​​​​​​​Les 18: 1ste Gebed van God: Bovenal bemin een God.

Derde Deel: De Geboden.

De Tien Geboden van God.

Les 18: 1ste Gebed van God: Bovenal bemin een God.

248. Wat gebiedt het eerste gebod van God?

Het eerste gebod van God gebiedt God alleen te aanbidden en Hem boven alles te beminnen.

“Zie, zegt God, dat Ik alleen ben, en er geen andere God is buiten Mij” (Deuteronomium 32:39).

De aanbidding wijst meer op het erkennen door verstand en wil van Gods volstrekte Heerschappij over Heelal met al wat het omvat.

De liefde, het beminnen wijst meer op de onderwerping van onze wil aan God en het werkdadig volbrengen van al zijn geboden.

249. Wat is God aanbidden?

God aanbidden, is Hem erkennen en vereren als onze Schepper en opperste Heer, van Wie we geheel en gans afhangen.

De aanbidding is een act van rechtvaardigheid. Het eindige schepsel kan de Oneindige God niet naar waarde geven wat Hem toekomt; de aanbidding beduidt dat men niemand hoger schat dan God en mag dus enkel tot God gericht wezen. De aanbidding betekent een neerknielen van gans de schepping voor God. Gods volstrekte Heerschappij blijkt hieruit dat Hij als Schepper de oorsprong is van alle dingen, de Voorzienigheid van al het geschapene, Eerste Beginsel en Laatste Doel van alles.

250. Moeten wij onze Heer Jezus Christus aanbidden?

Ja, wij moeten onze Heer Jezus Christus aanbidden, want Hij is de mens geworden Zoon van God.

Jezus Christus is waarlijk God: Hij moet dus aanbeden worden. Om diezelfde reden moeten wij eveneens de H. Eucharistie en Jezus' H. Hart aanbidden.

251. Waarin bestaat de eredienst van het H. Hart van Jezus?

De eredienst van het H. Hart van Jezus bestaat in het vereren van de oneindige liefde van Jezus tot ons, onder het zinnebeeld van zijn menselijk hart.

In Christus zijn twee naturen, de goddelijke en de menselijke, doch slechts één enkel Persoon, de tweede Persoon der aanbiddelijke Drievuldigheid.

In het H. Hart vereren wij dan de godmenselijke liefde van Christus, liefde die een oneindige liefde is vermits het de liefde is van een God. Wij vereren die liefde onder het zinnebeeld van Jezus' H. Hart, omdat bij alle volkeren en ten alle tijde het hart, dat het sterkst de weerslag toont van alle menselijke wilsbewegingen, het zinnebeeld is van de liefde.

‘Een goed hart’ ‘Een stenen hart’ ‘Een harteloze’: volksuitdrukkingen die er op wijzen hoe het hart het zinnebeeld is van ons wilsleven. In de verschijningen aan de H. Margaretha Maria Alacoque heeft het H. Hart herhaaldelijk gevraagd om eerherstel zodat in die godsvrucht het eerherstel ook, volgens Jezus' H. Hart zelf, een noodzakelijk bestanddeel is.

252. Is de eredienst van het H. Hart een eredienst van aanbidding?

Ja, de eredienst van het H. Hart is een eredienst van aanbidding, omdat dit het Hart is van de mens geworden Zoon van God.

God moeten wij aanbidden; Jezus' H. Hart is het Hart van een God-Mens; derhalve moeten wij ook dit Hart aanbidden.

253. Welke eredienst zijn wij aan God verschuldigd?

Aan God zijn wij verschuldigd een innerlijke, een uiterlijke en een openbare eredienst.

1° Innerlijke eredienst: verstand en wil, inwendige vermogens en meest kenmerkende vermogens van de mens, zijn zoals al het geschapene afhankelijk van God en moeten dus die afhankelijkheid erkennen: daarin juist bestaat de innerlijke eredienst.

2° Uiterlijke eredienst: ook het lichaam met zijn zintuigen is afhankelijk van God en moet die afhankelijkheid erkennen. Trouwens het ligt gans in de natuur van de mens ook uiterlijk te tonen wat hij inwendig denkt en voelt, de mens doet dit spontaan; bovendien de uitwendige eredienst bevordert zelfs de innerlijke eredienst zodat de hele Liturgie daarop juist is gericht.

3° Openbare eredienst: ook de maatschappij als maatschappij is aan God onderworpen. Die afhankelijkheid moet maatschappelijk erkend worden, dus in het openbaar. Dit nu juist doet de H. Kerk als geestelijke maatschappij. In rechte is ook de burgerlijke maatschappij daartoe verplicht.

254. Wat is de innerlijke eredienst?

De innerlijke eredienst is de eredienst die wij aan God bewijzen in het binnenste van onze ziel.

De innerlijke eredienst bewijzen wij aan God door onze innerlijke, geestelijke vermogens van verstand en wil zonder het uiterlijk te vertonen.

255. Wat is de uiterlijke eredienst?

De uiterlijke eredienst is de eredienst die wij aan God bewijzen door handelingen waaraan ons lichaam deelneemt, zoals het kruisteken, het knielen, het mondeling gebed.

