​​​​​​​Les 33: De Biecht.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

De Heilige Sacramenten

Les 33: De Biecht.

409. Wat is de biecht?

De biecht is een sacrament waardoor de priester de zonden vergeeft die na het Doopsel bedreven worden.

1° Het uitwendig teken:

a) De handelingen: berouw, belijdenis en voldoening van de biechteling.

b) De heilige woorden: de absolutie.

2° Door Christus ingesteld: (zie nr. 210).

3° Betekenend de vergeving der zonden: ‘Ik ontsla u van uw zonden’.

4° Door de absolutie worden de zonden ook werkelijk vergeven.

410. Wanneer heeft Jezus Christus de Biecht ingesteld?

Jezus Christus heeft de Biecht ingesteld na zijn verrijzenis, toen Hij tot zijn Apostelen zei: “Ontvangt de H. Geest; wier zonden gij zult vergeven zijn vergeven; en wier zonden gij zult weerhouden, die zijn weerhouden”.

1° Christus heeft aan Petrus en aan de Apostelen beloofd dat Hij hen de macht zou verlenen tot het vergeven der zonden.

a) Aan Petrus: Mattheüs 16:13-19.

b) Aan de Apostelen: Mattheüs 18:17-18.

2° Later heeft Christus die macht dan ook werkelijk verleend: Op de dag van zijn verrijzenis verscheen Hij plots aan zijn leerlingen die samen vergaderd waren in het Cenakel en sprak: “Vrede zij U. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft zo zend ik U”. En verder “Ontvangt de H. Geest. Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij houdt, hun zijn we ze gehouden” (Johannes 20:20-23).

3° Deze macht is overgegaan op hen die Petrus en de Apostelen zijn opgevolgd n.l. de Paus, de Bisschoppen en de priesters.

De Kerk, naar Christus' belofte, zou blijven bestaan tot het einde der tijden: de macht die door Christus werd verleend aan de eerste overheden van die Kerk moest dan overgaan op hun wettige opvolgers.

4° Die macht is onbeperkt, d.w.z. alle zonden kunnen vergeven worden.

a) God is oneindig barmhartig: “Hij wil niet de dood van de zondaar maar dat hij zich bekere en leve” (Ezechiël 33:11).

“God heeft zijn Zoon in de wereld gezonden, niet om de wereld te oordelen maar opdat de wereld door Hem zou worden gered” (Johannes 3:17).

“Gaat en leert wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik, en geen offerande.” “Ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen maar om de zondaars te roepen” (Mattheüs 9:13).

Zien we hoe Jezus handelt o.a. tegenover de publieke zondares, de Samaritaanse vrouw, Petrus, de goede moordenaar; dan verder die heerlijke parabels van ‘De Verloren Zoon’ ‘De Goede Herder’.

b) Christus' woorden behelzen in zich niet de minste beperking: “Wier zonden gij…”, dus alle zonden.

c) Christus heeft diezelfde zending welke Hij van de Vader ontvangen had, overgedragen op zijn Apostelen: daarom gaf Hij hun de macht alles te ontbinden, zonder enig voorbehoud (Mattheüs 18:18; 16:19).

411. Uit hoeveel delen bestaat de Biecht?

De Biecht bestaat uit vier delen: het berouw, de belijdenis, de absolutie en de voldoening of penitentie.

1° Vanwege de biechteling: het berouw de belijdenis en de voldoening of penitentie.

Vanwege de priester: de absolutie.

2° De Biecht is als een geestelijk tribunaal

i.) De schuldige die zichzelf aanklaagt: de biechteling;

ii.) Getuigen zijn er niet nodig vermits de biechteling er alle belang bij heeft alles oprecht te bekennen;

iii.) Advocaten zijn er evenmin nodig vermits de schuldige alles zelf bekent zoals het is;

iv.) Rechter: de priester die oordeelt in hoever er schuld is geweest en die een uitspraak doet. Die uitspraak is altijd gunstig wanneer de biechteling alles zelf bekent en oprecht berouw heeft.

v.) Er wordt telkens ook een boete opgelegd, namelijk de penitentie.

