daar leeft zij drie jaar alleen met Emwara, een vriendin die haar gevolgd is. Ze leven voor God in de eenzaamheid van in het bos en overleven met wat er aan kruiden en knollen te vinden is. Af en toe komen ook mensen uit Brussel hen ondersteunen. Zij verkrijgt van de bisschop van Kamerijk het kerkje Bekkerzeel, dit groeit later uit tot Groot-Bijgaarden. In 1133 wordt deze schenking bevestigd door hertog Godfried I van Brabant, die het nieuwe klooster onder het gezag van abt Franco van Affligem plaatst. Wivina neemt de Benedictijnse regel aan en er komen enkele gezellinnen bij die onder haar hoede het boeteleven komen delen. Naast het klooster verrijst een verblijf voor monniken, die moeten helpen bij de zorgen voor het stoffelijke en het geestelijke welzijn der zusters. Het model van deze inrichting als dubbelklooster is zoals de stichtingen van de H. Hugo, abt van Cluny. Wivina wordt vaak door de duivel belaagd, maar weet daardoor grote genaden voor anderen te verkrijgen. Zij leeft in de tegenwoordigheid van God.

De zustergemeenschap groeit, maar er komen ook problemen. Eens ontstaat er onenigheid in haar klooster. Zij weet het te verhinderen door de zusters met zachtheid erop te wijzen, dat zij alles, wat zij doen, voor hun bruidegom, Jezus, moeten doen, zonder zich door andere gedachten te laten verontrusten.  

Eens is zij op een reis in haar gebedenboek aan het bidden. Een windvlaag waait haar kaars uit. Kort nadien begint deze echter spontaan weer te branden. Daarom wordt zij nu vaak met boek en kaars afgebeeld.

Gedurende dertig jaar is Wivina abdis over het klooster, dat zij gesticht heeft. Er overvalt haar een koorts die steeds erger wordt. Tenslotte geeft zij op 17 december rond het jaar 1170 haar schone ziel in de handen van haar Bruidegom.

Na haar dood blijft zij lange tijd opgebaard en veel zieken vinden bij haar genezing. Zij wordt in de kerk naast het hoofdaltaar begraven. In het oude mirakelboek, als vervolg op haar leven geschreven, worden de vele wonderen beschreven die op haar graf geschieden.

in 1177 komt bisschop Alardus van Kamerijk de kloosterkerk consacreren. Bij de processie gaan alle kaarsen plots vanzelf uit. De kaars van de priester Ingelbert ontbrandt vanzelf weer wanneer de processie langs het graf van Wivina komt. Deze bisschop beveelt aan abt Arnulf van Affligem om het stoffelijk overschot te verheffen. Van dan af is de verering van Wivina in Groot-Bijgaarden steeds levendig gebleven. Bij de Franse revolutie worden de zusters verjaagd en het klooster vernield, de Wivina-kapel is één van de weinige overblijfselen. De relikwieën van Wivina worden in 1804 naar de Zavelkerk in Brussel overgebracht. Zij is vooral de beschermheilige van het vee en wordt aanroepen tegen hoge koortsen. Om de twee jaar heeft er in Groot-Bijgaarden een Wivina-ommegang plaats. Ook in veel andere plaatsen in België zijn er kerken haar ter ere opgericht.

Broeder René Maria

Bronnen:

- ‘Met de heiligen het jaar rond’, Dom J. Huyben e.a., deel 4, Uitgeverij Heideland, Hasselt, 1949

- ‘Vies des Saints’ (Petits Bollandistes), deel 14 (december), Mgr. Guerin, Bloud et Barral, Parijs, 1878.

(en andere minder belangrijke bronnen)