​​​​​​​Les 35: Het Huwelijk.

Vierde Deel: De Middelen ter Zaligheid.

De Heilige Sacramenten

Les 35: Het Huwelijk

440. Wat is het Huwelijk?

Het huwelijk is het sacrament waardoor man en vrouw zich als echtgenoten voor God en geweten tot aan de dood verbinden, en genade bekomen om met elkander christelijk te leven en hun kinderen tot Gods eer op te brengen.

1° Man en vrouw verbinden zich als echtgenoten voor God en geweten.

a) Het huwelijk komt tot stand door wederzijds contract; het wederzijdse ‘ja’ woord van heide belanghebbenden verplicht beiden met dezelfde kracht in geweten tegenover God.

b) Het huwelijk eens dat het voltrokken is, eens dat de wederzijdse toestemming is gegeven, bestaat in die onverbreekbare huwelijksband. Dit wordt duidelijk bevestigd door Christus' woord: “Wat God verenigd heeft, dat scheide geen mens” (Mattheüs 19:6).

c) Tussen christenen is er geen huwelijk mogelijk dat niet tegelijk sacrament zou zijn: dit omdat Christus het huwelijk tot sacrament verheven heeft: volgens Christus' Wil moet dus alle christelijk huwelijk sacrament zijn.

2° Tot aan de dood: (zie hierboven 1.b).

De wil van Christus is duidelijk: “Wat God verenigd heeft, dat scheide geen mens”.

3° Eén man met één vrouw: éénheid dus van het huwelijk: dit blijkt eveneens zeer duidelijk uit Christus' Wil: “Daarom zal de man vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw en die twee zullen één vlees zijn… Wat dus God heeft verenigd, dat scheide geen mens” (Mattheüs 19:6).

4° Om met elkander christelijk: te leven en hun kinderen tot Gods eer op te brengen.

Met die woorden wordt het doel van het huwelijk aangegeven.

a) Het wezensdoel, d.w.z. het eerste, het hoofdzakelijke doel is de geordende voortplanting en opvoeding van het menselijk geslacht. God zelf wees dit doel aan toen Hij tot het eerste mensenpaar sprak: “Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u” (Genesis 1:28).

b) Het tweede doel is de wederzijdse liefde, wederzijdse aanvulling en hulpbetoon tussen de beide echtgenoten. Zo sprak God: “Laat ons hem (aan Adam) een hulp maken (Eva), hem gelijk”. (Genesis 2:18) Dit tweede doel is ondergeschikt aan het eerste doel; het wezensdoel. Inderdaad dit eerste doel kan niet degelijk verwezenlijkt worden zonder dat de echtgenoten mekaar werkdadig beminnen, aanvullen en helpen in oprecht, christelijk leven.

c) Na de zondeval werd het huwelijk tevens een middel om de kwade begeerlijkheid te beheersen binnen bepaalde perken (I Korintiërs 7:2-9).

Dit derde doel is ondergeschikt zowel aan het tweede doel als aan het eerste doel: de echtgenoten moeten allebei wederzijds hun hartstochten op een redelijke manier beheersen en richten: dit om het tweede doel werkdadig te bereiken en zodoende tevens het wezensdoel.

5° Hun kinderen tot Gods eer opbrengen (zie boven nr. 278).

441. Hoe bereid zich een goed christen voor tot het sacrament van het huwelijk?

Een goed christen bereidt zich voor tot het sacrament van het huwelijk door een deugdzaam en kuis leven, door het gebed en een goede biecht.

1° Door een deugdzaam en kuis leven: Wie voor het huwelijk niet braaf en kuis leven zullen evengoed zo handelen na het huwelijk: het wederzijds vertrouwen zal na hun huwelijk geschokt zijn bij allebei, door de treurige herinnering aan hun vroegere toegeeflijkheid tijdens de verkering en zo wordt het geleidelijk een ongelukkig huwelijksleven. Bovendien is er veel kans dat ze onbezonnen en voortvarend het huwelijk aangaan zonder voorafgaande goede keuze.

