De HH. Harlindis en Renildis (13 februari)

Broeder René Maria

De HH. Harlindis en Renildis (+12 oktober ong. 753, +6 februari ong. 755, feestdag: 13 februari)

In het jaar 2022 is het in Maaseik groot feest. Daar worden al eeuwenlang om de 25 jaar de relieken van de HH. Harlindis en Renildis in een tweedaagse processie naar Aldeneik en daarna weer naar Maaseik gedragen. Deze heiligen liggen aan de oorsprong van dit oude stadje. Hun gezamenlijke feestdag wordt in het bisdom Luik en Hasselt op 13 februari gevierd. Laat ons hun leven eens nader beschouwen aan de hand van de oude vita, die bij hun verheffing rond 860 werd geschreven.

Aan het eind van de 7de eeuw woont er een Frankische edelman genaamd Adalhart met zijn vrouw Grineware langs de Maas. Zij hebben het heidendom afgezworen en zijn waarschijnlijk door het missiewerk van de H. Lambertus christen geworden. Hun huwelijk wordt gezegend met drie kinderen; Harlindis en Relindis (of ook Reinula genoemd) en een jongen, Erlvinus. De kinderen worden groter en de ouders, die tussen een nog half heidense bevolking leven, horen over de goede opleiding in de Benedictijnse kloosters. Ze willen hun kinderen de best mogelijke opvoeding geven, ook al kost het veel geld en een tijdelijk afscheid. Zij sturen hun twee dochters naar het klooster van de zusters Benedictinessen in Valencina (Valenciennes). Daar leren zij niet enkel lezen en schrijven in het Latijn, maar ook het illustreren van boeken met mooie kleurtekeningen, het naaien van allerlei liturgische gewaden met edelstenen erop en allerlei andere handwerken. Bovenal echter leren zij God beminnen en de deugden beoefenen. Zo groeien de kinderen op tot fiere jonkvrouwen.

Dan keren Harlinde en Renildis terug bij hun ouders. Zij blijven echter de sluier dragen van hun toewijding aan God. Wanneer zij op pad zijn en hier en daar restanten zien van heidense offers bij bomen of stenen afgodsbeelden, komen zij met de knechten van hun vader terug om deze af te breken en op te ruimen. Zij leren de armen het ware geloof en worden zo de wegbereidsters voor Hubertus en Willibrordus. Maar hun hart is nog niet voldaan. Zij willen geheel aan God toebehoren en Hem dienen in een klooster. Om dit verlangen tegemoet te komen, zoeken Adalhart en Grineware in hun gebied een plaats die geschikt is en genoeg bescherming biedt voor een klooster voor vrouwen. Zij zoeken, maar vinden niet wat hun hart bevredigt. Triestig peinzen zij dag en nacht, waar zij dan wel het klooster zullen bouwen. God, de trooster van allen die op Hem vertrouwen, herinnert Adelart aan een moerassig stuk grond langs de Maas, met eikenbomen ernaast. Hij gaat erheen en vindt in dit eikenbos een bron met veel en helder drinkwater. Hij dankt God en keert huiswaarts.

Nu worden de voorbereidingen getroffen om het klooster te bouwen. Veel mannen en vrouwen uit de geburen helpen de fundamenten van het klooster leggen. Opdat het werk sneller gaat, komen ook Harlindis en Renilda vroeg in de morgen stenen zoeken in de Maas en dragen deze in hun schort naar de plaats waar het klooster en de kerk verrijzen. Zij willen met de stenen een mozaïekvloer leggen in de kerk. De mensen uit de buurt zijn blij verrast en met veel ijver wordt er verder gewerkt! Maar terwijl zij eens zo van de Maas terugkomen en via een kleine brug de Bosbeek oversteken, ontmoeten zij hun vader. Deze wil niet dat zij dit soort knechtenwerk doen en vraagt, wat zij in hun voorschoot dragen. Zij zeggen prompt: “Bloemen vader” en wanneer zij vol vertrouwen hun voorschoot openen vallen er bloemen uit. Sindsdien wordt dit brugje over de Bosbeek ‘het leugenbrugske’ genoemd.

