Les 27: Het Gebed des Heren.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

Het Gebed en de Eredienst van de Heiligen.

Les 27: Het Gebed des Heren.

334. Welk is het volmaaktste van alle gebeden?

Het volmaaktste van alle gebeden is het Onze Vader of het Gebed des Heren, waaraan gewoonlijk wordt toegevoegd het Wees Gegroet of de Groetenis des Engels.

1° Het volmaaktste om wille van zijn oorsprong: het is het werk, niet van een mens of engel, maar van Christus zelf, de God-Mens. (Het staat aangegeven bij Mattheüs 6:9-13 en Lukas 11:2-4.)

2° Om wille van zijn inhoud: het bevat alles wat we aan God kunnen en moeten vragen. Het is samengesteld uit een voorrede en zeven smeekgebeden. Als smeekgebed, door Christus zelf opgesteld, overtreft het in kracht alle andere smeekgebeden. Deze zeven smeekgebeden staan tevens in volmaakte rangorde aangegeven:

i.) Eerst vragen we de verheerlijking van God: dat is een akte van volmaakte liefde.

ii.) Daarna vragen wij onze eigen zaligheid in het rijk van God: akte van liefde waardoor we ons zelve beminnen om God.

iii.) We vragen om het voornaamste middel ter zaligheid, het volbrengen van Gods Wil.

iv.) We vragen verder de nog meer bepaalde middelen ter zaligheid: het Eucharistisch Brood en de andere genaden en het nodige voor het lichamelijk leven.

v.) We vragen bevrijding van al wat onze zaligheid beletten kan:

a) Vergiffenis der zonde;

b) Overwinning der bekoringen;

c) Vrijwaarding tegen alle andere kwaad.

Alle vragen strekken dus tot glorie van God, rechtstreeks of onrechtstreeks.

Gewoonlijk bidden we na het Onze Vader ook het Wees Gegroet om Maria te vereren en om onze gebeden door Haar aan God op te dragen.

335. Waarom noemen wij het Onze Vader ‘het Gebed des Heren’?

Wij noemen het Onze Vader ‘het Gebed des Heren’, omdat Onze Heer Jezus Christus zelf het ons heeft geleerd.

O. L. Heer zegt bij S. Mattheüs 6:9; Zó zult ge bidden: ‘Onze Vader…’ m.a.w. ‘dit is de beste manier’ of nog ‘al wat ge aan God kunt of moet zeggen ligt begrepen in dit gebed dat Ik u nu voorhoud; het is het echte gebed’. O. L. Heer beschouwt het werkelijk als het gebed bij uitstek, door Hem zelf opgesteld.

336. Waarom noemen wij God ‘Onze Vader’?

Wij noemen God ‘Onze Vader’:
1ste omdat, hij ons geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis;
2de omdat, Hij ons door zijn genade tot zijn kinderen heeft aangenomen;
3de omdat, hij ons meer dan een beste vaderlief heeft.

1° We hebben het bestaan, het natuurlijk leven van Hem ontvangen; Hij heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis (zie boven nr. 49).

2° We zijn, door de heiligmakende genade Gods kinderen. Door die genade hebben we op een geheimvolle wijze die we niet begrijpen kunnen, op een werkelijke wijze het goddelijk leven in ons. “Ziet, hoe grote liefde de Vader ons heeft bewezen, dat wij kinderen Gods worden genoemd en ook zijn” (I Johannes 3:1).

3° Omdat God ons meer dan een beste vaderlief heeft. “Wij hebben lief, omdat Hij (God) het eerst heeft liefgehad” (I Johannes 4:19, zie nog I Johannes 4:9-10).

337. Waarom zeggen wij: « die in de hemelen zijt »?

Wij zeggen: ‘die in de hemelen zijt’ omdat God, alhoewel overal tegenwoordig, vooral in het werk der hemelen zijn almacht en zijn majesteit openbaart.

‘Om de geest van de mensen op te wekken tot het beschouwen van zijn oneindige macht en majesteit, die meest uitstraalt in het werk van de hemelen, zegt God in de Heilige Schrift dat hij in de hemelen woont; niettegenstaande dat, verklaart Hij ook dikwijls dat er geen deel van de wereld is waar Hij niet tegenwoordig is door zijn wezen en zijn macht’ (Catechismus van het Concilie van Trente (Deel IV. Hoofdst. IX.)).