2° Door het gebed: zij die verkeren hebben meer genaden nodig om braaf en kuis te blijven omdat w door de verkering zelf meer in de gevaren komen. Het aangewezen middel om genaden te bekomen is en blijft steeds het gebed en de sacramenten.

3° Door een goede biecht, onmiddellijk voor het huwelijk: hoe beter men gesteld is bij het ontvangen van het sacrament, hoe grotere en hoe meer genaden men zichzelf verzekert, ook voor het latere huwelijksleven.

4° Enkele praktische raadgevingen voor de verkering.

a) Leiding vragen bij een vaste biechtvader.

b) De verkering worde begonnen best met de toestemming der ouders: dus hun vooraf raad vragen; de ouders hebben veel meer levenservaring zodat hun oordeel zeker van belang is.

c) Eerste vereiste bij de keuze: ware godsdienstzin en niet: vergankelijke schoonheid, omgangsvormen, positie, fortuin.

d) Ware genegenheid moet er zijn van beide kanten; een louter verstandshuwelijk moet beslist afgekeurd worden; een huwelijk zonder liefde is een tegenspraak in zichzelf.

e) De toekomstige echtgenoot moet in staat zijn een gezin te onderhouden; de toekomstige huisvrouw moet vooral, in dat opzicht, huisvrouw zijn.

f) Best wezen de beide toekomstige echtgenoten van ongeveer gelijke ouderdom, stand en ontwikkeling.

g) Beiden wezen lichamelijk gezond; zeker niet onderhevig allebei aan dezelfde erfelijke kwalen.

h) Geen verkering beginnen wanneer er in jaren geen vooruitzicht is voor een huwelijk.

i) In de verkering zelf: wederzijdse eerbied, gesteund op een rechtmatige fierheid en beheerste liefde: beiden zullen later in het huwelijk des te gelukkiger zijn, des te meer vertrouwen hebben in elkaar en des te meer door God gezegend worden.

442. Moet het huwelijk in staat van genade aangegaan worden?

Het huwelijk moet in staat van genade aangegaan worden, want het is een sacrament der levenden.

Het huwelijk geeft bijzondere genaden tot het wel beleven van die moeilijke levensstaat; het schenkt dus niet de heiligmakende genade maar veronderstelt ze reeds vooraf; het is een sacrament der levenden.

443. Wat wordt er van de katholieken vereist om een geldig huwelijk aan te gaan?

Om een geldig huwelijk aan te gaan, wordt er van de katholieken vereist:
ten 1ste, dat geen beletsel het huwelijk ongeldig make;
ten 2de, dat zij vrijwillig hun toestemming geven;
ten 3de, dat zij het huwelijk aangaan voor de pastoor der parochie waar het geschiedt of voor een priester daartoe gemachtigd, en voor twee getuigen.

1° Er mag geen ongeldig-makend beletsel aanwezig zijn (zie verder nr. 444, A).

2° Beide belanghebbenden moeten in volle vrijheid, en niet uit dwang of uit vrees hun wederzijdse toestemming geven: in dit wederzijds gans vrije ja-woord ligt immers de wezenheid zelve van het huwelijkscontract.

3° Het huwelijk moet aangegaan worden voor de pastoor der parochie waar het geschiedt, ofwel voor een priester die tot dit bepaalde huwelijk werd gemachtigd. Bovendien moeten er twee getuigen bij aanwezig zijn.

444. Wat verstaat men door huwelijksbeletselen?

Huwelijksbeletselen zijn omstandigheden die, krachtens de wet van God of van de H. Kerk, het huwelijk ofwel ongeldig, ofwel ongeoorloofd maken.

De H. Kerk heeft het opperste leergezag en heeft dus de macht om goddelijke wetten te verklaren (zie boven nr. 11L) De H. Kerk heeft bovendien de bestuursmacht over haar leden: ze heeft dus de macht om zelf ook nog andere huwelijksbeletselen vast te stellen.

a) Ongeldig-makende huwelijksbeletselen.

1° De leeftijd (canon 1067.)