Wat wij innerlijk denken en willen tonen we ook door uitwendige daden, zo b.v. het H. Misoffer door de priester opgedragen, het kruisteken, kniebuigingen, gezangen, mondgebeden, hoofdbuigingen.

256. Wat is de openbare eredienst?

De openbare eredienst is de eredienst die geschiedt in de naam van de H. Kerk.

Tot de openbare eredienst behoort de gehele kerkelijke Liturgie, de H. Mis, het grote breviergebed van de priesters.

257. Welke is de opperste akte en het middelpunt van de eredienst van God?

De opperste akte en het middelpunt van de eredienst tot God is het sacrificie der Mis.

1° De H. Mis is inderdaad de hoogste, de waardigste aanbidding die door Christus zelf, de God-Mens, aan zijn Hemelse Vader wordt opgedragen.

2° Het is een goddelijk offer, dus van oneindige waarde.

3° Het is de hoogste akte van openbare eredienst, door de priester opgedragen, die de Kerk vertegenwoordigt: die eredienst, dit offer komt ten goede aan al de leden van de H. Kerk.

4° Het altaar, het tabernakel is het middelpunt van de christelijke, katholieke eredienst.

258. Wat verbiedt het eerste gebod van God?

Het eerste gebod van God verbiedt alle zonden tegen het geloof, de hoop en de liefde tot God; het verbiedt ook afgoderij, ongodsdienstigheid, heiligschennis en superstitie.

1° Alle zonden tegen het geloof, de hoop en de liefde tot God. Deze drie deugden zijn goddelijke deugden, hebben God tot voorwerp. Het eerste gebod gebiedt onze volkomen onderwerping aan God. Wie dus in God niet gelooft, wie op Hem niet vertrouwt, wie Hem niet bemint boven al, weerstaat aan God, zondigt dus tegen het eerste gebod.

2° Afgoderij: aan een schepsel goddelijke eer toekennen, b.v. een schepsel aanbidden.

3° Ongodsdienstigheid:

a) Het verzuimen van een godsdienstplicht.

b) God op de proef stellen, door namelijk iets te doen of te zeggen of na te laten waardoor men God of zijn eigenschappen beproeft: b.v. godslastering, heiligschennis, ijdele praktijken.

4° Heiligschennis is een soort ongodsdienstigheid.

5° Superstitie of bijgeloof: goddelijke eer bewijzen aan God op een manier die niet past.

259. Hoe zondigt men tegen het geloof?

Men zondigt tegen het geloof vooral door ongeloof en ketterij, door vrijwillig aan zijn geloof te twijfelen of het in gevaar te brengen.

1° Afvalligheid: de gehele Openbaring verwerpen.

2° Ketterij: één of meer geloofspunten verwerpen:

3° Vrijwillig twijfelen aan één of meer geloofspunten.

4° Zich vrijwillig in het gevaar stellen door de omgang met ongelovige personen, geschriften, filmen, enz.

260. Hoe zondigt men tegen de hoop?

Men zondigt tegen de hoop door wanhoop en door vermetel vertrouwen.

1° Wanhoop:

a) aan zijn zaligheid in het algemeen wanhopen.

b) aan de nodige genade ter zaligheid wanhopen.

2° Vermetelheid: te zeer op Gods barmhartigheid vertrouwen in die zin dat men daarin een reden vindt om voorts te zondigen: het is een zonde tegen de H. Geest (zie boven nr. 226).

261. Hoe zondigt men tegen de liefde tot God?

Men zondigt tegen de liefde tot God door onverschilligheid, door ondankbaarheid en door haat tegen God.

1° Onverschilligheid: dat is traagheid, lauwheid (zie boven nr. 229).

2° Ondankbaarheid: is een gebrek aan praktische liefde tot God: Gods weldaden niet erkennen door ze niet te gebruiken ten goede en ze zelfs te misbruiken ten kwade.

3° Haat tegen God: is de grootste zonde die er bestaat: hierdoor maakt men zich gelijk aan de duivelen, aan de verdoemden.

262. Wanneer bedrijft men afgoderij?

Men bedrijft afgoderij, wanneer men een ingebeelde godheid of een schepsel aanbidt in plaats van de Schepper.

De aanbidding is een goddelijke eer, mag dus enkel aan de éne, ware God bewezen worden. Afgoderij is die eer aan een schepsel betonen: zo b.v. bij de heidense volkeren, het aanbidden van de zon, de maan, de sterren, van sommige dieren; bij de Joden het aanbidden van het gouden kalf.

263. Wanneer bedrijft men ongodsdienstigheid?

Men bedrijft ongodsdienstigheid, wanneer men de godsdienst bestrijdt of zijn godsdienstige plichten verzuimt.

1° De godsdienst bestrijden: door woord of schrift, of film of een ander uiterlijk middel.

2° God beproeven: iets zeggen of doen of iets nalaten waardoor men God of zijn eigenschappen op de proef wil stellen.

3° Zijn godsdienstige plichten verzuimen: Zondagsmis.

