​​​​​​​Les 32: I. De Heilige Eucharistie.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

De Heilige Sacramenten

Les 32: I. De Heilige Eucharistie.

382. Wat is de Heilige Eucharistie?

De Heilige Eucharistie is het Sacrificie en het Sacrament waarin Jezus Christus zelf, onder de gedaanten van brood en wijn, tegenwoordig is, geofferd wordt en genuttigd.

1° Ze komt tot stand door de woorden van de Consecratie waardoor brood en wijn veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus: in die handeling, de Consecratie, ligt dan ook hoofdzakelijk het Offer der H. Mis.

2° Ze wordt genuttigd door de H. Communie, waar we onze ziel voeden met het eigen Lichaam en Bloed van Christus, die schuilen onder de gedaanten van brood en wijn, die met die gedaanten onafscheidbaar verbonden zijn.

3° Ciborie-Tabernakel: er worden altijd een aantal hosties bewaard in de Ciborie die in het Tabernakel wordt gesteld zodat Christus, in onze kerken, altijd aanwezig blijft onder ons.

Het woord ‘Eucharistie’ wordt afgeleid van het Griekse werkwoord ‘eucharistein’ wat betekent ‘bedanken’: zo zegt S. Paulus: “…De Heer Jezus nam brood, sprak een dankzegging, brak het brood en zei…” (I Korintiêrs 11:23-24). ‘Eucharistie’ betekent dus oorspronkelijk ‘dankoffer’.

383. Wanneer heeft Jezus Christus de Heilige Eucharistie ingesteld?

Jezus Christus heeft de Heilige Eucharistie ingesteld in het Laatste Avondmaal, dit is, op de avond van Witte Donderdag, daags voor zijn dood.

De instelling der H. Eucharistie wordt verhaald bij Mattheüs 26:26-28; Markus 14:22-24; Lukas 22:19-20. Die instelling gebeurde dus enkele uren voor dat Christus zijn bitter lijden begon in Getsemani. Het feit van die instelling werd tot geloofspunt verklaard door de Kerkvergaderingen van Lateranen IV, die van Florentië en later die van Trente.

384. Hoe heeft Jezus Christus de Heilige Eucharistie ingesteld?

Jezus Christus nam brood, zegende het en zei tot zijn Apostelen: “Neemt en eet, dit is mijn lichaam”. Hij nam ook de kelk met wijn en zeide: “Neemt en drinkt, dit is mijn bloed. Doet dit tot mijn gedachtenis”.

‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam.’

‘Dit…’: namelijk dit brood hier dat ik in mijn handen houd.

‘…Is mijn lichaam’: kan niets anders betekenen dan dat bij de voleinding van die woorden het mirakel is geschied. Het is alsof O. L. Heer zei: “Dit wordt nu ogenblikkelijk, dit is dus mijn Lichaam, door mijn goddelijke Wil”. Op dezelfde manier geschiedde de verandering van de wijn tot het Bloed van Christus. O. L. H. zegt niet: ‘Dit betekent mijn Lichaam.’ ‘Dit is een zinnebeeld van mijn Lichaam.’ maar klaar en duidelijk “Dit is mijn Lichaam.”

385. Wie is tegenwoordig in de Heilige Eucharistie?

In de H. Eucharistie is Jezus Christus waarlijk en wezenlijk tegenwoordig, met zijn Godheid en zijn mensheid, met zijn ziel en zijn lichaam, gelijk Hij verheerlijkt in de hemel is.

1° Christus zoals Hij nu is in werkelijkheid; dus Godheid en mensheid. Die mensheid omvat dus de ziel en het lichaam, die allebei sinds Christus' Hemelvaart, verheerlijkt zijn.

2° Waarlijk: d.w.z. vast en zeker.

3° Wezenlijk: d.w.z. niet enkel in schijn of betekenis of door zijn invloed, maar in volle werkelijkheid.

386. Waardoor wordt Christus tegenwoordig gesteld in de H. Eucharistie?

Jezus Christus wordt tegenwoordig gesteld in de H. Eucharistie door de woorden van de consecratie, die het brood veranderen in het Lichaam van Jezus Christus, en de wijn in zijn Bloed.

Het is een mirakel dat dus aan God moet worden toegeschreven; de priester die consacreert, vertegenwoordigt God, handelt in naam van Christus. In de natuurlijke orde kunnen de gedaanten, d.w.z. de bijkomstigheden van brood en wijn niet in zichzelf bestaan. De bijkomstigheden dat is alles wat we met de zintuigen kunnen waarnemen, kleur, vorm, smaak, reuk, afmetingen, enz. dat alles kan niet bestaan tenzij in de zelfstandigheid van brood en wijn die de dragers zijn van de bijkomstigheden: het brood is wit, rond enz.; het witte, het ronde, het smakelijke ervan kunnen we niet afscheiden van het brood zelf. Welnu, na de consecratie zijn ze wel afgescheiden, ze bestaan los van het brood en de wijn; er is geen brood of wijn meer, er is alleen nog Christus' Lichaam en Bloed, schuilend onder, verbonden met die uiterlijke gedaanten. Dat afzonderlijke bestaan der bijkomstigheden, der gedaanten moeten we als een echt mirakel beschouwen. Door de consecratie wordt de gehele zelfstandigheid van het brood veranderd in het Lichaam van Christus, en de gehele zelfstandigheid van wijn in het Bloed van Christus; enkel de gedaanten van brood en wijn blijven onveranderd: dit is een geloofspunt, afgekondigd door de Kerkvergadering van Trente.

