Sint Omaar & Sint Bertinus

Sint Bertinus

Sint Omaar (+670, feestdag 9 sept.) en Sint Bertinus (+ong.700, feestdag 5 sept.)

Sint Omaar is de belangrijkste geloofsverkondiger geweest in de kuststreken van Noord-Frankrijk en Vlaanderen. Hij werd door Bisschop Acharius aangesteld als eerste bisschop van Terwaan, de hoofdstad van het volk der Morini en hij heeft dit met zijn helpers bekeerd. Morini komt van het oud Keltische woord ‘mor’ en betekent ‘zee’. Dit is het volk langs de zeekust tussen de IJzer in West-Vlaanderen en de Kwinte (Canche) in Frankrijk. Rond het jaar 300 komen in dit gebied de HH. Fuscianus en Victoricus en hebben hun verkondiging er met de marteldood bezegeld. Een eeuw later heeft ook de H. Victricius, Bisschop van Rouaan, zich het lot van dit volk aangetrokken en heeft er gepreekt. Maar veel blijft er niet over wanneer in de vijfde eeuw de heidense Vandalen, Sueven, Alanen en tenslotte de Franken als een storm door deze streken komen. Het volk der Morini leeft vermengd met de Germaanse stammen terug in het heidendom. Pas na de bekering van Clovis, die gedoopt wordt in 496, wordt het geloof in dit deel van het rijk van de Franken opnieuw gepreekt. St. Remigius zendt er twee ijverige priesters heen, Antimond en Athalbert, die er werken tussen 500 en 552. Maar zij hebben weinig succes en hebben geen opvolgers om hun werk voort te zetten. De bekering van deze gebieden zal nu gebeuren door St. Omaar en zijn helpers.

Audomarus (Omer of Omaar) is de enige zoon van Friulph en Domitilla, die beide van adelstand zijn en volgens de oude bronnen in het gebied van Konstanz (D) leefden (tegenwoordig denken sommigen dat het Coutance (F) moet zijn). Hij wordt goed opgevoed en na de dood van zijn moeder rond het jaar 617 spoort hijzelf zijn vader aan met hem in te treden in het klooster Luxeuil, waar de H. Eustasius de H. Columbanus is opgevolgd. In dit grote klooster leven meer dan 500 monniken en het wordt overal geroemd. In de twintig jaar dat hij er verblijft verwerft hij er bewonderenswaardige deugden en een grote geleerdheid. Omaar raakt ook aan het hof gekend. Koning Dagobert en Bisschop Acharius van Doornik-Noyon willen Omaar zenden om het volk van de Morini te bekeren. Terwaan, de hoofdstad van de Morini, wordt de plaats waar Omaar zal werken. Hij wordt de eerste bisschop van Terwaan in het jaar 637. Omaar leert de Morini de weg ten hemel en moedigt hen aan met eigen handen het kruis op de ruïnes van hun heidense tempels te plaatsen. Hij begint met het geloof van zijn kleine kudde te reinigen van verkeerde denkbeelden en zeden. Hij laat dit vergezeld gaan van werken van barmhartigheid en gebed. Omaar maakt het zich tot wet iedere plaats in zijn bisdom van tijd tot tijd te bezoeken. Hij onderricht daarbij onwetenden in de Godsdienst en verstevigt het Rijk Gods in de harten van diegene die al tot het geloof zijn gekomen.

