Les 15: De Zonde en de Ondeugden.

Tweede Deel: Het Christelijk Leven.

De Goddelijke Deugden.

Les 15: De Zonde en de Ondeugden.

208. Waardoor wordt het bovennatuurlijk leven in ons verzwakt of gedood?

Het bovennatuurlijk leven wordt in ons verzwakt of gedood door de zonde.

1° Het wordt verzwakt door de dagelijkse zonde (zie nr. 217).

2° Het wordt gedood door de doodzonde (zie nr. 214).

209. Wat is de zonde?

De zonde is een vrijwillige overtreding van de wet van God.

1° Overtreding van de wet van God.

God, die Meester is over al het geschapene, dus ook over de mens, kan gebieden of verbieden. Iets doen wat God verboden heeft b.v. stelen, is zonde. Iets nalaten wat God geboden heeft is eveneens zonde: b.v. Hem niet eren.

De wet van God: dat zijn de 10 geboden, en ook alle geboden van het wettige gezag dat God vertegenwoordigt, zo b.v. de Kerk, de ouders tegenover de kinderen.

2° Vrijwillig: d.w.z. wetens en willens:

a) Voldoende kennis van het kwaad. Men kan dus nooit zondigen zonder het enigszins te weten dat men zondigt.

Die kennis moet er zijn op het ogenblik dat men de daad stelt. De schuld der zondige daad moet afgemeten worden volgens de kennis die men had op het ogenblik dat men zondigde: zo zondigt een kind volgens zijn kinderlijke kennis, een volwassen mens volgens zijn kennis van volwassene. We zijn dus schuldig niet volgens de kennis die we nadien hebben maar volgens de kennis die we hadden op het ogenblik der zondige daad: m.a.w. men zondigt volgens men het weet en wil op het ogenblik zelf der verkeerde daad.

Hoe groter, hoe juister kennis, hoe groter schuld vermits dit wijst op grotere boosheid van de wil, die niettegenstaande het beter inzicht van de kwade voorgenomen daad, toch door handelt in de kwade richting.

Onwetendheid kan ook soms schuldig zijn en zo kunnen we schuldig zijn aan de verkeerde daden die we stellen uit onwetendheid. Men moet zijn plichten kennen en bijgevolg daartoe ook de middelen gebruiken. Wanneer men twijfelt of iets mag ja dan neen, dan moet men eerst de twijfel oplossen de nodige kennis trachten te achterhalen. Ontbreekt daartoe de tijd en heeft men een ernstige reden om te denken dat men de daad mag stellen, dan mag men door handelen, zo niet moet men zich onthouden want men mag zich nooit in het gevaar stellen te zondigen.

Het geweten moet ook altijd zeker zijn, d.w.z. dat men het altijd ‘goed moet menen’ dat men moet zeker zijn over de toelaatbaarheid der daad. Het doet er niets toe dat men zich vergist in zijn oordeel: inderdaad, men zondigt in zover men meent te zondigen: zo b.v. iemand die op een vrijdag vlees eet, bij vergissing menende dat het donderdag is, bedrijft geen zonde.

b) Toestemming van de wil: de zonde ligt hoofdzakelijk in de wil. Kennis zonder meer is nooit zonde; gedachte zonder meer, d.w.z. een gedachte zonder slechte bijbedoeling, zonder kwade lust die er mee verbonden is en gewild wordt, is geen zonde. De zonde ligt in de wil die zich van God afwendt en zich toekeert naar het schepsel. Hij die zondigt zegt door zijn daad tot God die gebiedt of verbiedt: ‘Neen, ik wil niet’ en dat juist is de zonde.

De aantrekkelijkheid van het kwade ondergaan, aanvoelen – daarin juist bestaat de bekoring – is nog geen toestemming van de wil, is dus geen zonde.

De wil kan soms in zijn vrije werking gehinderd worden en daardoor zelf wordt de verkeerde daad minder schuldig of soms helemaal vrij van schuld. Enkele voorbeelden:

i) Wanneer men beroofd is van het gebruik van zijn verstand; krankzinnigen, iedereen in de slaap.

ii) Plotse, hevige driftopwelling die ons verrast: schrik, woede.

iii) Brutaal geweld dat ons van buiten uit dwingt tot een uitwendige zondige daad: eerste christenen die gedwongen werden tot bewieroken van de afgoden.

iv) Ziekelijke toestanden, zielszieke: zware zenuwinzinking en dergelijke.

