Les 12: IV. De Liefde.

Tweede Deel: Het Christelijk Leven.

De Goddelijke Deugden.

Les 12: IV. De Liefde.

174. Welk is de uitmuntendste onder alle deugden?

De uitmuntendste onder alle deugden is de liefde.

1° “De grootste echter is de liefde” (1 Korintiërs 13:13). “Ge zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grootste en eerste gebod.” (Mattheüs 22:37-38).

2° God beheerst door zijn almacht en oneindige volmaaktheid al wat er bestaat: dan is het ook klaar dat alles aan Hem ondergeschikt moet wezen, dat alle wetten en geboden dit volstrekte meesterschap van God moeten betrachten en voorhouden, daarnaar streven, dus God werkdadig beminnen.

175. Wat is de liefde?

De liefde is de goddelijke deugd waardoor wij God boven alles beminnen om Hemzelf, en onze naaste gelijk ons zelf om God.

1° Goddelijke deugd: God zelf is het voorwerp en de beweegreden van onze liefde: we beminnen God om Hemzelf.

2° Boven alles: (zie nr. 177).

3° Om Hemzelf: (zie nr. 176).

4° Ons naaste gelijk ons zelf: zoals we ons zelf alle goed wensen en van ons zelf alle kwaad afweren, zo moeten we ook doen tegenover onze naaste.

5° Om God: de liefde tot ons zelf en de liefde tot de evenmens moeten ondergeschikt zijn aan de liefde tot God, m.a.w. we moeten God zelf in onze naaste beminnen.

176. Wat is God beminnen om Hemzelf?

God beminnen om Hemzelf, is God beminnen omdat Hij oneindig volmaakt is en alle liefde waardig.

God is oneindig volmaakt: zodus ligt alle goed in de hoogste mate in Hem verwezenlijkt. De menselijke wil die van nature streeft naar het goede moet dus noodzakelijk het hoogste goed, namelijk God, om Hemzelf beminnen, d.w.z. die liefde tot God niet afhankelijk maken van een liefde tot een kleiner, tot een tijdelijk, beperkt goed.

177. Wat is God beminnen boven alles?

God beminnen boven alles, is God meer beminnen dan alle schepselen, en daarom bereid zijn alles te verliezen, zelfs het leven, liever dan Hem door één doodzonde te beledigen.

God is de Meester over alles wat er bestaat: we mogen dus niets beminnen dat tegen de Wil van God zou zijn.

God is het oneindige goed: het ware dus onredelijk een ander goed buiten God meer te beminnen dan God zelve: daarin juist ligt de zonde. Gods heilige Wil is de hoogste wet: om die Wil te volbrengen, d.w.z. om God werkdadig te beminnen, moeten we alle andere goederen prijsgeven, zelfs ons leven en zeker nooit iets willen tegen Gods Wil in wat zonde is: dan pas beminnen we waarlijk God boven alles.

178. Wie verstaan wij door onze naaste?

Door onze naaste verstaan wij al degenen die met ons deel kunnen hebben in de eeuwige zaligheid.

Alle mensen in zoverre ze geroepen zijn tot de hemel zijn onze naaste: zodus heel zeker zij die hun zaligheid reeds bereikt hebben, namelijk de hemelingen; ook zij die ervan verzekerd zijn eens zalig te zijn, namelijk de zielen van het Vagevuur; verder alle mensen die nog leven, zonder één enkele uitzondering, want allen, zolang ze leven, kunnen de zaligheid bereiken.

Alleen de verdoemden zijn uitgesloten.

179. Wat is onze naaste beminnen om God?

Onze naaste beminnen om God, is hem beminnen om te behagen aan God, die hem bemint als geschapen naar zijn beeld, ja als zijn kind en hem bestemt tot de eeuwige zaligheid.

Gods Wil is de hoogste wet. Welnu God bemint onze naaste:

1° Als mens: beeld van God (zie nr. 49).

2° Als geroepene tot het eeuwig geluk: kind van God door de heiligmakende genade die het goddelijk leven zelve is.

Indien we God oprecht beminnen, dan moeten we dus ook de naaste beminnen om diezelfde redenen. Zo schrijft S. Joannes: Zo iemand zegt: “Ik heb God lief, maar toch zijn broeder haat, hij is een leugenaar; wie immers zijn broeder, die hij gezien heeft, niet bemint, kan God niet beminnen, die hij niet gezien heeft. Want dit gebod hebben we van Hem ontvangen: wie God bemint, moet ook zijn broeder beminnen” (I Johannes 4:20-21). Door ware naastenliefde beminnen we dus God zelf in de naaste.

180. Wat is onze naaste beminnen gelijk ons zelf?

Onze naaste beminnen gelijk ons zelf, is hem geen kwaad willen, maar hem het goede wensen en het goede doen dat wij redelijkerwijze voor onszelf verlangen.

1° Het kwaad dat we ons zelf zeker niet toewensen, ook aan de naaste noch toewensen, noch toebrengen.

2° Het goede dat we onszelf toewensen ook aan de naaste toewensen en geven wanneer het past.

3° Dit redelijkerwijze d.w.z. steeds in overeenstemming met Gods wil, in overeenstemming met de goddelijke wetten.

4° Die liefde moet zijn:

a) Oprecht, gemeend in het hart.

b) Werkdadig: “Kinderkens, laten wij niet liefhebben met woord of tong maar in daad en waarheid” (I Johannes 3:17-18).

c) Onbaatzuchtig: niet uitsluitelijk om eigen voordeel maar uit liefde tot God.

d) Algemeen: niemand uitsluiten, noch zondaars noch vijanden.

181. Moeten wij zelfs onze vijanden beminnen?

Ja, zelfs onze vijanden moeten wij beminnen, want ook zij zijn onze naasten en Jezus Christus heeft ons het bevel en het voorbeeld van de liefde tot de vijanden gegeven.

1° Onze vijanden zijn eveneens onze naasten en moeten dus als dusdanig bemind worden.

2° “Ge zult uw broeder niet haten in uw hart. Zoek geen wraak en gedenk niet de ongerechtigheid uwer medeburgers” (Levit. 19:17-18). “Als uw vijand honger heeft, spijzig hem; als hij dorst heeft, geeft hem water om te drinken” (Spreuken 25:21).

3° Christus heeft ons het bevel en het voorbeeld gegeven.

a) Het ‘Onze Vader’ dat Hij ons leerde omvat deze vraag: “Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren” (Mattheüs 5:44-47).

b) “Gij weet niet van welke geest gij zijt” zo sprak Jezus tot zijn leerlingen die zich wilden wreken (Lukas 9:54-55). Jezus weent over Jeruzalem uit medelijden (Lukas 19:41). Christus vergeeft aan Petrus, is bereid om ook aan Judas te vergeven: Hij vergeeft aan zijn eigen beulen en bidt voor hen.