​​​​​​​Les 30: Het Doopsel.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

De Heilige Sacramenten

Les 30: Het Doopsel.

364. Welk is het eerste en noodzakelijkste sacrament?

Het eerste en noodzakelijkste sacrament is het Doopsel.

Uitleg: zie de twee volgende vragen.

365. Waarom is het Doopsel het eerste sacrament?

Het Doopsel is het eerste sacrament, omdat men, vooraleer het Doopsel ontvangen te hebben, geen enkel ander sacrament geldig kan ontvangen.

1° Het doel van het Doopsel is ons te doen herboren worden tot het goddelijk leven: ‘Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij niet ingaan in het koninkrijk God’. Al de andere Sacramenten, behalve de Biecht, veronderstellen dat het goddelijk leven reeds aanwezig is. Welnu dit leven wordt ons, volgens de wil van Christus (Joannes 3:5) geschonken door het Doopsel. Zodus is het Doopsel het eerste sacrament.

Ook de Biecht in staat van doodzonde veronderstelt dat men reeds christen was, veronderstelt de blijvende ingestorte deugden en daardoor zelf de heiligmakende genade die er bijhoorde toen die deugden werden ingestort in de ziel.

2° Zolang men niet gedoopt is kan men geen enkel ander sacrament geldig ontvangen.

366. Waarom is het Doopsel het noodzakelijkste sacrament?

Het Doopsel is het noodzakelijkste sacrament, omdat, volgens de lering van Jezus Christus, niemand zonder Doopsel het Rijk der hemelen zal binnentreden.

1° Christus, voor zijn hemelvaart, beval aan zijn Apostelen: “Gaat dus heen: onderwijst alle volken, doopt ze in de naam van de Vader, van de Zoon en van de H. Geest” (Mattheüs 28:19). Hieraan beantwoordt de plicht voor alle volken, voor alle mensen zich te laten dopen.

2° Het Doopsel is het noodzakelijkste sacrament vermits het eerste is.

367. Wat is het Doopsel?

Het Doopsel is het sacrament dat, door de wassing en de aanroeping van de drie goddelijke Personen, ons doet geboren worden tot het bovennatuurlijk leven van de genade.

1° Uitwendig teken:

a) Heilige handeling: de wassing met water.

b) Heilige woorden: de aanroeping der H. Drievuldigheid die aan de afwassing een bepaalde betekenis geven.

2° Door Christus ingesteld: volgens de Romeinse Catechismus heeft Christus dit sacrament ingesteld toen Hij zich liet dopen door S. Johannes Baptista in de Jordaan.

3° Dit de genade betekent: de afwassing betekent dat de ziel door de instorting der heiligmakende genade van de smet der zonde wordt gezuiverd; de sacramentele woorden betekenen dat de ziel door die reiniging aan de H. Drievuldigheid wordt toegewijd.

4° De genade wordt ook werkelijk gegeven: door de afwassing en de woorden wordt niet enkel de genade betekend maar ze wordt ook werkdadig gegeven: de ziel wordt lid van de H. Kerk, van het mystieke lichaam van Christus en tevens geschikt om al de andere Sacramenten te ontvangen.

368. Welke zijn de uitwerkselen van het Doopsel?

Ten 1ste, het Doopsel vergeeft de erfzonde en alle andere zonden en zondestraffen;
ten 2de, het schenkt de heiligmakende genade en bezorgt dadelijke genaden om christelijk te leven;
ten 3de, het prent in onze ziel een onuitwisbaar merkteken, en mankt ons tot leden van de Heilige Kerk.

1° Vergiffenis der zonden:

a) Vergeeft de erfzonde.

b) Vergeeft alle andere zonden, namelijk de persoonlijke zonden voor het geval dat het een volwassen mens is die gedoopt wordt. Die persoon moet tevens berouw hebben over zijn vroeger persoonlijke zonden maar kan of moet niet biechten.

c) Vergeeft de zondestraffen die altijd verbonden zijn aan de persoonlijke zonden.