Er zijn graden in de boosheid der zonde omdat de wil min of meer boos kan zijn: zo onderscheidt men zonden van zwakheid (kwade omgeving, gebrekkige opvoeding, lichamelijke ziekelijkheid, enz.) en zonden van pure boosheid zoals men die tegenkomt bij verleiders, kopstukken, kwade volksmenners, godshaters.

Hoe bozer de wil, hoe groter zonde.

Hoe groter kennis, hoe groter zonde.

Hoe meer men ontwikkeld is, hoe meer genade men vroeger ontvangen had, hoe groter de zonde is omdat in die gevallen de zondige daad meer gewild is.

210. Op hoeveel wijzen kan men zondigen?

Men kan zondigen op vijf wijzen: namelijk door gedachten, door begeerten, door woorden, door werken en door verzuimenissen.

1° Door gedachten: wat men noemt ‘slechte gedachten’ d.w.z. nadenken op zondige dingen met kwade bijbedoeling of kwade, inwendige lust.

2° Begeerten: het kwade inwendig oprecht verlangen zonder dat men de daad stelt. b.v. men wil stelen doch het mislukt omdat er een waker in de buurt is. Zo vermaande O. L. Heer eveneens: “Wie met begeerte naar een vrouw ziet, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart” (Mattheüs 5:28).

De zonde ligt inderdaad hoofdzakelijk in de wil: hij die de kwade daad verlangt, wil ze en heeft dus reeds gezondigd inwendig al stelt hij niet uitwendig de daad.

3° Woorden: b.v. godslastering, kwaadspreken.

4° Werken: b.v. doodslag, diefstal.

5° Verzuimen: b.v. de zondagmis verzuimen.

211. Zijn alle zonden even zwaar?

Niet alle zonden zijn even zwaar: er zijn doodzonden en dagelijkse zonden.

Er is klaar en duidelijk verschil tussen zonde en zonde, er zijn grote zonden, doodzonden en kleine zonden, dagelijkse zonden, zo b.v. iemand vermoorden en 5 frank stelen, dat zijn twee zonden waarvan de eerste stellig een zware zonde is en de tweede een dagelijkse zonde.

212. Wanneer bedrijft men doodzonde?

Men bedrijft doodzonde wanneer men de wet van God overtreedt in een gewichtige zaak met volle kennis en volle toestemming.

Drie voorwaarden zijn samen vereist:

1° Overtreding van een wet van God in een gewichtige zaak.

2° Volle kennis van het kwaad.

3° Volle toestemming van de wil.

Indien er één van die voorwaarden ontbreekt of indien een der voorwaarden gewijzigd, verminderd aanwezig voorkomt, dan is er ook geen doodzonde. Wanneer kan men zeggen dat het gaat over een gewichtige zaak, een zware verplichting?

a) Wanneer de daad grotelijks strijdig is met de eer van God.

b) Wanneer men door die daad een grote tijdelijke of geestelijke schade toebrengt aan zichzelf of aan anderen, of aan de maatschappij.

c) Wanneer de daad als doodzonde wordt beschouwd in de H. Schrift, of door de mondelinge overlevering of door de beslissingen der Kerk.

Zo b.v. geloofsafval heiligschennis, echte godslastering, gewelddadige opstand tegen het kerkelijk of burgerlijk gezag, grote diefstal, grote ergernis, zelfmoord, overspel.

213. Waarom wordt een zware zonde, doodzonde genoemd?

Een zware zonde wordt doodzonde genoemd, omdat ze het bovennatuurlijk leven der genade in ons doodt en ons de eeuwige straffen der hel verdient.

1° Ze ontneemt ons het goddelijk, het bovennatuurlijk leven, ze doodt dus als het ware dit leven in ons;

2° Door de doodzonde keert de mens zich vrijwillig van God af, verwijst zichzelf daardoor tot de hel.

214. Wat kwaad doet ons de doodzonde?

De doodzonde ontneemt ons de heiligmakende genade, de verdien ten van onze goede werken en het recht op de hemel; zij stelt ons in vijandschap met God en verdient ons de eeuwige straffen der hel.