387. Wat is er op het altaar voor de consecratie?

Voor de consecratie is er op het altaar alleen brood en wijn.

Alleen brood en wijn. Om geconsacreerd te kunnen worden moeten er dus ook echt brood en echte wijn aanwezig zijn op het altaar, vermits Christus enkel brood en wijn geconsacreerd heeft. De priester die handelt in naam van Christus moet Christus juist-en-volledig nadoen.

388. Wat is er op het altaar na de consecratie?

Na de consecratie is op het altaar de gehele Christus onder de gedaante van brood, en de gehele Christus onder de gedaante van wijn.

De gehele Christus onder ieder der beide gedaanten. Deze geloofswaarheid wordt bewezen door de woorden zelf van Christus: “Wie Mij eet zal om Mij leven”; ‘Mij’ bedoelt de hele Christus.

Trouwens de verrezen, verheerlijkte Christus kan niet meer sterven: Lichaam en Bloed, Mensheid en Godheid blijven voortaan onafscheidbaar verenigd.

1° Krachtens de sacramentele woorden: “Dit is mijn Lichaam”, “Dit is mijn Bloed” is onder de gedaante van brood enkel het Lichaam van Christus en onder de gedaante van wijn enkel het Bloed van Christus: de sacramentele woorden werken slechts uit datgene wat ze betekenen.

2° Krachtens de natuurlijke vereniging van Christus' verheerlijkte ledematen met de verheerlijkte ziel, zijn in Hem Lichaam en Bloed en ziel alle samen verenigd tot éénzelfde verheerlijke mensheid van Christus.

3° Krachtens de bovennatuurlijke vereniging van de verheerlijkte mensheid van Christus met de godheid is dus de gehele Christus, God-Mens aanwezig onder iedere gedaante.

In het H. Sacrament is Christus' Lichaam aanwezig zonder de uiterlijke gedaanten, zodus enkel bij wijze van zelfstandigheid. Christus is met zijn Ziel en zijn Lichaam, met zijn Godheid en zijn Mensheid aanwezig onder iedere gedaante en onder ieder gedeelte ervan, vermits de consecratiewoorden Hem aanwezig riepen onder die gedaanten; zo blijft Hij ook daar aanwezig zolang de gedaanten blijven bestaan.

Die sacramentele tegenwoordigheid van Christus kunnen we met onze zintuigen niet waarnemen; de zintuigen bedriegen ons zelf – zo zingen we in de tweede strofe van het ‘Adoro Te’ – ze zeggen dat er brood is en ons geloof leert dat er geen brood is. Die sacramentele tegenwoordigheid kan evenmin door ons natuurlijk verstand achterhaald worden; we kennen ze enkel door het geloof aan Christus' woord die bevestigt dat het zo is.  Ons verstand kan enkel de mogelijkheid van het geloofsgeheim inzien en bewijzen maar vermag niet het geheim rechtstreeks te begrijpen, te doorschouwen.

God de Zoon die mens werd kan zich evengoed aanwezig stellen onder de nietige gedaante van brood en wijn, het ene is voor God niet moeilijker dan het andere, dit begrijpen we best. Het ‘hoe’ van die vereniging blijft voor ons evenwel een ondoorgrondelijke geheim dat we op het onfeilbaar woord van God zelve, redelijkerwijze moeten geloven.

389. Is Jezus Christus waarlijk levend in de H. Eucharistie?

In de H. Eucharistie is Jezus Christus waarlijk levend zoals in de hemel.

Christus in zijn verheerlijkte mensheid (ziel en lichaam) verenigd met de Godheid (God de Zoon) vertoeft sinds zijn Hemelvaart in de hemel. Het is dezelfde verrezen Christus, dus levende Christus die aanwezig is in de H. Eucharistie.

390. Hoelang blijft Christus tegenwoordig in de H. Eucharistie?

Jezus Christus blijft tegenwoordig in de H. Eucharistie tot dat de gedaanten van brood en wijn verdwenen zijn.

Vermits Christus – aanwezigheid verbonden is aan de gedaanten – dit krachtens de woorden der consecratie – zo is het duidelijk dat die aanwezigheid ophoudt met het verdwijnen van die gedaanten: in de H. Communie zodra dus dat de gedaanten verteerd zijn.

391. Welke eer moeten wij aan de H. Eucharistie bewijzen?

Aan de H. Eucharistie moeten we de goddelijke eer of aanbidding bewijzen, omdat Jezus Christus, die daarin tegenwoordig is, waarlijk God is.

In de H. Eucharistie is Christus waarlijk tegenwoordig. Welnu Christus is waarlijk God. Zodus moeten we aan de H. Eucharistie goddelijke eer of aanbidding bewijzen.