Les 12: I. De Deugden in het Algemeen.

Tweede Deel: Het Christelijk Leven.

De Goddelijke Deugden.

Les 12: I. De Deugden in het Algemeen.

156. Wat is de deugd?

De deugd is een blijvende gesteldheid van de ziel, die ons geneigd of bekwaam maakt om het goede te doen.

1° Blijvende gesteldheid: één goede daad sluit nog niet in dat men de gewoonte heeft zo te handelen, dat men de deugd bezit. Zo kan b.v. een vrek wel eens een aalmoes geven uit medelijden, maar om die éne liefdedaad bezit hij nog niet de deugd van vrijgevigheid. De deugd is een blijvende neiging.

2° Van de ziel: goed of slecht handelen gaat uit van de ziel, van het verstand en de wil.

3° Die ons geneigd maakt: de wil helt dan vanzelf over om te handelen in een bepaalde, goede richting, zonder dwang.

4° Bekwaam maakt: doordien de wil geneigd is tot de goede daad is hij er zeker toe bekwaam; hij is er niet enkel toe bekwaam maar zelfs vaardig.

5° Om het goede te doen: om goede daden te stellen of om het kwade te laten wat ook een goed is. Het is niet voldoende het goede te kennen, men moet het ook doen.

157. Welke noemt men natuurlijke deugden?

Natuurlijke deugden noemt men de goede gesteldheden die ons zijn aangeboren of die we uit eigen kracht kunnen verkrijgen of ontwikkelen; zij geven ons gemakkelijkheid om het goede te doen.

1° Goede gesteldheden: neigingen tot goed handelen, b.v. medelijden bij het zien van anderen die lijden zodat men telkens weer wil troosten en helpen;

2° Die zijn aangeboren: iedere mens heeft in zich sommige neigingen die hem aanzetten tot het goede, neigingen die hij van jongs af aan altijd heeft gehad, en die hij zonder moeite steeds involgde: zo zijn sommige mensen uiteraard zeer minzaam, zeer medelijdend;

3° Die we kunnen verkrijgen of ontwikkelen: al is iemand b.v. van nature niet werkzaam, hij kan het worden door oefening, door zich aanvankelijk een tijd lang te dwingen tot de arbeid. Door verdere beoefening ontwikkelt men dan nog sterker die aangeworven deugd;

4° Geven gemakkelijkheid: wanneer men een kleed lang in zijn plooien houdt dan vallen de plooien er nadien vanzelf in als men het aantrekt: zo eveneens, wanneer men herhaaldelijk in een bepaalde, goede richting handelt dan zal men stilaan des te gemakkelijker blijven handelen in die richting.

158. Welke noemt men bovennatuurlijke of ingestorte deugden?

Bovennatuurlijke of ingestorte deugden noemt men de blijvende gesteldheden van de ziel, die God ons instort te gelijk met de heiligmakende genade, om ons bekwaam te maken tot bovennatuurlijke en verdienstelijke werken.

1° Bovennatuurlijke: zodus helemaal niet aangeboren, evenmin aan te werven door eigen natuurlijke krachten: gaat de eisen, de krachten der geschapen natuur te boven

2° Die God ons instort in de ziel opdat verstand en wil, de vermogens van de ziel, toegerust met die gesteldheid, zouden kunnen bovennatuurlijk handelen. (Zie nr. 145.)

3° Worden ingestort met de heiligmakende genade in het Doopsel.

159. Welke noemt men goddelijke deugden?

Goddelijke deugden noemt men de bovennatuurlijke deugden die God zelf tot rechtstreekse beweegreden en tot voornaamste voorwerp hebben.

1° Ze hebben God tot voornaamste voorwerp:

We geloven in God

We hopen op God

We beminnen God; ons zelf en de evenmens om God.

2° Ze hebben God tot rechtstreekse beweegreden:

We geloven in God, omdat God onfeilbaar is.

We hopen op God, omdat God oneindig goed is, almachtig en getrouw.

We beminnen God omdat God oneindig volmaakt is, dus oneindig beminnenswaardig.

160. Hoeveel goddelijke deugden zijn er?

Er zijn drie goddelijke deugden: het geloof, de hoop en de liefde.

Geloof, hoop en liefde, waardoor we werkdadig streven naar ons bovennatuurlijk einddoel.