264. Wanneer bedrijft men heiligschennis?

Men bedrijft heiligschennis, wanneer men aan God toegewijde personen, zaken of plaatsen onteert of oneerbiedig behandelt, zoals de Sacramenten, de kerken en de priesters.

Bij de heiligschennis schendt men iets dat heilig is, men erkent God niet in iets dat Hem speciaal toebehoort. Iets is heilig:

i.) van natuur b.v. de Sacramenten;

ii.) door toewijding aan God: personen of plaatsen.

Door heiligschennis zondigt hij dus die:

i.) Een sacrament onwaardig ontvangt of behandelt,

ii.) Die aan God toegewijde personen, zaken of plaatsen onteert. Godgewijde personen: priesters, kloosterlingen, geestelijken. Godgewijde zaken: misgewaden, kelken, kruisen, kerkelijke of kloosterlijke goederen. Godgewijde plaatsen: kerken, kerkhoven.

265. Wanneer bedrijft men superstitie of bijgeloof?

Men bedrijft superstitie of bijgeloof, wanneer men van voorwerpen, tekens of' moorden, uitwerkselen verwacht die ze niet kunnen hebben, noch uit de kracht van de natuur, noch door goddelijke instelling, noch door de wijding of de gebeden der Heilige Kerk.

Superstitie komt meest voor in de volgende praktijken: waarzeggerij, toverkunst; hekserij, spiritisme, allerlei ijdele praktijken. Om hierover te oordelen moeten we enkele algemene waarheden vooropzetten.

1° Voorwerpen tekens of woorden kunnen uit zichzelf; geen uitwerksels hebben die hun natuurlijke krachten te boven gaan: het uitwerksel kan nooit de oorzaak overtreffen of, anders gezegd, men kan niet geven wat men zelf niet heeft.

2° God kan aan voorwerpen, tekens of woorden een: uitwerksel verbinden dat hun natuurlijke kracht te boven gaat: zo b.v. de Sacramenten die uitwendige tekens zijn en woorden met bovennatuurlijk uitwerksel, namelijk 't schenken der genade, b.v. het Doopsel: uitgieten van water terwijl men de woorden uitspreekt: ‘Ik doop u… ‘.

Op een teken of woord van een heilige kan God mirakelen verrichten; zo eveneens voorspellingen door heiligen gedaan.

3° De Kerk kan aan voorwerpen, tekens of woorden en bijzondere zegen verbinden: die uitwendige tekens werken dat niet uit door zichzelf maar bij wijze van smeking tot God. Het zijn geen Sacramenten, het zijn Sacramentalia[1].

De min-vurige gelovigen vervallen hier ook soms in superstitie, wanneer ze namelijk meer vertrouwen stellen in die sacramentalia dan in de Sacramenten, zich meer hechten aan het gebruik der sacramentalia dan aan het vervullen van hun zwaarste verplichtingen. De sacramentalia zijn geen tovermiddeltjes om allerlei voordelen uit te halen: datgene wat ze betekenen of vragen bekomen ze enkel bij wijze van smeking tot God. Zo b.v. is het verkeerd alles te verwachten van het dragen van een mediale en tevens zijn Zondagmis te verzuimen.

4° Beoordelen we nu de voornaamste bijgelovige praktijken. Waarzeggerij: de toekomst voorspellen. De toekomst is afhankelijk van de vrije handelingen der mensen, onder de almachtige leiding der goddelijke Voorzienigheid. Welnu, niemand kan uit eigen natuurlijke krachten met zekerheid weten in welke richting een vrije mens zal handelen en nog minder kan hij weten in welke richting Gods Voorzienigheid de gebeurtenissen zal leiden.

Wanneer door een louter natuurlijk middel een buitengewoon uitwerksel wordt bereikt dan moet dit toegeschreven worden:

a) Ofwel aan bedrog, behendigheid;

b) Ofwel aan onbekende natuurkrachten;

c) Ofwel aan duivelse invloed. Niettemin moet men dan pas duivelse invloed aannemen wanneer het gans zeker is dat het uitwerksel niet aan natuurlijke oorzaken kan toegeschreven worden.

Naar die richtlijnen moeten we dus oordelen over:

Toverkunst: is er waarlijk aanroeping geweest van de duivel dan is het een zware zonde; zo niet vervalt het in een der 2 eerste veronderstellingen. (Onbekende natuurkrachten of bedrog.)

Hekserij: kwade invloed die zou uitgaan van sommige personen; kwade hand. Meestal is er niets duivels mee gemoeid, zo ja, dan is het zware zonde.

Spiritisme: bedoelt het verkeer met de onzichtbare wereld der geesten. Goede geesten (engelen en gelukzaligen en zielen van het vagevuur) kunnen of zullen zich daartoe niet lenen, laten zich zo maar niet interviewen. Kwade geesten kunnen het niet zonder toelating van God. Meestal is er niets duivels mee gemoeid; zo ja, dan is het zware zonde.

 

[1] Sacramentalia (sacramentaliën): 1 alles wat de kerk wijdt of zegent tot godsdienstig gebruik (rozenkransen, palmen, as, de paaskaarsen enz. 2 wijdingen, zegeningendie over personen, voorwerpen enz. wordt uitgesproken, exorcismen enz.