Les 4: II. De Engelen.

Eerste Deel: De Geloofswaarheden.

God de Vader en de Schepping.

Les 4: II. De Engelen.

41. Wat zijn engelen?

Engelen zijn zuivere geesten, die God heeft geschapen om Hem te loven en te dienen en om het geluk van de hemel te genieten.

1° Zuivere geesten: wij mensen zijn een samenstel van stof en geest, lichaam en ziel. De engelen zijn louter geest, louter zielen, begaafd met verstand en wil. Hun verstand en wil zijn volmaakter dan bij de mens en bovendien zijn ze niet onderworpen aan al de onvolmaaktheden der stof waaraan onze ziel verbonden is.

2° God kon geen ander doel hebben dan zichzelf, zo niet ware Hij van dat ander doel afhankelijk, dus onvolmaakt.

De engelen weerkaatsen Gods volmaaktheden en brengen Hem aldus glorie: bovendien, ze erkennen God als hun Oorsprong, ze aanbidden en loven Hem.

De engelen dienen ook God: dit blijkt uit meerdere plaatsen van de H. Schrift waar de engelen optreden als boden van God tot de mensen: zo Gabriël tot Maria, Rafaël tot Tobias. Het woord ‘engel’ betekent trouwens ‘bode’.

3° Ze genieten het geluk van de hemel door God rechtstreeks te aanschouwen en te beminnen.

42. Zijn alle engelen aan God getrouw gebleven?

Vele engelen zijn aan God getrouw gebleven: die noemt men goede engelen; andere zijn tegen Hem in opstand gekomen en werden verdreven naar de hel: die noemt men duivelen.

1° De engelen werden, zoals de mens verheven tot de bovennatuurlijke staat, doch genoten daarom nog niet het hemels geluk; dit moesten ze eerst verdienen.

2° De engelen hebben dus ook een beproeving moeten doormaken om de hemel te verdienen. Waarin heeft die beproeving bestaan? Dat weten we niet vermits de H. Schrift dit niet vermeldt.

3° Een zeker aantal (Markus 5:9) werd ontrouw: ze hebben een aanvoerder die in de H. Schrift ‘Satan’ heet.

4° De zonde der ontrouwe engelen, vermits ze zuivere geesten zijn, was een zonde van hoogmoed.

5° Waarom gaf God aan de ontrouwe engelen geen gelegenheid tot berouw? Dat weten we niet: in ieder geval behelsde de zonde der engelen, ingezien hun verhevener natuur en volvolmaaktheid, grotere boosheid dan de zonde der mensen.

43. Trachten de duivelen ons kwaad te doen?

Ja, de duivelen trachten ons kwaad te doen, uit haat tegen God en uit nijd tegen de mensen, vooral door ons tot zonde te bekoren; maar ze kunnen ons niet tot zonde brengen zonder onze vrije toestemming.

1° De kwade invloed van de duivel op de mens kunnen we vergelijken bij een vijand die een stad belegert. Een dubbele veronderstelling is mogelijk.

a) Obsessie: belegering: de duivel blijft buiten de vesting; hij valt aan, bestookt de mens op alle mogelijke manieren.

1) Lichamelijk: slaan, geselen, schrikaanjagende verschijningen, hels lawaai. Dit komt meer voor in de levens van heiligen b.v. de H. Pastoor van Ars, H. Theresia van Avila, H. Antonius abt.

2) Geestelijk: inwendige bekoringen tot zonde.

b) Possessie: ware bezetenheid: de duivel of meerderen soms zijn binnen de vesting, hebben als het ware bezit genomen van de mens, spreken door zijn mond, handelen langsheen, zijn ledematen. Hiervan worden voorbeelden verhaald in het Evangelie. (Mattheüs 13:16, 28-34; 17:14-18)

2° De duivelen haten God en willen Hem onrechtstreeks treffen door de mens, Gods bevoorrechte schepsel, van God af te wenden en te verleiden tot de zonde; de duivelen zijn hierin ook gedreven door jaloersheid op de mens die tot het eeuwig geluk geroepen is.

3° Duivelse invloed, verschijningen en dergelijke herkent men aan deze tekenen: ze verwekken blijvende schrik, onrust, zetten aan tot zonde of vertonen zeer dikwijls een onzedig of bespottelijk karakter. De H. Pastoor heette hierom de duivel: ‘Le grappin - De dwaze gek’.