412. Wat moeten we eerst doen als we te biechten gaan?

Als we te biechten gaan moeten we eerst nederig de genade van God afsmeken en zorgvuldig ons geweten onderzoeken.

1° Biechten is geen louter-natuurlijke handeling; het is een bovennatuurlijke daad. Om het goed te doen en met vrucht hebben we dus Gods genade nodig en we moeten die genade van Gods afsmeken door een nederig gebed. De Biecht is het Boetesacrament: de boete is vooral gelegen in de vernedering, de schuldbekentenis. De nederigheid is dus een der voornaamste gesteltenissen die horen bij iedere biecht.

2° We moeten ons geweten onderzoeken: de priester kan en zal enkel die zonden vergeven welke de biechteling hem bekend heeft gemaakt. De biechteling moet dus zelf eerst al zijn zonden zorgvuldig kennen: daartoe moet hij dus even nadenken, zichzelf onderzoeken om zich alles te herinneren.

De verontschuldiging die men wellicht nadien zou aanbrengen: iDe biechtvader heeft mij daarover niet ondervraagd’ heeft geen waarde. Niet de biechtvader maar de biechteling moet zijn eigen geweten onderzoeken; de biechtvader kan of mag niet aan alle biechtelingen alle mogelijke vragen stellen; dit zou te vernederend en te onvoeglijk zijn.

413. Hoe zullen wij ons geweten onderzoeken?

Om ons geweten te onderzoeken zullen wij in ons geheugen nagaan welke zonden wij, sedert onze laatste goede biecht, bedreven hebben tegen de geboden van God en van de H. Kerk.

1° Zich eerst herinneren wanneer de laatste goede biecht werd gesproken. Is die laatste biecht geen goede biecht geweest dan moet ze volledig herhaald worden en we moeten er de nodige verbeteringen aanbrengen.

2°   a) Daarna de tien Geboden Gods nagaan;

b) Eveneens de Geboden der Kerk en de plichten van onze eigen levensstaat.

c) Zien in hoeverre we tegen dit alles misdaan hebben door woorden, werken, begeerten en verzuimenissen.

Om zich beter te herinneren wat er gebeurd is ga men eens na op welke plaatsen men geweest is, met welke personen men in contact is gekomen.

414. Wat moeten we doen nadat we ons geweten onderzocht hebben?

Nadat wij ons geweten onderzocht hebben, moeten wij in ons hart een oprecht berouw over onze zonden verwekken.

Hoofdzaak is oprecht spijt te hebben over zijn zonden. Geen berouw, geen vergiffenis; hoe meer berouw, hoe meer vergiffenis en groter loutering van de ziel. Dan is het ook voor de biechteling hoofdzaak zich op te wekken tot het berouw.

415. Wanneer hebben wij berouw?

Wij hebben berouw, wanneer wij oprecht spijt hebben dat wij God hebben beledigd, met het vast vertrouwen om in het vervolg niet meer te zondigen.

Twee zaken moeten aanwezig zijn: spijt over het verleden en het vaste voornemen voor de toekomst.

1° Spijt over het verleden: de zonde dus betreuren, omdat ze het grootste kwaad is, strijdend met Gods oneindige goedheid. Dit leedwezen moet ook bovennatuurlijk zijn in zijn beweegredenen: zo b.v. voldoet het niet spijt te hebben over zijn zonden omdat men hierdoor in het gevang is geraakt, of omdat men hierdoor zijn gezondheid heeft geknakt, of een grote, stoffelijke schade heeft ondergaan. Ziehier enkele beweegredenen die volstaan tot een bovennatuurlijk berouw:

i.) Vrees voor de hel of voor tijdelijke straffen.

ii.) Vrees voor het verlies van het eeuwig geluk.

iii.) Besef van het lelijke, schandige der zonde.

iv.) Besef van Gods goedheid.