Kerkelijk recht: een jongen beneden 16 j. en een meisje beneden 14 j. kunnen geen geldig huwelijk aangaan.

Belgisch Wetboek eist voor de jongen 18 j. voor de vrouw 15 j. De leeftijd door de Kerk vastgesteld blijkt merkelijk jong, doch de reden hiervan is dat de Kerk haar. Wetgeving moet aanpassen bij de gebruiken van alle landen: welnu in de Zuiderlanden bereikt de mens op vroegere ouderdom een rijpe leeftijd. Bovendien wil de Kerk hierdoor treurige, zondige toestanden zodra mogelijk regelmatig maken. De Kerk raadt eveneens de jonge mensen aan zich, voor wat betreft de ouderdom bij het huwen, te houden aan het algemeen gebruik der streek waar ze wonen.

2° Lichamelijk onvermogen: (canon 1068.) geslachtelijke ongeschiktheid tot de huwelijksakte van wege de man of de vrouw of allebei.

3° Bestaande huwelijksband: (canon 1069.) die reeds geldig gehuwd is kan geen tweede huwelijk aangaan. ‘Eén man, één vrouw: eenheid van het huwelijk’.

4° Verschil van eredienst: (canon 1070.) ongeldig is het huwelijk tussen een ongedoopte en iemand die in de katholieke Kerk gedoopt is, of tot deze uit de ketterij of het schisma bekeerd is.

5° Hogere wijding: (canon 1072.) geestelijken die een hogere wijding (sub-diaconaat, diaconaat, priesterschap) hebben ontvangen, kunnen geen geldig huwelijk sluiten.

6° Plechtige kloostergeloften: (canon 1073.) wie in een kloosterorde plechtige geloften heeft afgelegd, kan geen geldig huwelijk aangaan.

7° Gewelddadige ontvoering, d.w.z. schaking: (canon 1074.) een man die een vrouw ontvoerd heeft met het doel haar te huwen, kan met haar geen wettig huwelijk sluiten zolang zij in zijn macht is.

8° Misdaad: (canon 1075.) kan onder verschillende vormen voorkomen:

a) Overspel met wederzijdse belofte te huwen,

b) Overspel met poging om te trouwen, ook al was het enkel burgerlijk,

c) Overspel met moord op een der echtgenoten,

d) Moord op een der echtgenoten door de twee overspelers samen.

9° Bloedverwantschap: (canon 1076.)

a) In de rechte linie is het huwelijk ongeldig tussen alle voorouders en nakomelingen, hetzij deze laatsten wettig of onwettig zijn.

b) In de zijlinie is het huwelijk ongeldig tot in de derde graad inbegrepen.

c) Het beletsel wordt meervoudig als er meerdere gemeenschappelijke ouders zijn.

10° Aanverwantschap: (canon 1077.)

a) In de rechte linie maakt aanverwantschap het huwelijk ongeldig in alle graden, in de zijlinie tot in de tweede graad.

b) De aanverwantschap is meervoudig wanneer de bloedverwantschap waarop ze steunt, meervoudig is; of wanneer iemand achtereenvolgens een huwelijk sluit met personen, die bloedverwanten zijn van elkaar.

11° Openbare eerbaarheid: (canon 1078.) dit beletsel ontstaat uit een ongeldig huwelijk, voltooid of niet, en uit een openbaar en klaarblijkelijk concubinaat; het maakt het huwelijk ongeldig tussen man en bloedverwanten van de vrouw en omgekeerd, in de eerste en tweede graad van de rechte lijn.

12° Geestelijke verwantschap: (canon 1079.) de persoon die doopte en ook de peter of meter van de gedoopte kunnen geen geldig huwelijk sluiten met de gedoopte.

13° Wettelijke verwantschap: (canon 1079.) die ontstaan is door aanneming: wanneer de burgerlijke wet dit als een huwelijksbeletsel beschouwt, beschouwt de Kerk het eveneens als een ongeldig makend huwelijksbeletsel.

b) Verbiedende huwelijksbeletselen.