4° Hoe moeten we ons houden tegenover die mogelijke duivelse invloed?

Vooreerst vast overtuigd zijn dat de duivel niets op ons vermag zonder de toelating van God; steeds in vriendschap leven met God, in staat van heiligmakende en voor het overige vast vertrouwen op God, zonder de minste vrees. De duivelen moeten we misprijzen, haten, bespotten. De duivelen kunnen ons nooit rechtstreeks lot het kwade dwingen; we blijven tegenover hen onze vrije wil behouden. Zij die zich vrijwillig op een of andere manier aan de duivel verbinden zullen zich zeer moeilijk terug vrij maken.

Men weze niet lichtgelovig om in bepaalde gevallen duivelse invloed aan te nemen, zo b.v. verschijningen; waar een natuurlijke verklaring van de feiten mogelijk blijkt moet men die verklaring aannemen en de duivelse invloed ontkennen.

44. Zijn er engelen die ons bijzonder bewaren?

Ja, God heeft aan ieder van ons een engelbewaarder gegeven.

1° Er zijn een zeer groot aantal engelen en uit de H. Schrift kunnen we opmaken dat er onder hen een zekere rangorde bestaat: Serafijnen, Cherubijnen en Tronen; Heerschappijen, Overheden en Machten; Krachten, Aartsengelen en Engelen.

2° God zendt zijn engelen als bewakers en helpers der mensen: dit is een geloofspunt dat blijkt uit meerdere plaatsen in de H. Schrift.

3° Het is zeker dat God aan ieder gelovige een eigen engelbewaarder gaf; het ware vermetel dit te ontkennen. Het wordt eveneens algemeen aangenomen dat ook de zondaars en ongelovigen hun eigen engelbewaarder hebben.

45. Wat doet onze engelbewaarder voor ons?

Onze engelbewaarder beschermt ons in de gevaren naar ziel en lichaam, vooral in de bekoringen; hij zet ons aan tot het goede, draagt onze gebeden aan God op en bidt voor ons.

1° Hij behoedt ons tegen de gevaren naar de ziel, die ons voortdurend omringen, nu meer dan ooit in die bedorvene wereld.

Ook tegen de gevaren naar het lichaam die nu ook veel talrijker voorkomen: we zijn veel meer dan de vroegere mensen aan lichaamsgevaren, aan mogelijke ongelukken blootgesteld.

2° Hij zet ons aan tot het goede, door goede gedachten en verlangens in ons op te wekken.

3° Hij draagt onze gebeden aan God op, is daartoe door God aangesteld om het verband te leggen tussen God en onze ziel.

4° Hij bidt voor ons: Hij is de vriend van God en betracht dus ook, om wille van God, ons eeuwig geluk en alles wat ertoe leiden kan.

46. Wat zijn wij aan onze engelbewaarder verschuldigd?

We moeten onze engelbewaarder eren, dikwijls aanroepen en bedanken, zijn ingevingen volgen en nooit mogen wij zijn tegenwoordigheid door een zonde beledigen.

1° Voor een geest bestaan geen afstanden: zo ben ik met mijn geest in een ogenblik in Tokio, 't ogenblik daarna in Brussel, dan weer in Rome. Zo is onze engelbewaarder ogenblikkelijk daar waar hij wil zijn. We mogen dus aannemen dat wanneer we onze engelbewaarder aanroepen, hij ook dadelijk bij ons is: hij kan het weten in God zelf door wie hij over ons is aangesteld en zal dan ook ogenblikkelijk de hem opgelegde taak ter harte nemen wanneer we hem aanroepen.

2° Om die reden moeten we hem steeds eren zoals we eerbiedig blijven in de tegenwoordigheid van een hoogst-voornaam persoon: we moeten hem dikwijls aanroepen, vooral in de gevaren, hem nadien bedanken om zijn bescherming en zijn goede ingevingen trouw volgen. Gelijk we nooit zouden zondigen in aanwezigheid van een hooggeplaatst persoon, zo moeten we eveneens alle zonden vluchten, de tegenwoordigheid gedenkend van onze engelbewaarder die meestal in onze onmiddellijke nabijheid vertoeft.

3° Het is een zeer prijzenswaardig gebruik nu en dan eens deze schone aanroeping te richten tot onze engelbewaarder: “Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, aan wien ik vandaag (of deze nacht) door Gods goedheid ben toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.”