Les 13: De Zedelijke Deugden.

Tweede Deel: Het Christelijk Leven.

De Goddelijke Deugden.

Les 13: De Zedelijke Deugden.

185. Welke noemt men zedelijke deugden?

Zedelijke deugden noemt men de deugden die onze daden en onze zeden regelen naai' de rede en het geloof.

1° Deugden: bijblijvende gesteldheid der ziel waardoor ze geneigd is om het goede te doen.

2° Bovennatuurlijke deugden: bij het H. Doopsel ingestort in de ziel samen met het heiligmakende genade.

3° Door die deugden worden onze daden, onze zeden gericht naar het goede.

186. Welke zijn de zedelijke hoofddeugden?

De zedelijke hoofddeugden zijn deze vier: de voorzichtigheid, de rechtvaardigheid, de sterkte en de matigheid;

Hoofddeugden: alle andere deugden kunnen tot deze vier herleid worden, het zijn bepaalde manieren van voorzichtig of rechtvaardig of sterk of matig te handelen.

187. Waarom worden de vier hoofddeugden kardinale deugden genoemd?

De vier hoofddeugden worden kardinale deugden genoemd, omdat zij als de spil en het steunpunt zijn van al de andere zedelijke deugden.

‘Kardinale’ komt van het Latijnse woord ‘cardo’ wat betekent ‘spil’ ’hengsel’ van een deur, dat waarop de deur steunt en draait bij open – en toegaan. Zó zijn de vier hoofddeugden als de spil, het steunpunt van al de andere zedelijke deugden.

188. Wat is de voorzichtigheid?

De voorzichtigheid is de deugd die ons de beste middelen doet aanwenden om christelijk te leven en in de hemel te komen.

‘Voorzichtigheid’ wijst op ‘voorzien’ alvorens men een daad stelt en dan nog ‘toezien’ terwijl men handelt. De voorzichtigheid is meer een deugd van het verstand dat, onder medewerking van een goede wil, aandachtig de beste middelen uitkiest en toepast om het goede te doen en het kwade te laten en zodoende braaf te leven en het einddoel, de hemel, te bereiken.

189. Wat is de rechtvaardigheid?

De rechtvaardigheid is de deugd die ons aan iedereen doet geven wat hem toekomt.

Deugd waardoor we geneigd zijn aan iedereen te geven wat hem toekomt.

1°Aan God: aanbidding, onderwerping, het volbrengen van al zijn geboden.

2° Aan de naaste: zijn geestelijke en tijdelijke rechten eerbiedigen en bevorderen.

190. Wat is de sterkte?

De sterkte is de deugd die ons het goede doet beoefenen spijts moeilijkheden en zelfs vervolgingen.

1° In het beoefenen der deugd stuiten we onvermijdelijk op moeilijkheden:

a) vanwege onszelf: de drievoudige begeerlijkheid.

b) vanwege de wereld: de bedorvene, of soms erg boze wereld (vervolgingen).

c) vanwege de duivel.

2° De sterke ziel neemt graag de moeilijkheid aan, zal ze zelfs trotseren om zo nog groter, verdienstelijker goed te bereiken door edelmoediger daad.

191. Wat is de matigheid?

De matigheid is de deugd die ons de zinnelijke goederen doet gebruiken volgens de voorschriften van de rede.

De matigheid is de deugd waardoor we in ons de drie begeerlijkheden beheersen en richten binnen de grenzen die ons door het verstand en het geloof worden aangewezen.

192. Welke andere deugden, buiten de kardinale deugden, moeten wij beoefenen?

Alle zedelijke deugden moeten wij beoefenen, zoals de nederigheid, de gehoorzaamheid, de dankbaarheid, de geduldigheid, de zachtmoedigheid, de boetvaardigheid, de kuisheid.

1° Nederigheid: zichzelf willen kennen zoals men werkelijk is; ook zó door anderen willen beoordeeld worden; ook, naar die juiste kennis, willen behandeld worden.

Al wat we goeds hebben aan ons en in ons komt van God, moet dus tot Hem teruggebracht worden. Al wat we kwaads hebben en zijn komt van ons en hierom verdienen we enkel geringschatting, misprijzen.

2° Gehoorzaamheid: eerbied voor alle gezag “want alle gezag komt van God”. (Romeinen 13:1) Zie verder n° 276 Vierde der 10 Geboden.

3° Dankbaarheid: tegenover God en de mensen die ons weldeden, erkentelijk zijn niet enkel in woorden maar ook in werken.

4° Geduldigheid: noch uitwendig klagen noch inwendig treuren wanneer lichamelijk lijden of zielenleed ons kwelt.

5° Zachtmoedigheid:

a) Alle onwettige toorn beslist vermijden:

b) De wettige toorn beheersen, zichzelf inwendig meester blijven, terwijl men zich uitwendig verontwaardigd moet tonen. Zo b.v. O. L. Heer toen Hij de kooplui uit de tempel joeg.

6° Boetvaardigheid: bereid zijn om allerlei smart, lichamelijk en geestelijk, te onderstaan tot uitboeting van eigen zonden of die van anderen.

7° Kuisheid: gesteldheid der ziel waardoor we de geslachtsdrift in ons beheersen volgens de wetten die eigen zijn aan iedere levensstaat. (Zie verder nr. 286, nr. 288: Zesde en negende gebod.)