1° De doodzonde, zoals het woord zelf het aanduidt, is de zonde die doodt; ze doodt namelijk in ons het goddelijk leven.

2° Ontneemt ons al onze verdiensten: wie dood is verliest meteen alles wat bij het leven hoorde.

3° Ontneemt ons het recht op de hemel: de hemel is niets anders dan het goddelijk leven waarvan de gelukzaligen ten volle en rechtstreeks genieten. Wie dit goddelijk leven niet reeds in zich heeft door de heiligmakende genade kan ook geenszins aanspraak maken op de hemel.

4° Stelt ons in vijandschap met God: hij die de doodzonde bedrijft weerstreeft de wil van God, keert zich van Hem af, stelt zich dus aan als zijn vijand.

215. Wat zal men doen, wanneer men het ongeluk gehad heeft in doodzonde te vallen?

Wanneer men het ongeluk gehad heeft in doodzonde te vallen, moet men onmiddellijk aan God vergiffenis vragen door een volmaakt berouw te verwekken zo spoedig mogelijk een goede biecht te spreken.

1° Zich zodra mogelijk met God verzoenen door een volmaakt berouw, dat ingegeven is door pure liefde tot God en gelijk de ‘Akte van berouw’ het heel goed uitdrukt.

Dit is meer dringend dan vroeger omdat er tegenwoordig meer en meer dodelijk ongelukken gebeuren: dus om zeker niet verrast te worden in staat van doodzonde.

2° Zo spoedig mogelijk een rechtzinnige biecht spreken: Gods gebod dat ons oplegt alle zware zonden te biechten, blijft immers van kracht.

216. Wanneer bedrijft men dagelijkse zonde?

Men bedrijft dagelijkse zonde, wanneer men de wet van God overtreedt in een niet gewichtige zaak; ofwel ze overtreedt in een gewichtige zaak maar zonder volle kennis of zonder volle toestemming.

1° Overtreding van een lichte verplichting, wetens en willens.

2° Overtreding van een zware verplichting met volle toestemming doch zonder voldoende kennis van het kwaad.

3° Overtreding van een zware verplichting met volle kennis doch onvoldoende toestemming.

217. Wat kwaad doet ons de dagelijkse zonde?

De dagelijkse zonden vermindert de vurigheid van onze liefde tot God, brengt ons geleidelijk tot de doodzonde, en verdient tijdelijke straffen die wij in dit leven of in het vagevuur moeten ondergaan.

1° Vermindert de vurigheid van onze liefde tot God: hij die God oprecht bemint betracht in alles te doen wat Hij wil, zowel in het mindere als in het grote, zo niet is het een bewijs dat onze liefde tot God aan het verzwakken is.

2° Brengt geleidelijk tot de doodzonde:

a) Vermits onze liefde tot God verzwakt, verzwakt eveneens de afschuw voor de doodzonde.

b) Door de herhaaldelijke dagelijkse zonden worden de kwade neigingen sterker en daardoor zelf ondergaan we sterker de aanlokking ook van het grote kwaad.

c) Zij die herhaaldelijk de dagelijkse zonde vrijwillig bedrijven, ontvangen minder genaden van God en lopen dan eveneens groter gevaar toe te geven bij zware bekoringen.

3° Verdient tijdelijke straffen:

a) Hier op aarde: Mozes, om zijn gebrek aan geloof mocht het beloofde land niet binnengaan. Lijden onder allerlei vormen kan beproeving zijn maar ook door God opgelegde boete voor onze dagelijkse zonden.

b) In het Vagevuur: wat op aarde niet werd uitgeboet, moet noodzakelijk in het vagevuur worden uitgeboet want: “nooit zal er in de hemel ingaan iets wat onrein is” (Openbaring 21:27).

218. Welke moet onze gesteltenis zijn tegenover de zonde?

Wij moeten de zonde boven alle andere kwaad verfoeien en ze met de allergrootste zorg vermijden.

1° De zonde boven alle andere kwaad verfoeien, want ze is het grootste kwaad.

a) Ze randt God aan, die het Opperste goed is (zie nr. 219).

b) Ze berokkent ons de grootste nadelen.