2° Vast voornemen voor de toekomst: ligt reeds opgesloten in alle oprecht leedwezen. Wat nu zonde is, is het ook morgen nog en blijft zonde: een oprecht leedwezen strekt zich dus uit over alle tijden. Het is niet mogelijk in volle oprechtheid te zeggen: ‘Ik heb spijt tot morgen, tot de volgende week’. Een oprecht voornemen veronderstelt eveneens dat men vast besloten is de gelegenheden tot zonde en vooral de naaste gelegenheden zorgvuldig te vluchten: die het doel oprecht wil, moet ook de nodige middelen daartoe gebruiken.

416. Wanneer hebben wij een volmaakt berouw?

Wij hebben een volmaakt berouw, wanneer wij onze zonden verfoei en uit zuivere lief de tot God, namelijk omdat ze mishagen aan God, die oneindig volmaakt en alle liefde waardig is.

We hebben een volmaakt berouw wanneer de liefde tot God de hoofdzakelijke beweegreden is van ons spijt. De liefde is gesteund hierop dat God in zichzelf oneindig volmaakt is, dus alle liefde waardig: we hebben dus berouw om God zelf die we door de zonde beledigen. De akte van berouw aangegeven onder de gewone gebeden is een volmaakt berouw ‘Ik verfoei al mijn zonden niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend’ – dat ware een onvolmaakt berouw – ‘maar vooral omdat ze U mishagen die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt’ – dat is een volmaakt berouw.

417. Wanneer hebben wij een onvolmaakt berouw?

Wij hebben een onvolmaakt berouw wanneer wij onze zonden verfoeien vooral uit vrees voor de straften van God of uit schaamte God beledigd te hebben.

Bij het onvolmaakt berouw beschouwen we de zonde niet zozeer in betrekking tot God die werd beledigd dan wel als nadelig, vernederend voor ons en we klimmen niet hoger op tot God: vrees voor de straf, schaamte.

418. Welk berouw is voldoende voor de biecht?

Het onvolmaakt berouw is voldoende voor de biecht, maar het volmaakt berouw is beter.

1° Het onvolmaakt berouw + de absolutie volstaan tot vergiffenis der zonden.

2° Het volmaakt berouw is beter omdat het steunt op hogere beweegredenen en omdat het reeds door zichzelf de zonden vergeeft.

3° Het volmaakt berouw als voorbijgaande zielsgesteltenis, ter gelegenheid van de biecht is niet zo onbereikbaar als men doorgaans meent: inderdaad

a) Wanneer twee innige vrienden toevallig eens ernstig ruzie hebben gemaakt, dan zal het voor hen niet zó moeilijk zijn nadien bij bezinning, spijt te hebben over dit gebeurde, enkel op grond van hun vroegere ware vriendschap. Waarom zouden ons niet dezelfde gevoelens kunnen bezielen tegenover de oneindig-goede, barmhartige God, vooral wanneer we overdenken zijn grenzeloos-barmhartige houding tegenover de zondaars (zie boven nr. 410 D, 1).

b) In het Oud Testament was het volmaakt berouw het enige middel om zich terug met God te verzoenen, vermits het Sacrament der Biecht niet bestond: zo koning David na zijn grote zonde van overspel. Zou dan dit enige middel ter zaligheid voor de mensen van het Oude Testament zo onbereikbaar moeilijk geweest zijn?

c) De formule Akte van berouw is een volmaakt berouw: waarom zouden we dit niet oprecht gemeend kunnen bidden?

4° We moeten dan bij iedere biecht betrachten een waar volmaakt berouw in ons op te wekken.

