​​​​​​​Les 20: I. 4de gebod van God: Vader, moeder zult gij eren.

Derde Deel: De Geboden.

De Tien Geboden van God.

Les 20: I. 4de gebod van God: Vader, moeder zult gij eren.

276. Wat gebiedt het vierde gebod van God?

Het vierde gebod van God gebiedt onze ouders en onze geestelijke en wereldlijke oversten te eren.

Dit is de algemene betekenis van het vierde gebod: ‘Eerbiedig alle menselijk gezag’: dit nu wordt uitgedrukt door het gezag aan te duiden dat na het goddelijk gezag, het voornaamste gezag is, namelijk het ouderlijk gezag.

Alle mensen moeten aan de hoogste overheden gehoorzamen “want alle gezag komt van God en de bestaande overheden zijn door God aangesteld” (Rom. 13:1).

1° Het hoogste gezag is God zelf van wie alle ander gezag afhankelijk is.

2° Christus, de God-Mens heeft een Kerk gesticht en heeft aan die Kerk Zijn goddelijke gezag tegenover ons overgemaakt. Het kerkelijk gezag is dus een Godmenselijk gezag, mensen met goddelijk gezag bekleed. Dit kerkelijk gezag is voor ons het voornaamste gezag na het goddelijk gezag.

3° Daarna volgt het natuurlijk gezag der ouders over hun kinderen.

4° Dan volgt het Staatsgezag dat voornamelijk het tijdelijk welzijn der burgers moet betrachten en tevens aanvullen datgene waartoe de ouders alleen niet bij machte zijn.

5° Daarna komt dan eindelijk het gezag der mindere overheden in kleinere groeperingen of maatschappijen: b.v. patroons tegenover werklieden, meesters tegenover leerlingen.

277. Welke zijn de plichten van de kinderen tegenover hun ouders?

De kinderen moeten hun ouders beminnen, eerbiedigen, hun gehoorzamen, en ze in hun nood helpen en bijstaan.

1° Beminnen: “Eer uw vader en vergeet het weegezucht van uw moeder niet. Gedenk dat gij zonder hen niet zoudt geboren zijn en vergeld hun wat zij voor u deden” (Ecclesiasticus 7:26-28). Naast God zijn onze ouders onze grootste weldoeners; aan hen zijn we verschuldigd het leven, onze opvoeding, ons christen zijn. De liefde tot de ouders moet zijn:

i.) Inwendig: ware genegenheid van het hart.

ii.) Uitwendig: door blijken van genegenheid, o.a. voorbeeldig gedrag, hulpverlenend wanneer zij in geestelijke of tijdelijke nood verkeren.

2° Eerbiedigen: onze ouders zijn de plaatsvervangers van God; dit moeten we steeds in hen eerbiedigen. Die eerbied moet inwendig en uitwendig zijn. Ook dan wanneer de ouders zich niet goed gedragen moeten de kinderen hun daden afkeuren maar moeten niettemin hun persoon eerbiedigen: de ouderlijke waardigheid blijft.

Misdoen hiertegen: de kinderen die hun ouders minachten, kwaadspreken over hen, die hen bedriegen.

3° Gehoorzamen: de ouders hebben de plicht, dus ook het recht, hun kinderen op te voeden; hieraan beantwoordt bij de kinderen de plicht zich te laten opvoeden, d.w.z. te gehoorzamen. “Gij, kinderen, zo schrijft S. Paulus, weest aan uw ouders gehoorzaam in de Heer, want dit is recht” (Efeziërs 6:1).

Eerbied en liefde: deze plichten blijven bestaan zolang de ouders leven. De plicht der gehoorzaamheid houdt op wanneer het kind meerderjarig is geworden en op zichzelf woont. Een meerderjarig kind dat nog bij zijn ouders inwoont is verplicht tot gehoorzaamheid in de huishoudelijke zaken. Een minderjarig kind mag het ouderlijk huis niet bestendig verlaten zonder toestemming van de ouders.

Ongehoorzaamheid kan zware zonde zijn wanneer het de ouders ernst is en het gaat om een gewichtige zaak. De zaak wordt beschouwd als gewichtig wanneer ongehoorzaamheid een groot nadeel toebrengt aan het huisgezin of aan de ouders, of een groot gevaar oplevert voor de ziel of het lichaam van het kind.

4° In hun nood helpen en bijstaan.

a) Van zodra het kind bij machte is, moet het, onder leiding der ouders, het zijne bijdragen tot welzijn van het huisgezin.

b) Wanneer de ouders later in nood geraken dan moeten de kinderen het eerst, ook al zijn ze getrouwd, hun ouders helpen en bijstaan: de plicht tot liefde, werkdadige liefde jegens de ouders blijft zolang de ouders leven.