Wanneer het klooster klaar is, heet de plaats ‘Eike’. Adalhardus en Grineware sterven en worden begraven in het klooster van hun dochters. Harlindis en Renildis doen er alles aan opdat de eredienst voor God zo waardig mogelijk geschiedt. Ze verlangen met heel hun wezen naar het eeuwig goede en drukken hun stempel op de hele omgeving door hun daden. Het nietsdoen of de ledigheid, een vijand van de ziel, vluchten zij zorgvuldig. Zij schrijven boeken met mooie illustraties, zij geven les, of zijn altijd met één of ander nuttig werk bezig. Toch probeert de duivel hen op allerlei manieren te bekoren of te tergen. Tijdens een nachtelijke gebedsstonde wordt de duivel woedend op de geloofsijver van beide zusters. Om een einde te maken aan het gebed, dat de duivel door merg en been snijdt, sluipt deze stilletjes naderbij en blaast met z'n vuile zwaveladem de kaarsen uit. Maar, nog voordat de aanwezigen kunnen bekomen van hun schrik, daalt een engel uit de hemel neer, steekt de kaarsen weer aan en jaagt de duivel terug naar z'n hellekrochten.

De HH. Willibrordus en Bonifatius geven het klooster de regel van de Benedictijnen en stellen Harlindis als abdis aan. Met twaalf andere goed opgeleide maagden leven zij volgens de gemeenschappelijke regel. Zij maken allerlei gewaden met parels en edelstenen bewerkt en veel meisjes komen bij hen leren. Nu nog worden er enkele kunststukken van hen in de schatkamer van Maaseik getoond. De HH. Willibrord en Bonifatius komen graag langs om er gewaden of boeken voor hun missietochten te verkrijgen en kort te rusten. Rond het jaar 750 krijgt Harlindis hoge koorts. Zij vermaant haar zusters in het religieuze leven te volharden en zo eens de hemelse glorie te erven. Zij sterft op een 12de  oktober. Wanneer Bonifatius er is, verheft hij Renildis tot abdis. Zij leidt het klooster met grote wijsheid. Door verstervingen weerstaat zij de aanvallen van de duivel tot zij op haar beurt in hoge ouderdom op 6 of 8 februari sterft.

Korte tijd na haar dood komt er een blinde vrouw, Hedwega, bij de heilige zussen om genezing bidden. Onmiddellijk wordt zij verhoord en ziet zij weer. Veel zieken komen daarop naar Eike, later Aldeneike genoemd. Velen worden er genezen en bezetenen bevrijd. In de negende eeuw begint het hout van de kerk te vergaan. De abdis Ava laat de kerk afbreken en een stenen kerk bouwen. Franco, de bisschop van Luik komt op 22 maart waarschijnlijk tussen 860 en 870 de relikwieën van Harlindis en Renildis verheffen, vanaf dan worden ze als heiligen vereerd. Kort daarop komen Noormannen alles plunderen, zij verwoesten de kerk, maar deze wordt vijftig jaar later opnieuw gebouwd en de relikwieën op het hoogaltaar geplaatst. Er wordt een kapittel aan verbonden en processies trekken erheen.

In de 13de eeuw komt ten zuidwesten van Aldeneik een nieuwe, snel groeiende nederzetting op. Door graaf Arnold IV van Loon krijgt deze nederzetting, Maaseik, stadsrechten. Op het eind van de zestiende eeuw is de Kerk van Aldeneik niet veilig genoeg met de protestantse troepen in de nabijheid. Harlindis en Renildis worden op 22 maart 1571 met processie en gezangen in de kerk van het ommuurde Maaseik in veiligheid gebracht.

Laat ons deze heiligen die zoveel gedaan hebben voor de opvoeding van de vrouwelijke jeugd en de ondersteuning bij de missionering van onze gewesten in hoge ere houden. En mogen zij op hun beurt ons helpen door hun gebeden!

Bronnen:

- ‘Neerlands Heiligen in vroeger eeuwen’, deel 4, door J.A.F. Kronenburg CSSR, Tweede druk, Amsterdam 1904.

- Uit de ‘Acta Sanctorum’ op 22 maart bij ‘Herlinde et Reinilda seu Renilde’:  https://www.heiligenlexikon.de/ActaSanctorum/22.Maerz.html

- https://www.harlindisrelindis.be/