2° Zo goed mogelijk vermijden want dit is plicht, het is dus redelijk en het is bovendien het voordeligst.

219. Waarom moeten wij de zonden boven alle kwaad verfoeien?

Wij moeten de zonden boven alle kwaad verfoeien omdat elke zonde, ook de dagelijkse zonde, een daad is van opstand tegen God, een belediging jegens zijn opperste majesteit en een ondankbaarheid jegens zijn oneindige liefde.

1° Iedere zonde is een opstand tegen God. God gebiedt of verbiedt en wij door te zondigen antwoorden: “Neen, ik doe mijn wil, ik verkies mijn zin te doen”.

2° Belediging jegens zijn opperste Majesteit. God is volstrekt Meester over ons en wij zijn algeheel afhankelijk van Hem. Door de zonde miskennen we die innerlijke verhouding van ons wezen tot Hem en zo beledigen we Hem.

3° Ondankbaarheid jegens zijn oneindige liefde. Al wat we hebben en zijn komt van God: welnu, wanneer we zondigen gebruiken we die gaven van God tegen onze opperste Weldoener.

220. Wanneer is men medeschuldig aan de zonden van anderen?

Men is medeschuldig aan de zonden van anderen, wanneer men op een of andere wijze daaraan meehelpt.

Als we door onze wil de voornaamste kwaaddoener hebben beïnvloed tot het plegen der zonde, hetzij inwendig, hetzij uitwendig, hetzij op beide manieren tegelijk.

221. Hoe helpt men mede aan de zonden van anderen?

Men helpt mede aan de zonde van anderen:
ten 1ste, door rechtstreeks aan de zonde deel te nemen;
ten 2de, door de zonde te gebieden, aan te raden of te prijzen;
ten 3de, door de zonde niet te beletten, niet over te dragen, of niet te straffen, als men verplicht is dit te doen;
ten 4de, door degenen die kwaad doen te beschermen.

1° Als mededader: b.v. bij een diefstal op de wacht staan.

2° Rechtstreekse beïnvloeding van de wil:

a) De zonde gebieden: een overste aan een onderdaan.

b) De zonde aanraden, zoals b.v. verleiders doen.

c) De zonde prijzen om wille van het tijdelijk voordeel dat eraan verbonden is.

3° De zonde niet beletten, niet overdragen, niet straffen wanneer men het moet en kan.

a) Niet beletten: b.v. ouders die hun kinderen slechte boeken laten lezen, naar slechts filmen laten gaan.

b) Niet overdragen: wanneer in een gesticht een der leerlingen de andere tracht te bederven dan moet de overheid zodra mogelijk verwittigd worden.

c) Niet straffen: ouders die hun onwillige kinderen nooit straffen maar ze vrij laten doen.

4° Kwaaddoeners beschermen: ze verdedigen, schuiloord verlenen.

In al die gevallen is de wil van hem die medeschuldig is, ook enigszins op het kwade gericht en dus medeschuldig.

222. Moet men de gelegenheden tot zonde vermijden?

Men moet zoveel mogelijk vermijden al wat ons tot zonde brengt, zoals slechte gezelschappen, slechte lezingen, gevaarlijke vertoningen en vermaken.

1° Wat is een gelegenheid tot zonde?

a) Verwijderde gelegenheid: klein gevaar tot zonde en meestal heeft het geen beslissende invloed.

b) Naaste gelegenheid: groot gevaar en feitelijk gebeurt het meer dat de mens in die gelegenheid vertoevende; zondigt.

i.) Volstrekt: het is voor iedereen een naaste gelegenheid.

ii.) Betrekkelijk: voor die bepaalde persoon is het een naaste gelegenheid, ingezien zijn vroegere zwakheden.

2° In hoeverre moeten we de gelegenheid tot zonde vermijden?

a) Verwijderde gelegenheden hoeven we niet te vermijden want dan zouden we, naar het woord van S. Paulus uit de wereld moeten wegvluchten, wat niet mogelijk is (I Korintiërs 5:10).

b) Naaste gelegenheid: die moeten we vluchten want het is een algemene wet dat we ons nooit zonder voldoende reden in het gevaar tot zonde mogen stellen.

c) Die zich noodzakelijk in een naaste gelegenheid bevindt moet middelen aanwenden door de naaste gelegenheid te maken tot verwijderde gelegenheid. Die middelen zijn voornamelijk het gebed en het veelvuldig gebruik der Sacramenten.