278. Welke zijn de plichten van de ouders jegens hun kinderen?

De ouders moeten zorgen voor het lichamelijk onderhoud van hun kinderen; zij moeten hun, in de huiskring en op de school een christelijke opvoeding verschaffen.

De kinderen behoren eerst aan God: ze hebben de plicht, dus het recht hun leven in alles naar God te richten. De ouders hebben dus eveneens daartoe de plicht, dus het recht. Ze hebben het volle recht hun kinderen een degelijke christelijke opvoeding te verlenen. “Hebt gij zonen, houdt hen in tucht” (Ecclesiasticus 7:25). Daaruit volgt:

1° De ouders moeten zorgen voor het tijdelijk welzijn en de toekomst van hun kinderen: lichamelijk onderhoud, onderwijs.

2° De ouders moeten zorgen voor het geestelijk welzijn van hun kinderen:

a) Onderwijs in de christelijke lering, ook in de huiskring.

b) Christelijke opvoeding in christelijke, katholieke scholen.

c) Algemeen onderwijs opdat ze geen achterlijken wezen in de maatschappij.

d) Het goed voorbeeld geven.

e) De gevaren van zonde voorkomen, afweren, door de kinderen tijdig op de hoogte te stellen van de levensgeheimen: daartoe is de moeder de eerste, de best aangewezen persoon.

f) De kinderen desnoods bestraffen.

279. Welke zijn de plichten van de onderdanen jegens hun oversten?

De onderdanen moeten hun oversten eerbiedigen, hun gehoorzamen en hun billijke belangen behartigen.

1° Eerbied: “Alle gezag komt van God” (Romeinen 13:1): dus zijn wij gehouden tot eerbied jegens onze oversten die waar gezag over ons hebben.

2° Gehoorzaamheid: wij moeten aan God gehoorzamen, dus ook aan hen die Gods gezag tegenover ons vertegenwoordigen, krachtens een instelling van God zelf (de Kerk) of krachtens een contract dat we aangingen (werklieden tegenover hun patroon).

3° Hun belangen behartigen: is ten slotte niets anders dan een praktische, werkdadige eerbied en gehoorzaamheid.

280. Welke zijn de plichten van de oversten jegens hun onderdanen?

De oversten moeten, ieder volgens zijn ambt, het geestelijk en tijdelijk welzijn van hun onderdanen behartigen.

Ze moeten het algemeen welzijn van hun onderdanen behartigen, daartoe:

1° Alle nadelen, gevaren van hen verwijderen.

2° Uitdrukkelijk meewerken tot hun tijdelijk en geestelijk welzijn: zo b.v. hen in niets afhouden van hun christelijke verplichtingen; het aangegane contract eerbiedigen.

281. Is het soms verboden aan zijn ouders of aan andere oversten te gehoorzamen?

Het is verboden aan zijn ouders of aan andere oversten te gehoorzamen, wanneer ze iets bevelen dat strijdig is met de geboden van God of van de H. Kerk.

1° Het gezag van de ouders en het gezag van de oversten komt feitelijk van God: het staat niet boven God en mag dus nooit strijdig zijn met de geboden van God, noch met de natuurwet die eveneens van God komt, vermits Hij het is die de natuur schiep.

“Men behoort Gade veeleer dan de mensen te gehoorzamen” (Handelingen 5:29).

2° De geboden der Kerk staan eveneens boven het gezag van alle ander menselijke gezag vermits de Kerk goddelijke opdracht heeft ontvangen. In geval van ‘conflict’ heeft de Kerk steeds de voorrang.

3° De roeping is een persoonlijke zaak: het recht gaat uit van het kind en de ouders hebben de plicht dit recht van hun kind te eerbiedigen: ze hebben ongetwijfeld het recht hierin leiding en raad te geven.

282. Welke zijn de voornaamste plichten van de burgers jegens hun Vaderland?

De burgers moeten hun vaderland beminnen, dienen en zo nodig, ten koste van hun leven verdedigen; ze moeten het burgerlijk gezag eerbiedigen en aan de rechtvaardige wetten gehoorzamen.

1° Eerbied en liefde: het burgerlijk gezag is een waar gezag en moet dus geëerbiedigd en bemind worden.

2° Dienen: desnoods ook krijgsdienst in tijd van oorlog: het persoonlijk welzijn moet hier ondergeschikt zijn aan het algemeen welzijn, althans indien er geen hogere wetten zijn die ons dwingen anders te handelen.

3° Aan de rechtvaardige wetten gehoorzamen: rechtvaardige wetten bewerken het algemeen welzijn en bijgevolg moeten wij die wetten onderhouden. Een onrechtvaardige wet kan niet verplichten want niemand kan of mag ons dwingen tot onrecht vermits dat zelf indruist tegen de natuurwet die van God zelf komt, Schepper van alle natuurwetten.