​​​​​​​Les 21: I. 5de gebod van God: Dood niet, geef geen ergernis.

Derde Deel: De Geboden.

De Tien Geboden van God.

Les 21: I. 5de gebod van God: Dood niet, geef geen ergernis.

283. Wat gebiedt het vijfde gebod van God?

Het vijfde gebod van God gebiedt ons eigen leven en dat van de naaste te eerbiedigen, zowel het leven van de ziel als dat van het lichaam.

De mens is ziel en lichaam: allebei behoren eerst aan God. Het zielenleven en het lichamelijk leven van iedere mens moeten dus allebei gevrijwaard zijn in alle opzichten, geheel en gedeeltelijk. Wij mogen dus niet willekeurig noch over onszelf noch over anderen beschikken: daarin moet steeds Gods Wil geëerbiedigd worden.

284. Wat verbiedt het vijfde gebod van God?

Het vijfde gebod van God verbiedt: zonder wettige macht of reden, te doden, te kwetsen of te slaan; aan zichzelf of aan anderen kwaad te doen of te wensen; zich schuldig te maken aan gulzigheid, dronkenschap, gramschap haat, nijd en ergernis.

1° Zonder wettige macht of reden doden:

“Ge zult niet doden” (Exodus 20:13). “Wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed zal door mensen worden vergoten, want als zijn beeld heeft God de mens gemaakt” (Genesis 9:6).

Vruchtafdrijving is een ware moord. Ook wanneer men hierdoor het leven der moeder wil redden is het een moord: het doel wettigt de middelen niet. Het middel is hier bepaald slecht.

Om een hoger goed te behouden mag men een minder goed prijsgeven: een been laten afzetten om het lichamelijk leven te behouden. Wanneer men voor de keus staat zijn geloof, zijn kuisheid te verzaken of een gewelddadige dood te sterven mag men zijn leven prijsgeven en de marteling verkiezen: zo deden de martelaren, zo eveneens de H. Maria Goretti. Doodslag is toegelaten bij wettige zelfverdediging.

Doodslag is eveneens toegelaten in rechtvaardige oorlog tussen de strijd voerende soldaten.

De Staat mag ook in bepaalde gevallen: nl. op grote misdadigers de doodstraf doen toepassen: dit tot waarschuwing voor de andere burgers en tot veiligheid van de Staat.

2° Kwetsen of slaan: het lichaam is heel en al de eigendom van God, we hebben het enkel als het ware in leen. Iedere mens heeft dus de plicht en dienvolgens het recht zijn lichaam en dit van anderen gaaf en ongedeerd te behouden.

3° Aan zichzelf of anderen kwaad toewensen: is een zonde, grote of kleine zonde naar gelang het kwaad dat men zich of anderen toewenst.

4° Gulzigheid, dronkenschap: schaden stellig aan lichaam en ziel en brengen tevens tot andere zonden. (Zie nr. 229.)

5° Gramschap, nijd: schaden eveneens aan lichaam en ziel en zijn tevens zonden tegen de naaste. (Zie nr. 229.)

6° Haat: is de gesteltenis der ziel waardoor we iemand kwaad toewensen: het is de grootste zonde tegen de evenmens, althans wanneer het oprecht gemeend is. Haat leidt dikwijls tot andere zware zonden: moord, onrechtvaardigheid, laster enz. Zij die daaraan toegeven moeten gedenken dat God hen evenmin hun zonden zal vergeven.

7° Ergernis: (zie volgende vraag).

285. Wanneer geeft men ergernis?

Men geeft ergernis, wanneer men iemand tot zonde aanzet of op schuldige wijze tot zonde aanleiding geeft.

1° De ergernis: is een minder goed woord of daad waardoor we de evenmens aanleiding geven tot zonde.

“Wie een dezer kleinen, die in Mij geloven, ergert… wee de… mens door wie de ergernis komt” (Mattheüs 18:6- 7).

2° Iemand met opzet tot zonde verleiden b.v. tot diefstal.

3° Wanneer twee personen samen zondigen, b.v. samen een diefstal begaan dan geven ze aan mekaar ergernis en maken zich dus allebei schuldig aan de zonde van ergernis.

4° Hij die op schuldige manier aanleiding geeft tot zonde bij een ander, geeft eveneens ergernis: b.v. iets doen of iets zeggen dat zonde is of dat althans de schijn heeft van zonde, daarbij voorziende of vermoedend dat de naaste hierdoor tot zonde zal worden aangedreven: b.v. een katholiek die als zodanig bekend staat en die zichtbaar vlees eet op een vrijdag in het bij zijn van anderen.

5° Wanneer men geen schuld heeft maar dat de naaste uit eigen boosheid of zwakheid in ons spreken of doen aanleiding vindt tot zonde, dan is er geen ergernis: b.v. de Farizeeën tegenover Onze Lieve Heer.