338. Wat vragen we door de woorden: ‘Geheiligd zij uw naam?’

Door de woorden: ‘Geheiligd zij uw naam’ vragen we dat God door alle mensen mogen worden gekend, bemind, gediend en geëerd.

Gods verheerlijking en glorie is het eerste en hoogste doel der schepping, de voornaamste plicht die weegt op alle redelijke schepselen. We vragen hier dus dat alle mensen God en zijn oneindige volmaaktheden steeds beter zouden kennen, eerbiedigen, verheerlijken, dat ze Gods naam zouden heiligen door hun werken en gebeden. In die vraag ligt dus eveneens opgesloten de vraag voor eigen zaligheid en voor de zaligheid van alle mensen: in die zin is het een ware akte van volmaakte liefde tot God.

339. Wat vragen we door de woorden: ‘Uw rijk kome’?

Door de woorden: ‘Uw rijk kome’ vragen wij, dat God op aarde meer en meer heerse over alle volkeren door zijn wet, en over alle harten door zijn genade, zodat allen eenmaal met Hem mogen heersen in de hemel.

Door die woorden vragen we:

1° Dat God zegevieren over al zijn vijanden.

2° Dat alle mensen deelachtig zouden worden aan zijn drievoudig Rijk.

i.) Het Rijk der genade, de heiligmakende genade waardoor God in ons woont. Wij bidden opdat alle mensen die genade steeds in zich zouden hebben en bewaren en doen aangroeien.

ii.) Het Rijk der Kerk: dat alle mensen zouden lid worden van de Rooms Katholieke Kerk, door Christus gesticht. Zo worde vervuld de voorspelling van de grote profeet Isaïas: “En volken zullen wandelen naar uw licht en koningen naar de glans die over U opgaat” (Jesaja 60:3).

iii.) Het Rijk der Hemelen: dit Rijk is het einddoel van al onze verlangens, van al ons streven: “Zoekt wat hierboven is, waar Christus is, zittende aan Gods rechterhand; ziet op naar wat boven, niet op aarde is” (Kolosenzen 3:1).

3° Wij bidden tevens dat God, die eveneens Meester is over iedere maatschappij, er werkelijk zou heersen als een Koning, door zijn wetten van gerechtigheid en liefde.

340. Wat vragen we door de woorden: ‘Uw wil geschiede op aarde als in de hemel’?

Door de woorden ‘Uw wil geschiede op aarde als in de hemel’: vragen wij dat de mensen op aarde de wil van God zouden volbrengen, zoals de engelen en de heiligen die volbrengen in de hemel.

Door deze woorden vragen wij:

1° Dat op aarde alle mensen Gods wil zo volmaakt mogelijk zouden volbrengen d.w.z. de geboden van God en van de Kerk, de plichten van hun levensstaat.

2° Gelijk de engelen en de heiligen en ook de zielen van het vagevuur Gods welbehagen in alles met de grootste vurigheid involgen.

341. Wat vragen we door de woorden: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’?

Door de woorden: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ vragen we al hetgeen we iedere dag nodig hebben voor het geestelijk leven van onze ziel en voor het onderhoud van ons lichaam.

1° Wat we nodig hebben voor de ziel: de genade, de sacramenten, het woord Gods. Hier wijst Christus eveneens op het Brood der H. Communie: dit leren bijna eenstemmig de Kerkvaders (Pius X. in zijn Decreet van 20 december 1905).

Zoals het brood het voornaamste voedsel is voor ons lichamelijk leven zo moet het Brood der Eucharistie het voornaamste voedsel zijn onzer ziel: ‘Wij smeken, zo bidt de Kerkvader S. Cyprianus († 258) dat ons dit Brood dagelijks worde gegeven, opdat wij, die in Christus zijn en de H. Eucharistie dagelijks als spijs der zaligen ontvangen, niet van Christus' Lichaam worden gescheiden’.

2° Wat we nodig hebben voor het lichaam: dit wordt aangegeven door het meest algemene en voornaamste voedsel, namelijk brood, verder eveneens kleding, huisvesting, gezondheid, arbeidslust.

3° We bidden: ‘Geef ons heden’ dit herinnert er ons aan dat alle goed steeds van God moet komen.

4° Geef ons… ons dagelijks brood: zodus niet te bezorgd zijn voor de toekomst (Mattheüs 7:34); de ongeregelde zucht naar stoffelijke goederen onderdrukken.