5° Na een bedreven doodzonde moeten we trachten zodra mogelijk tot inkeer te komen en een volmaakt berouw in ons op te wekken: dit om een dubbele reden:

i.) Ongevallen komen thans veelvuldiger voor en kunnen ook ons verrassen.

ii.) Het volmaakt berouw vergeeft door zichzelf de doodzonde. Nadien moet men natuurlijk, zodra het kan, te biechten gaan.

419. Welk is het uitwerksel van het volmaakt berouw?

Het volmaakt berouw vergeeft de doodzonden, ook buiten de Biecht, maar men moet de wil hebben om die zonden te biechten.

1° Het vergeeft de zonde, ook de doodzonde zelfs buiten de biecht.

2° Niettemin blijft het gebod van Christus dat we alle doodzonden moeten biechten: zodus sluit de ware liefde tot God in dat we ons ook hierin aan de wil van Christus onderwerpen en zodra mogelijk biechten. Hieruit kunnen we tevens afleiden dat het zeer nuttig is nu en dan een oprecht, een volmaakt berouw te verwekken over onze vroegere zonden.

420. Welke zonden moeten wij biechten?

Wij moeten alle doodzonden biechten die wij na een naarstig onderzoek indachtig zijn; wij moeten hun getal en soort doen kennen, alsook de omstandigheden die de boosheid van de zonde veranderen.

1° Na een naarstig onderzoek: het is een ernstige zaak: zodus moet men er dezelfde naarstigheid aan besteden die men gewend is te besteden aan andere ernstige zaken.

2° Alle doodzonden: Christus gaf aan zijn Apostelen de macht om de zonden te vergeven: daaraan beantwoordt dus de verplichting voor de gelovigen hun zonden bekend te maken, te biechten. De dagelijkse zonden, kunnen ook op meerdere, andere manieren vergeven worden buiten de biecht: zodus de verplichting zijn zonden te biechten kan enkel terugslaan op de doodzonden.

3° Getal: vermits alle doodzonden moeten gebiecht worden. Kan men het juiste getal niet opgeven dan geeft men ongeveer het juiste getal op en men voegt erbij: ongeveer of min of meer: b.v. zo dikwijls per maand, per week ongeveer.

4° Soort: het volstaat niet met te zeggen: ‘Ik heb zwaar gezondigd’; men moet de soort zonde aanduiden, b.v. diefstal, godslastering, onkuisheid.

5° Omstandigheden die de zonde maken tot doodzonde b.v. een leugen met zeer grote nadelige gevolgen voor hem die er het slachtoffer ervan is. De leugen is op zichzelf een dagelijkse zonde, maar ter oorzaken van die grote nadelige gevolgen die er uit voortspruiten verandert de leugen tot een doodzonde.

6° Omstandigheden die op zichzelf een doodzonde uitmaken: b.v. grote diefstal in een kerk: er is een doodzonde tegen de rechtvaardigheid en tevens een heiligschennis.

Er kunnen gevallen voorkomen waarin het lichamelijker of redelijkerwijze onmogelijk is volledig te biechten: hierover moet de biechtvader oordelen: b.v. in stervensgevaar, bij een bombardement, ten tijde van kerkvervolging en dergelijke.

421. Wat moet degene doen die bij het biechten vrijwillig een doodzonde heeft verzwegen?

Degene die bij het biechten vrijwillig een doodzonde heeft verzwegen, moet zich beschuldigen van heiligschennis en van al de andere doodzonden die hij sedert zijn laatste goede biecht heeft bedreven.

1° Eerst het feit van die slechte biecht bekennen en de verzwegen doodzonde belijden.

2° Dan het aantal biechten en Communies aangeven die er geschieden sinds die slechte biecht.

3° Daarna al de andere doodzonden bekennen die bedreven werden sinds de laatste goede biecht.

422. Als iemand onvrijwillig een doodzonde vergeet, doet hij dan een goede biecht?

Als iemand onvrijwillig een doodzonde vergeet, dan doet hij een goede biecht, en die vergeten doodzonde wordt met de andere zonden vergeven; maar indien hij ze later indachtig wordt, moet hij ze in de volgende biecht belijden.

