Maandag na vierde zondag in de Vasten

Het oordeel van Salomon, Rubens

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Maandag na vierde zondag in de Vasten

Thema: Jezus onze redder, wordt eensdaags onze rechter, een rechter, wijzer dan Salomon, een God-Rechter, die in 't diep­ste van de zielen schouwt.

Na de verpozing van gisteren, hervatten wij de ernst en de last van ’t boete doen. We voelen in de liturgie, dat we de ont­knoping naderen van het drama van onze verlossing: er wordt altijd meer gesproken van de aanstaande Passie; maar tevens wordt er nadruk gelegd op de goddelijke eigenschappen van onze Verlosser.

I. Gedachten ter overweging.

In 't Evangelie zien we Onze Lieve Heer met verontwaardi­ging in de tempel optreden tegen degenen, die Gods huis onteren. Met geweld drijft Hij handelaars en wissel-agenten buiten. “Maakt niet van het huis van mijn Vader een huis van handel”, spreekt Hij. Hoort ge, hoe Hij de tempel “het huis van zijn Vader” noemt? Hij treedt dus op als de Zoon van God, en Hij handelt als verdediger van de eer van zijn Vader. Ook vra­gen de Joden Hem, met welk recht Hij zich zulk gezag aanmatigt. Welk bewijs kan Hij geven van zijn zending? Zijn “teken” zal zijn verrijzenis zijn. Breekt deze tempel af, zegt Hij, doelend op zijn eigen lichaam, en in drie dagen zal Ik hem weer opbou­wen. Verder in 't Evangelie wordt Jezus' uitzonderlijke wijsheid bevestigd, een wijsheid, die eigenlijk aan God alleen toekomt. Om iemand te oordelen, heeft Hij geen enkel getuigenis nodig, want “Hij weet wat in de mens is”. Broeder, bedenk eens, wat het betekent, geoordeeld en gevonnist te worden door iemand, die “weet wat binnen u is”, omdat hij leest in 't diepste van uw ziel. Eigenlijk is geen ander rechter bekwaam, iemand ten volle naar waarheid en recht te oordelen.

De wijsheid van onze Rechter straalt nog klaarder uit, wan­neer wij haar vergelijken met de wijsheid van Salomon, die in 't Epistel wordt opgehemeld. Het was inderdaad een knappe vondst van de koning-rechter, om dat schijnbaar onoplosbaar geschil op te klaren: wie van deze twee vrouwen de echte moe­der was van 't nog levende kindje. Het zien van het zwaard bo­ven het hoofd van het wichtje, moet, zo dacht hij, 't hart van de moeder zó diep ontroeren, dat zij tot alles zou besluiten, eerder dan het kind te laten vermoorden. De vrouw, echter, die dat voor­uitzicht koelbloedig zou aanstaren, die kan de echte moeder niet zijn, want deze heeft geen moederhart. En zo verliep de zaak inderdaad: de ware moeder sprak, al wenend: “Ik smeek u, heer, geef haar het levende kind en dood het niet”, terwijl de andere vrouw koud en onverschillig het voorstel van “het de­len van het kind” aannam. “Geef aan gene vrouw, spreekt Salomon, het levende kind, en dood het niet, want zij is er de moeder van”. En gans het volk vreesde de koning, daar zij zagen, dat Gods wijsheid in hem was, om recht te doen. Salo­mon wist “wat in een moeder is”, en uit die kennis leidde hij zijn oordeel af. Jezus weet “wat in de mens is”, omdat Hij het rechtstreeks ziet!

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Broeder, laten we met diepe eerbied onze vreugde uitjubelen: we juichen U toe, o God, met de ganse aarde; met vreugde willen we U dienen, met gejuich verschijnen vóór uw aanschijn: want Gij zijt onze Heer en God (Offert.).

Doch we moeten gauw terugkeren tot de vastengevoelens: hoopvol opzien naar Gods barmhartigheid, berouwvol smeken om genade.

Smekingen. God, red mij door de kracht van uw Naam; verlos mij door uw macht (Intr.). Ik betrouw op U: nooit zal mijn hoop bedrogen worden (Grad.).          ·

Heer, geef ons, dat wij U, door onze jaarlijkse boetedoe­ning, opnieuw welgevallig worden, naar lichaam en ziel (Coll.), gereinigd van onze verborgen zonden en van de ergernis, die we aan anderen gaven (Comm.).

Mochten we door dit offer verlevendigd en gesterkt worden (Secr.), en aangroei bekomen van ons eeuwig leven (Postc.)!

Heer, Gij, die ons de vurigheid verleent in het bidden, verhoor ons en schenk ons uw hulp en uw bescherming (Or. super pop.)

Besluit.

Vandaag wil ik uit de tempel van mijn ziel alles verdrijven, wat God mishaagt. Ik wil mijn hart rein bewaren, door te leven onder de blik van Hem, die eens mijn rechter wordt.