342. Wat vragen we door de woorden: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren’?

Door de woorden… ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren’ vragen wij, dat God al onze zonden en zondestraffen zou vergeven, gelijk ook wij vergeven aan allen die tegen ons hebben misdaan.

1° Vergeef ons onze zonden en zondestraffen:

Allen moeten we zo bidden, want allen hebben we zondenlast: “Als we zeggen dat we geen zonden hebben, dan bedriegen wij ons zelf en de waarheid is niet in ons” (I Johannes 1:8).

2° Zoals wij ook vergeven aan hen die ons misdeden. We mogen en moeten soms herstel eisen van geschonden rechten, maar de fout zelf moeten we steeds vergeven. Het is zelfs een voorwaarde om zelf vergiffenis te verkrijgen van eigen zonden; God vergeeft in de mate dat wij vergeven. (Mattheüs 7:14-15)

343. Wat vragen we door de woorden: ‘Leid ons niet in bekoring’?

Door de woorden: ‘Leid ons niet in bekoring’ vragen we, dat God ons van de bekoring zou bevrijden, of ons de genade zou verlenen om ze te overwinnen.

We dragen in ons de drievoudige begeerlijkheid, de begeerlijkheid van het vlees, van de wereld en van de geest: daardoor is het dat we ons tot de zonde voelen aangetrokken; dat is de bekoring tot het kwade. God zelf zet de mens niet aan tot het kwade (Jakobus 1:13-16) maar Hij laat toe dat de mens bekoord wordt: de mens komt soms in omstandigheden waar een zware strijd hem wacht en God weigert dan soms aan die mens, tot straf van vroegere zonden of om wille van zijn vermetelheid, de bijzondere, werkdadige genade waarmede de overwinning zeker zou worden behaald en geeft hem enkel een gewone genade waarmee de overwinning wel mogelijk is maar in feite niet zal worden behaald. In die zin kan gezegd worden dat God de mens in bekoring leidt. God handelt dan zo, niet om de mens tot zonde te brengen maar om hem te bestraffen, te vernederen ofwel om hem in de gelegenheid te stellen gans bijzondere verdiensten te winnen door die uitzonderlijke akte van deugd. Door dit gebed vragen we dan aan God:

1° Dat Hij de bekoringen van ons afweren, zeker diegene waarvan Hij voorziet dat ze ons tot zonde zouden brengen.

2° Dat God ons helpe om alle bekoringen te overwinnen. Al is de bekoring zelf geen zonde, al is ze dikwijls zeer nuttig voor de mens, ze brengt hem niettemin in het gevaar van te zondigen daarom moeten we steeds nederig bewust blijven van onze grote zwakheid en vol vertrouwen God bidden dat Hij ons steunt ter overwinning. Hieruit moeten we eveneens leren dat we nooit de bekoring mogen zoeken, dat we de gelegenheid tot zonden en vooral de naaste gelegenheid zorgvuldig moeten vermijden. “Waakt en bidt, dat gij niet in bekoring komt” (Mattheüs 26:41).

344. Wat vragen we door de woorden ‘Verlos ons van het kwade’?

Door de woorden ‘Verlos ons van het kwade’ vragen we van alle kwaad naar lichaam en ziel verlost te worden.

1° Bevrijding van alle zielenleed:

a) Van de eeuwige straf der hel: het grootste onheil.

b) Van de zonde: het voornaamste kwaad hier op aarde, vooral de doodzonde; de zonde die de oorzaak is van alle andere kwaad en ellende.

c) Van de duivel: de boze, de kwade bij uitstek, de aartsvijand van de mens; de eerste zondaar, verworpeling, de zielenmoorder, begin en oorzaak van alle kwaad.

2° Bevrijding van alle andere ellenden des levens: ziekte, armoe, hartenleed, oorlog, enz. Niettemin hierin moeten we ons vooraf aan God onderwerpen die best weet wat ons nuttig of schadelijk is. De beproevingen, die we met de hulp der genade, edelmoedig doormaken, kunnen ons strekken tot geestelijk welzijn: het kunnen gelegenheden zijn om onze vroegere zonden uit te boeten en tevens nieuwe verdiensten te vergaren. Ingezien onze grote zwakheid kunnen de beproevingen ook aanleiding geven tot nieuwe zonden, zonden van opstand, van moedeloosheid en andere en daarom vragen we hier om van zulke beproevingen bevrijd te blijven.