2° Schenkt de genade:

a) Heiligmakende genade: het goddelijk leven wordt voor het eerst aan de ziel meegedeeld, waardoor ze in volle waarheid wordt kind van God (zie boven nr. 148).

b) Dadelijke genaden om Christelijk te leven: die genaden ontvangen we later op tijd en stond naar gelang wij die nodig hebben in de loop van ons leven.

3° Het sacramenteel merkteken:

a) Prent in onze ziel een onuitwisbaar merkteken: hierdoor worden we getekend als de eigendom van God; we worden, bekwaam tot het ontvangen van al de andere Sacramenten.

b) Maakt ons tot lid van de H. Kerk: zo is het Doopsel als ingangsdeur langs waar we binnentreden in de H. Kerk; voortaan worden we deelachtig aan al de voordelen van die geestelijke maatschappij; we zijn ook gehoorzaam verschuldigd aan de Overheid van die maatschappij en onderworpen aan haar wetten.

369. Wanneer zijn de ouders verplicht hun kinderen te laten dopen?

De ouders zijn verplicht hun kinderen te laten dopen zohaast mogelijk na de geboorte; ze zouden een zware zonde bedrijven, indien ze, door nalatigheid, een kind zonder Doopsel lieten sterven.

1° De Goddelijke Wet legt de ouders of hun plaatsvervangers op te zorgen dat het kind bij doodsgevaar aanstonds gedoopt worde.

2° De Kerkelijke Wet gebiedt dat het kind zodra mogelijk gedoopt worde; de bisschoppen kunnen dit gebod nog nader bepalen. Zij, die uit nalatigheid te lang zouden wachten, zodat het kind zonder Doopsel sterft, maken zich schuldig aan zware zonde. De Kerk heeft stellig verboden de kinderen te dopen buiten de weet en de wil der ouders. In drie gevallen moet met dit verzet geen rekening gehouden worden, namelijk;

i.) Wanneer het kind in levensgevaar verkeert, ofwel dat men vermoedt dat het zal sterven voor dat het de jaren van verstand bereikt heeft: dan moet men zelfs dopen. Het recht van God op dit kind gaat boven het recht der ouders: het kind behoort eerst aan God.

ii.) Wanneer de ouders zich van het kind ontmaakten; b.v. in de missielanden; dan moet verder worden gezorgd voor de christelijke opvoeding van het kind.

iii.) Wanneer de ouders zelf niet gedoopt zijn maar het Doopsel verlangen voor hun kind, dan worde het kind gedoopt. Ook wanneer één der beide ouders, ofwel de voogd van het kind toestemt mag het kind gedoopt worden. In die laatste gevallen moet niettemin de christelijke opvoeding van het kind min of meer gewaarborgd zijn.

370. Wie is de bedienaar van het Doopsel?

De gewone bedienaar van het Doopsel is de priester, maar in nood mag en moet iedereen dopen.

1° Gewone bedienaar: de priester.

2° In geval van nood: is er een priester aanwezig het komt hem toe; daarbuiten mag iedereen dopen doch best volgens een zekere rangorde, d.w.z. een geestelijke heeft de voorkeur boven een leek, een man boven een vrouw.

371. Met welk water moet men dopen?

Bij gebrek aan gewijd water, moet men dopen met echt en natuurlijk water, zoals putwater, fonteinwater, regenwater, rivierwater, zeewater.

1° Is goed: putwater, fonteinwater, regenwater, rivierwater, zeewater.

2° Is niet goed: bloed, melk, olie, wijn, eau de Cologne, eau des Carrnes, ijs en sneeuw die niet gesmolten zijn.

372. Wat moet men doen om te dopen?

Om te dopen moet degene die doopt:
ten 1ste, het inzicht hebben te dopen zoals de Kerk het doet;
ten 2de, zelf het hoofd van de dopeling met water begieten;
ten 3de, terzelfdertijd zeggen: “Ik doop u in de naam des Vaders en des Zoons en des Heilige Geestes”.

1° Het inzicht hebben te dopen zoals de Kerk het doet: zo b.v. een nooddoop op die wijze toegediend door een ongelovig dokter is geldig (zie nr. 358).