3° Enkele voorbeelden: slechte gezelschappen, slechte lezingen, gevaarlijke vertoningen en vermaken. (Zie eveneens nr. 168.)

223. Wat zijn wraakroepende zonden?

Wraakroepende zonden zijn zonden die, om hun bijzondere boosheid, de rechtvaardige wraak van God ook in deze wereld eisen.

Het zijn zware zonden tegen de naaste, zonden die een bijzondere boosheid veronderstellen in hen die ze bedrijven en die, volgens de uitdrukking der H. Schrift om wraak roepen tot God reeds hier op aarde. (Schepping 4:10-12)

224. Welke zijn de wraakroepende zonden?

De wraakroepende zonden zijn deze vier: vrijwillige doodslag, onkuisheid tegen de natuur, verdrukking van armen, weduwen en wezen, onrechtvaardig achterhouden van het loon der werklieden.

1° Vrijwillige doodslag. God sprak tot Kaïn, de eerste moordenaar: “Wat hebt gij gedaan? De stem van het bloed uws broeders roept tot Mij van de aarde. Nu derhalve zult gij vervloekt zijn op de aarde, zwerven en vluchteling zult gij zijn op de aarde” (Schepping 4:10-12).

2° Onkuisheid tegen de natuur: De inwoners van Sodoma en Gomorha werden om die zonden bedolven onder een vuurregen. De ontheiliging van het huwelijk wordt door Paus Pius XI in zijn: ‘Casti connubii’ eveneens aangeklaagd als onkuisheid tegen de natuur.

3° Verdrukking van armen, weduwen en wezen: de rijke vrek begraven in het diepste der hel om wille van zijn houding tegenover Lazarus de arme.

4° Achterhouding van het verschuldigde loon: “Zie het achterstallige loon der arbeiders, die uw akkers hebben gemaaid, schreeuwt luide tegen u op; de kreten der maaiers dringen door in de oren des Heren Sabaot” (Jakobus 5:4).

225. Wat zijn zonden tegen de Heilige Geest?

Zonden tegen de Heilige Geest zijn zonden die niet uit zwakheid of uit drift, maar uit loutere boosheid geschieden, en recht ingaan tegen de genade van de Heilige Geest en tegen de goddelijke Barmhartigheid.

Het zijn zonden van pure boosheid. Inderdaad aan de ene kant is God immer bereid vergiffenis te schenken, indien de wil van de zondaar zich berouwvol naar God toekeert; aan de andere kant verstart de wil van de zondaar in zijn boosheid door die bepaalde zonde en zo wordt de bekering hier uiterst moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk. De oorzaak ligt dus heel en al en uitsluitend in de zondaar die juist door die zonde Gods barmhartigheid afwijst.

226. Welke zijn de zonden tegen de Heilige Geest?

De zonden tegen de Heilige Geest zijn deze zes:
1ste, aan de goddelijke genade en aan zijn zaligheid wanhopen;
2de, op de goddelijke barmhartigheid zonder deugden of goede werken vertrouwen;
3de, de welbekende waarheden van het geloof bestrijden;
4de, de deugd van de naaste benijden;
5de, hardnekkig zijn in de boosheid;
6de, het berouw of de boetvaardigheid verachten.

1° Wanhoop. God is oneindig goed, almachtig en getrouw in zijn beloften: door de wanhoop miskent de zondaar juist die eigenschappen van God en snijdt zichzelf de weg af tot de genade. Zo Kaïn, zo Judas. Wanhoop leidt niet zelden tot haat van God wat nog een ergere doodzonde is.

2° Vermetel vertrouwen.

a) Die menen de zaligheid te bereiken uit eigen krachten, zonder hulp der genade;

b) Die misdadig steunende op Gods barmhartigheid, nog meer zondigen en steeds hun bekering uitstellen.