1° De biecht is goed; die vergeten doodzonde wordt met de andere doodzonden vergeven: dit krachtens het algemeen berouw dat aanwezig is.

2° Die doodzonde moet, indien men ze nadien indachtig wordt, gebiecht worden in de gewone eerstvolgende biecht en intussen mag men te communie gaan.

423. Is men verplicht zijn dagelijkse zonden te biechten?

Men is niet verplicht zijn dagelijkse zonden te biechten, maar het is zeer nuttig en raadzaam het te doen.

1° Er is geen verplichting vermits de dagelijkse zonden ook op andere manieren kunnen vergeven worden, b.v. door goede werken, door onvolmaakt berouw ook reeds.

2° Het is nuttig en raadzaam om zodoende zijn ziel nog meer te zuiveren, ook van de zondestraffen en om nog meer bijzondere genaden van bijstand te bekomen die gebeurlijke fouten voorkomen.

424. Is het raadzaam dikwijls te biechten te gaan?

Het is zeer raadzaam dikwijls te biechten te gaan, want iedere biecht verschaft genaden om te strijden tegen de zonde.

1° Voor hen die dikwijls hervallen in de doodzonde is de veelvuldige biecht het aangewezen middel. In de biecht ontvangt men bijzondere genaden van bijstand die men elders niet krijgt. Bovendien God beloont die herhaalde vernedering. Men dwingen zich zodra mogelijk tot God terug te keren, telkens men hervallen is.

2° De devotiebiecht, d.w.z. de biecht waarin men geen nieuwe doodzonden te belijden heeft, is eveneens zeer raadzaam:

a) Als middel ter volmaaktheid;

b) Om de ziel steeds meer en meer te louteren;

c) Telkens ontvangt men vermeerdering van heiligmakende genade;

d) Men ontvangt bijzondere genaden van bijstand waardoor we sterker worden tegen gebeurlijke aanvallen van het kwaad.

425. Wat is de absolutie?

De absolutie is de handeling van de biechtvader, die, door het uitspreken van de sacramentele woorden in naam van Jezus Christus, aan de rouwmoedige biechteling zijn zonden vergeeft.

1° Dit zijn de sacramentele woorden die de vergeving der zonde betekenen en tevens uitwerken, krachtens de wil van Christus: ‘Ik ontsla u van uwe zonden in de naam des Vaders en des Zoons en des Heilige Geest. Amen.’

2° Rouwmoedige biechteling: veronderstelt dat de biechteling goed gesteld is, dat hij al zijn doodzonden oprecht beleden heeft en er innig spijt over heeft zo niet is de absolutie van geen kracht. Men kan natuurlijk de biechtvader bedriegen maar God niet: God kent onze ware, inwendige gesteltenissen: indien we slecht gesteld zijn, wordt de kracht der absolutie weerhouden: het is dus een grote dwaasheid te veinzen, te menen dat men de absolutie aan de biechtvader kan ontfutselen.

426. Is de biechtvader gehouden tot het biechtgeheim?

De biechtvader is gehouden tot het alle strengste biechtgeheim, en nooit, zelfs niet om zijn leven te redden, mag hij een zonde uit de biecht op enige wijze openbaren.

1° De priester is gehouden tot het geheim, op straf van doodzonde; dit zelfs ten koste van zijn leven.

a) Rechtstreeks verbreken van het biechtgeheim, zo b.v. door gebiechte zonden te openbaren van een bepaalde biechteling, is altijd doodzonde.

b) Onrechtstreeks verbreken van het biechtgeheim kan gebeuren door tekens, woorden, handelwijze, treffen van maatregelen die de gebiechte zonden doen vermoeden.

2° De biechtvader mag dus nooit gebruik maken van zijn sacramentele kennis.

3° De verplichting van het biechtgeheim bestaat dan alleen wanneer de zonden inderdaad werden bekend gemaakt met het inzicht er vergiffenis van te bekomen door de absolutie.