2° Hij die doopt moet het hoofd van de dopeling met water begieten.

a) Het water moet vloeien; dus niet enkel het hoofd even nat maken.

b) Het water moet over de huid vloeien; dus desnoods het haar op zij leggen of schuins op het voorhoofd dopen.

3° Terzelfdertijd zeggen: ‘Ik doop u in de naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes’. Dus er hoort geen ‘Amen’ bij. Eén en dezelfde persoon moet het water uitgieten en de woorden uitspreken.

In de doopformule moet bijna ieder woord als volstrekt noodzakelijk beschouwd worden zodat men bij iedere wijziging of weglating, het doopsel voorwaardelijk moet herhalen; zeggende: ‘Indien ge niet gedoopt zijt, doop ik u…’.

Wanneer het kind te vroeg geboren wordt; om het even ook welke de ouderdom is der vrucht:

i.) Indien men zeker is dat het leeft: men dope volgens de gewone formule.

ii.) Indien men twijfelt, indien men niet zeker is dat het kind dood is, dan dope men voorwaardelijk, zeggende: ‘Indien ge leeft, doop ik u…’.

Deze dubbele regel moet men altijd toepassen zelfs dan wanneer men zeker is dat het kind niet kan blijven leven: in die gevallen moet men inderdaad uit naastenliefde voor de ziel van het kind steeds het zekerste nemen.

373. Wat verstaat men door de beloften van het Doopsel?

Door de beloften van het Doopsel verstaat men de verzaking aan de duivel, aan de zonde en aan de aanlokselen tot zonde, alsook de belijdenis van het geloof.

Tijdens de ceremoniën zegt de dopeling samen met de priester de ‘Geloofsbelijdenis’ op, namelijk de 12 Artikelen van het Geloof en tevens het ‘Onze Vader’. Kort nadien vraagt de priester aan de dopeling:

‘Verzaakt gij aan Satan?’

‘En aan al zijn werken?’

‘En aan al zijn pomperijen?’

En telkens antwoordt de dopeling: ‘Ik verzaak’: die verzaking betekent dat de toekomstige christen de zonde en de aanlokselen tot zonde zorgvuldig zal vermijden.

Onmiddellijk voor het doopsel vergt de priester nog een uitdrukkelijke geloofsbelijdenis over de voornaamste geloofspunten en stelt deze drie vragen:

‘Gelooft ge in God, de Almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde?’

‘Gelooft ge in Jezus Christus zijn enige Zoon, onze Heer, die geboren is en geleden heeft?’

‘Gelooft ge in de H. Geest, de H. Katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergiffenis van de zonden, de verrijzenis van het vlees en het eeuwig leven?’

De dopeling antwoordt telkens: ‘Ik geloof’.

Bij de kleine kinderen antwoorden de peter en meter in naam van hun petekind.

Die beloften en verzaking aan de duivel worden door de dopeling zelf later herhaald en bekrachtigd bij de ‘Hernieuwing der doopbeloften’ ter gelegenheid van de Plechtige Communie.

374. Welke is de plicht van de peters en de meters?

De peters en de meters moeten waken over de geestelijke belangen van hun doopkinderen, en in het bijzonder hun een christelijke opvoeding verzekeren, vooral wanneer de ouders die plicht verwaarlozen.

1° De ouders zijn het eerst verplicht te zorgen voor de christelijke opvoeding hunner kinderen; wanneer de ouders in gebreke blijven dan valt die plicht op de peter en meter.

2° Vereisten om peter of meter te zijn:

a) Ten volle 13 jaar oud zijn;

b) Zelf gedoopt zijn en katholiek;

c) Eerbaar gedrag: zij die ongeldig gehuwd zijn (met gescheiden vrouw of man) zijn dus uitgesloten.

375. Waarom geeft de Kerk aan de dopeling de naam van één of meer heiligen?

De Kerk geeft aan de dopeling de naam van één of meer heiligen, opdat hij bijzondere beschermers en voorbeelden zou hebben in de hemel.

1° In die heiligen bezit de gedoopte ware, bijzondere beschermers in de hemel.

2° Hij beschouwden hen tevens als ware voorbeelden van deugd die hij moet navolgen.