​​​​​​​Les 34: I. Het Heilig Oliesel.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

De Heilige Sacramenten

Les 34: I. Het Heilig Oliesel

431. Wat is het Heilig Oliesel?

Het heilig Oliesel is het sacrament dat, door de zalving en het gebed van de priester, tot heil strekt van de gelovigen die gevaarlijk ziek zijn.

1° Uitwendig teken

a) Handelingen: de zalving der zintuigen,

b) Woorden van de priester die aan de zalving de bepaalde betekenis geven.

De priester zalft de zintuigen met olijfolie: ogen, oren, neus, mond, handen, voeten. Deze zintuigen waren de voornaamste werktuigen der zonde en worden daarom gezalfd. Terwijl de priester de zintuigen zalft, zegt hij: “Door deze heilige zalving en zijn alle goedertierenste barmhartigheid vergeven u de Heer alles wat gij misdaan hebt door het gezicht (het gehoor, de reuk, de smaak en het spreken, het gevoel, het gaan). Amen” In geval van nood zalft de priester enkel het voorhoofd en vult nadien de andere zalvingen aan, indien het nuttig blijkt. De handen worden gezalfd aan de binnenkant; bij een priester aan de buitenkant omdat de handen van de priester reeds werden gezalfd bij zijn wijding.

2° Door Christus ingesteld: wellicht na zijn Verrijzenis, samen met het sacrament der biecht. “Is iemand van u ziek; hij roepe de priesters der Kerk, laten zij dan over hem bidden en hem zalven met olie in de naam des Heren. En het gelovig gebed zal de zieke behouden, de Heer zal hem opbeuren: en mocht hij gezondigd hebben, de zonden zullen hem vergeven worden” (Jakobus 5:14-16).

3° Een bijzondere genade betekenend: de zalving sterkt en lenigt het lichaam: zo is hier die lichamelijke zalving het zinnebeeld, het teken van de rechtstreekse versterking en opbeuring der ziel en van de opbeuring van het lichaam.

4° Geeft ook werkelijk die versterkingsgenade: omdat Christus zijn genade aan dit uitwendig teken heeft willen verbinden.

432. Voor wie is het Heilig Oliesel bestemd?

Het heilig Oliesel is bestemd voor de zieken die tot de jaren van verstand gekomen zijn en die in gevaar zijn te sterven.

1° Gedoopte mens.

2° Gekomen tot de jaren van verstand; dus ook de kinderen die zeven jaar oud zijn geworden.

3° Gevaarlijk ziek: de catechismus zegt dus niet ‘de stervenden’: het H. Oliesel is dus niet enkel het ‘Sacrament der Stervenden’ maar met evenveel recht het ‘Sacrament der gevaarlijk-zieken’. Van zodra een zieke echt-waarschijnlijk in stervensgevaar verkeert mag hij bediend worden: er moet dus volstrekt geen zekerheid van sterven aanwezig zijn. Maken we onderscheid tussen:

a) Verwijderd gevaar: de zieke mag bediend worden.

b) Onmiddellijk gevaar: de zieke moet bediend worden.

De dokter oordeelt wanneer er reeds verwijderd gevaar aanwezig is: van dan af komt men op het terrein van de priester. Het komt dan de priester toe te oordelen of het opportuun is de zieke dadelijk te bedienen; hij oordeelt of de zieke voldoende goed gesteld is om met vrucht het Sacrament te ontvangen en desnoods zal hij hem geleidelijk door herhaalde bezoeken brengen tot de vereiste gesteltenissen.

4° Het stervensgevaar moet voortkomen uit ziekte of hoge ouderdom. Soldaten die ten strijde trekken, zieken die een levensgevaarlijke operatie moeten ondergaan mogen wel de H. Communie ontvangen als Teerspijs (Viaticum) maar mogen niet bediend worden.

433. Wanneer moet de priester bij de zieke geroepen worden?

De priester moet bij de zieke geroepen worden, zodra de ziekte ernstig wordt, en zeker mag men nooit wachten tot de zieke de kennis heeft verloren.

Zodra de zieke waarschijnlijk in gevaar verkeert mag hij bediend worden. Zoals bij ieder sacrament, zodus ook hier, zal de ziel des te meer nut trekken uit het Sacrament naarmate ze dit Sacrament in betere gesteltenissen ontvangt, zodus wel bewust en met vurigheid. Het is dus een grote dwaasheid en een schreeuwende onrechtvaardigheid en harteloosheid te wachten tot wanneer de zieke buiten kennis geraakt, de dood nabij is. (Zie verder nr. 432.3.)