3° Welbekende waarheden van het geloof bestrijden. De zondaar ziet met zijn verstand heel goed de waarheid in, hij beseft duidelijk wat hem te doen staat en toch wil hij niet overkomen tot het goede: die wil is dus stellig boos en daarom juist veel schuldiger.

4° De deugd van de naaste benijden. Hierdoor randt men God zelf aan, die door de deugd van de naaste vereerd wordt. Het was de zonde van Kaïn tegenover Abel, het is ook de zonde der kerkvervolgers die uit nijd de Kerk belemmeren in haar apostolaat.

5° Hardnekkig zijn in de boosheid. Wetens en willens het kwade blijven voort bedrijven, de boosheid ervan volledig beseffende.

6° Het berouw of de boetvaardigheid verachten. De vele genaden die God aanbiedt misprijzen; zelfs in het aanschijn van de dood zich van God halsstarrig blijven afkeren.

227. Wat zijn ondeugden?

Ondeugden zijn slechte gesteldheden die er ons toe neigen om de zonde te bedrijven.

Ondeugden zijn neigingen in ons die ons aandrijven tot het kwaad. Door de erfzonde met haar gevolgen dragen we allemaal in het diepste van ons wezen die neiging tot het kwaad onder al zijn vormen. “Ook zeg ik u: leeft naar de geest; dan zult gij niet inwilligen de begeerten van het vlees” (Galaten 5:16). Door herhaaldelijk te zondigen versterken we in ons nog meer die kwade neigingen.

228. Wat zijn hoofdzonden?

Hoofdzonden zijn ondeugden of zonden die oorsprong zijn van vele andere zonden.

Dit zijn ondeugden die zijn als de bron van alle andere ondeugden en zonden. Men kan ze ook herleiden tot de drie begeerlijkheden:

1° Begeerlijkheid van het vlees: onkuisheid, gulzigheid en ook enigszins de traagheid.

2° Begeerlijkheid van de geest: hoogmoed, nijd, gramschap en ook enigszins de traagheid.

3° Begeerlijkheid der ogen: gierigheid.

229. Welke zijn de hoofdzonden?

De hoofdzonden zijn deze zeven: hoogmoed, gierigheid, nijd, gramschap, onkuisheid, gulzigheid, traagheid.

1° Hoogmoed: is de ongeregelde neiging tot zelfverheffing, leidt tot ongeloof en ketterij, tot huichelen, hardnekkigheid, ongehoorzaamheid, verzuimen van gebed en godsdienstplichten, tot onrechtvaardigheid, twist, afgunst, kwaadspreken en laster, tot hardvochtigheid.

Het was de zonde der opstandige engelen; het was ook de zonde van Adam en Eva: ‘Ge zult worden als goden…’

2° Gierigheid: is de ongeregelde zucht naar tijdelijke goederen; leidt tot onrechtvaardigheid, twist, hardvochtigheid en verstompt de smaak voor de hemelse goederen.

3° Onkuisheid: is de ongeregelde neiging van de geslachtsdrift; leidt tot wanhoop, tot ongeloof, vermetel vertrouwen, verblinding van de geest.

4° Nijd: is de droefheid over het geluk van anderen dat men beschouwt als een ongeluk voor zichzelf: zo Kaïn tegenover Abel, Saül tegenover David; leidt tot vele zonden tegen de liefde en de rechtvaardigheid, leidt soms tot moord.

5° Gramschap: is de ontregelde neiging tot wraak. De gevolgen zijn zeer nadelig zelfs op lichamelijk gebied; men heeft de gramschap met recht geheten ‘een voorbijgaande razernij’; leidt tot vele fouten tegen de liefde en tegen de rechtvaardigheid.

6° Gulzigheid: is de ongeregelde neiging tot eten of drinken; leidt tot onkuisheid, twist, verwaarlozen der plichten van staat verstompt de geest en verzwakt de wilskracht.

7° Traagheid:

a) In strengere zin: afkeer van Gods vriendschap en daardoor zelf van de betrachting der geestelijke goederen.

b) In ruimere zin: een zekere weerzin bij het vervullen der dagelijkse verplichtingen.

Treurige gevolgen: armoede der ziel, verblinding van de geest, valse gerustheid, lauwheid, geleidelijk vervallen tot de doodzonde, grote moeilijkheid om terug vurig te worden.