Het huwelijk wordt verboden. Indien het toch wordt aangegaan tegen het verbod in, is het niettemin geldig.

1° Eenvoudige gelofte: (canon 1058.) het huwelijk is verboden aan hen die de eenvoudige gelofte hebben afgelegd van maagdelijkheid, van volmaakte zuiverheid, van niet te trouwen, van de heilige wijdingen te ontvangen of van de kloosterstaat te omhelzen.

2° Wettelijke verwantschap: (canon 1059.) die ontstaan is door aanneming: wanneer de burgerlijke wet dit als een huwelijksbeletsel beschouwt, beschouwt de Kerk dit eveneens als zodanig.

3° Gemengde godsdienst: (canon 1060-1061.) dit beletsel bestaat tussen twee gedoopte waarvan de ene katholiek en de andere ketter of schismatiek is. Wanneer de Bisschop dispensatie verleent in dit huwelijksbeletsel dan wordt dit gedaan enkel op de volgende voorwaarden:

a) Er moeten rechtmatige en zwaarwichtige redenen bestaan die nopen tot de dispensatie.

b) Zekere waarborgen moeten gesteld worden:

1) De niet-katholieke partij moet beloven het gevaar voor bederf van de katholieke partij te zullen afweren.

2) Beide partijen moeten waarborgen dat alle kinderen katholiek gedoopt en opgevoed zullen worden.

c) Er moet morele zekerheid bestaan dat de waarborgen ook zullen gehouden worden. Meestal worden schriftelijke waarborgen geëist.

445. Moeten de gelovigen de huwelijksbeletselen aan de kerkelijke overheid bekend maken?

De gelovigen die beletselen tegen het huwelijk kennen, zijn verplicht deze aan de kerkelijke overheid bekend te maken, vooral wanneer de huwelijksroepen worden gedaan.

1° Hierin moeten we als onderdanen van de Kerk, gehoorzamen aan de Kerk die deze huwelijksroepen voorschrijft tot algemeen welzijn van hare leden.

2° Het is eveneens een plicht van naastenliefde tegenover hen die voorhebben te huwen.

446. Is een verbintenis, alleen voor de burgerlijke overheid aangegaan een waar huwelijk?

Voor de katholieke gedoopte, is een verbintenis, alleen voor de burgerlijke overheid aangegaan, geen waar huwelijk, maar een vereniging die zondig is voor God en het christelijk geweten.

1° Volgens de wil van Christus kan een christenmens geen huwelijk aangaan dat niet tegelijk een sacrament zou zijn. Het burgerlijk gezag kan die schikking van Christus niet vernietigen: de christenmens staat eerst onder het gezag van Christus en dan pas onder het burgerlijk gezag dat die voorafgaande wet van de God-Mens moet eerbiedigen.

2° Christenen die dus enkel een huwelijk aangaan voor de burgerlijke overheid leven voor God en de Kerk in een blijvende staat van doodzonde; ze kunnen of mogen bovendien geen enkel sacrament ontvangen en indien ze in die staat komen te sterven moet hun eveneens de kerkelijke begrafenis geweigerd worden.

447. Heeft de burgerlijke overheid de macht om een geldig huwelijk te ontbinden?

De burgerlijke overheid heeft de macht niet om een geldig huwelijk ie ontbinden; want Jezus Christus heeft gezegd: « Wat God heeft verbonden, dat scheidde geen mens. »

1° Christus' Wil is duidelijk: “Wat God heeft verbonden, dat scheidde de mens niet” (Mattheüs 19:6).

1° Zelfs de Kerk kan of zal nooit een geldig huwelijk ontbinden. Wanneer de Kerk een huwelijksontbinding uitspreekt, dan doet ze niets anders dan na lang beraad en scherp onderzoek vaststellen dat er feitelijk geen geldig huwelijk werd aangegaan, b.v. omdat er een toen-onbekend, ongeldig makend huwelijksbeletsel aanwezig was, of omdat er geen genoegzaam-vrije toestemming was vanwege een der beide belanghebbenden, of omdat de vereiste