434. Welke zijn de uitwerkselen van het Heilig Oliesel?

Ten 1ste, het Heilig Oliesel troost en verlicht de zieke;
ten 2de, het versterkt hem tegen de bekoringen door de overblijfselen van de zonde uit te wissen;
ten 3de, het vermeerdert de heiligmakende genade, vergeeft de dagelijkse zonden en zelfs de doodzonden die hij niet heeft kunnen biechten;
ten 4de, het helpt hem ook tot de gezondheid, indien hem dit zalig is.

1° Het troost en verlicht de zieke.

“…de Heer zal hem opbeuren” (Jakobus 5:15). Bij een zwaar zieke is het evenwicht tussen ziel en lichaam verbroken: die ziel is geschokt door de vrees voor de dood en eeuwigheid. De bijzondere genade van het H. Oliesel bestaat juist hierin dat ze dit geschokte evenwicht tussen ziel en lichaam herstelt door de ziel op te beuren en te sterken.

2° Het versterkt hem tegen de bekoringen door de overblijfselen, van de zonde uit te wissen. Welke zijn die overblijfselen?

i.) Geestelijke zwakheid, die voortkomt uit de vroegere bedrevene zonden: de genade van het H. Oliesel weerstaat, verhelpt die kwade neigingen.

ii.) Tijdelijke straffen aan de reeds vergeven zonden nog verbonden. Het Concilie van Trente noemt het. H. Oliesel de voltooiing van de Biecht: het neemt de gevolgen der zonden weg, die zelf eerst door de biecht vergeven werden; het voltooit dus het werk der biecht. De zondestraffen worden dus minstens gedeeltelijk onmiddellijk door het sacrament van het H. Oliesel kwijtgescholden. Waarom enkel gedeeltelijk? Omdat het ook afhankelijk is van de zielsgesteltenissen van de zieke.

3°          i.) Vermeerdert de heiligmakende genade: het is een sacrament der levenden: bijgevolg moet de zieke eerst biechten. Zelfs dan wanneer de zieke niet in staat is te biechten zal de priester altijd eerst de absolutie geven, al was het maar een Voorwaardelijke absolutie voor het geval dat hij volledig onwetend is (b.v. bij een ongeval) omtrent de zedelijke zielstoestand van de zieke.

ii.) Vergeeft de dagelijkse zonden: op voorwaarde dat de zieke zich onthecht van die zonden. De speciale genade van dit sacrament waarover ook boven nr. 434, 1, 2 helpt de zieke ook zich los te maken van alle ongeregelde gehechtheden.

iii.) Zelfs de doodzonden die hij niet heeft kunnen biechten. Dit Sacrament vergeeft ook de doodzonden waarover de stervende een onvolmaakt berouw heeft doch die hij niet meer kan biechten. Om die reden zal de priester altijd eerst de absolutie geven, al was het maar voorwaardelijk, vermits het Sacrament der Biecht juist daarvoor is. In geval bij de zieke geen onvolmaakt berouw aanwezig was dan bekomt hij ook geen vergiffenis: niettemin het Sacrament kan nadien herleven, wanneer de zieke bewust wordt en een onvolmaakt berouw in zich opwekt en zo bekomt dan de zieke vergiffenis.

Om die redenen blijkt het voldoende dat men altijd zodra mogelijk een priester moet erbij roepen, ook wanneer men een mens onverwachts dood aantreft. Men is helemaal niet zeker wanneer juist een mens als beslist-dood moet aanschouwd worden. Om de ziel niet te beroven van een mogelijke laatste geestelijke hulp roept men de priester: zo mag iemand die na een lange ziekte is gestorven nog bediend worden tot ongeveer een half uur na de zogezegde dood: bij een plotselinge dood, b.v. bij een ongeval mag het H. Oliesel toegediend worden zelfs twee uren erna en nog later.

4° Het helpt hem ook tot de gezondheid, d.w.z. indien dit hem zalig is.

i.) Dit is dus voorwaardelijk d.w.z. indien het zalig is voor de zieke.

ii.) Het Sacrament doet geen mirakelen; indien, natuurlijkerwijze, alle hoop is opgegeven, dan zal het H. Oliesel over het algemeen ook geen genezing schenken. Ook om die reden moet men dus nooit te lang wachten om iemand te laten bedienen.

iii.) Zelfs dan wanneer de zieke niet geneest, ondervindt hij niettemin verzachting en opbeuring: “De Heer zal hem opbeuren” (Jakobus 5:15).