4° Oversten mogen nooit hun onderdanen over gewetenszaken ondervragen.

427. Wat is de voldoening of penitentie?

De voldoening of penitentie is het gebed of het goede werk dat de biechtvader ons oplegt tot herstelling van de oneer die wij aan God door de zonden hebben aangedaan en tot uitboeting van de tijdelijke straffen die wij voor de zonden verschuldigd zijn.

1° De penitentie kan onder verschillende vormen worden opgelegd: zo. b.v. een gebed, een versterving (het roken laten gedurende 3 dagen; geen kinemabezoek gedurende 14 dagen en dergelijke) of een goed werk (aalmoes, bedevaart).

2° De zondeschuld en de eeuwige straffen worden vergeven door de absolutie. De tijdelijke straffen die meestal overblijven worden gedeeltelijk of volledig uitgeboet door de sacramentele voldoening of penitentie; die boete is tevens als een herstellen van de oneer die we God aandeden door de zonde. De penitentie heeft een bijzondere uitboetingskracht omdat ze deel uitmaakt van het sacrament.

428. Wanneer zult ge uw penitentie volbrengen?

Mijn penitentie zal ik volbrengen onmiddellijk na de biecht, of zo spoedig mogelijk.

Het is raadzaam dit dadelijk te doen na de biecht, alhoewel men er niet toe verplicht is. Men mag ze in ieder geval ook na de H. Communie bidden.

429. Volstaat de penitentie, ons door de biechtvader opgelegd, altijd om ten volle voor onze zonde te voldoen?

Neen, de penitentie, ons door de biechtvader opgelegd, volstaat niet altijd om ten volle voor onze zonden te voldoen; wij moeten er andere voldoeningen aan toevoegen, zoals bidden, aalmoezen geven, verstervingen doen.

Het is mogelijk dat, door de penitentie die in zichzelf een bijzondere uitboetingskracht bezit, soms alle tijdelijke straffen worden kwijtgescholden. Meestal nochtans zal dit niet, des te meer daar de tegenwoordig opgelegde penitenties niet in verhouding staan tot de zonden. Daarom doen we best deze boete aan te vullen door andere boetewerken, door het geduldig dragen der beproevingen, door te bidden, aalmoezen te geven en onszelf andere verstervingen op te leggen.

430. Welke zijn de uitwerkselen van de Biecht?

Ten 1ste, de Biecht vergeeft de zonden en de eeuwige straf;
ten 2de, zij schenkt de heiligmakende genade of vermeerdering ervan;
ten 3de, zij bezorgt dadelijke genaden om niet meer te zondigen en om voor de bedreven zonden te voldoen.

1°   a) Vergiffenis der zonden en van de eeuwige straf.

b) Tijdelijke straf wordt gedeeltelijk of gans weggenomen.

2°   a) Schenkt de heiligmakende genade terug wanneer er doodzonden werden gebiecht: met de vergiffenis der doodzonden is onafscheidelijk verbonden de instorting der heiligmakende genade.

b) Vermeerdering der heiligmakende genade: wanneer enkel dagelijkse zonden of reeds vroeger vergeven doodzonden werden gebiecht.

3°   a) Bijzondere sacramentele genaden waardoor de biechteling wordt versterkt om niet te hervallen in de zonde: die genaden worden ons verleend op het gepaste ogenblik.

b) Bijzondere genaden ook om te voldoen, om de overgeblevene, tijdelijke straffen uit te boeten: dit naar Gods welbehagen.

De tijdelijke straffen worden weggenomen, de heiligmakende genade wordt vermeerderd, de bijzondere genaden worden verleend: dit alles in de mate van Gods welbehagen maar ook in de mate dat ons berouw min of meer volmaakt is: daarom is het zo gewichtig bij iedere biecht zichzelf op te wekken tot een oprecht, ja tot een volmaakt berouw.