Een edelman, Adroald genaamd, heeft geen kinderen en wil al zijn goederen tot eer van God en troost van de armen afstaan. Hij schenkt Omaar de plaats Sithiu. Dit bevalt Omaar zeer, want de plaats is eenzaam. Hij bouwt daar op een kleine heuvel een kapel ter ere van St. Maarten. Nu krijgt Omaar versterking van drie monniken uit Luxeuil; Bertinus, Mommolenus en Ebertamnus. Zij stichten bij de Martinuskapel op de heuvel ook een klooster, dit wordt het oude klooster genoemd (tegenwoordig heet het St. Mommelin). Mommolenus is de eerste abt van dit oude klooster. Het groeit voorspoedig, zodat Bertinus al na 8 jaar een plaats voor een nieuw, groter klooster moet gaan zoeken. Hij vraagt God om zijn wil te doen kennen en Bertinus (met zijn onafscheidelijke gezel Odon) gaat scheep in een boot zonder zeilen. Al psalmodiërend drijft het schip een eind op de rivier de Aa. Bij het psalmvers “Dit is de rustplaats voor eeuwig, hem heb ik gekozen tot mijn woonplaats,” (Ps. 132) komen zij bij een eiland en met toestemming van Omaar bouwen zij hier op de heuvel een klooster en een kerk die zij St. Petrus toewijden, terwijl iets verderop een Onze-Lieve-Vrouwekerk gebouwd wordt. Wanneer de H. Eligius, bisschop van Noyon en Doornik, sterft, kiest men Mommolenus als opvolger. Zijn levensbeschrijver vermeldt dat hij Latijn, Gallisch en ook het Teutoons (Diets) spreekt, zoals de mensen in de streek van de Morini. Bertinus wordt in plaats van Mommolenus abt van het nieuwe klooster. Ondertussen gaat St. Omaar voort in zijn bisdom iedere plaats te bezoeken. Hij verblijft telkens juist lang genoeg om ongelovigen bekend te maken met het Christendom en de gelovigen aan te sporen tot de volmaaktheid. Zijn prediking heeft extra kracht door de wonderen en genezingen die ermee gepaard gaan. Wanneer St. Omaar oud is, wordt hij blind. Hij is nu vrijer voor de meditatie, maar kan niet meer alle functies van bisschop waarnemen. Daarom neemt hij een helper, Drausion. Ondanks zijn blindheid bezoekt St. Omaar nog steeds de plaatsen in zijn bisdom. Op een van deze bezoeken krijgt hij koorts. Hij beseft dat zijn laatste uur geslagen heeft, staat op van zijn bed en laat zich naar de kerk voeren. Daar voor het altaar bidt hij nog lang voor zichzelf en al de zielen aan hem toevertrouwd. Hij ontvangt het Lichaam en Bloed van Onze Heer, geeft zijn laatste heilzame vermaningen aan de omstanders, heft zijn ogen ten hemel en zegt: “Ik bid, mijn kinderen, de oneindige barmhartigheid van de Almachtige mij de genade te geven om jullie allen gelukkig in zijn Rijk te mogen zien.” Men brengt hem dan weer naar zijn bed, waar hij blijft bidden tot het laatste moment. Hij sterft in Waferant, een plaats dichtbij het tegenwoordige St. Omer op 9 september rond het jaar 670.

Wanneer Bertinus de dood van St. Omaar verneemt, komt hij met de monniken en geestelijkheid zijn lichaam halen. Hij brengt het naar Sithiu, terwijl zij psalmen en hymnen zingen, en begraaft het in de kerk van Onze Lieve Vrouw, zoals de heilige het voor zijn dood gevraagd heeft. Hier gebeuren veel wonderen. De stad die rond de Onze-Lieve-Vrouwekerk ontstaat wordt nadien St.-Omer genoemd. Drausion volgt hem op als bisschop.

Bertinus, de heilige abt, brengt het klooster tot grote bloei. Ene graaf Walbert, heer van Arce (bij St.-Omer) en van Poperinge (bij Ieper), neemt het geloof aan en schenkt aanzienlijke goederen aan de H. Bertinus. Sindsdien heeft het Bertinusklooster een priorij in Poperinge. Bertinus sterft rond het jaar 700. Wanneer een eeuw later de Noormannen alles plunderen, zijn de relieken van Omaar en Bertinus verstopt en worden zo bewaard. Verschillende kerken in West-Vlaanderen krijgen Audomarus of Bertinus als patroon. Gedurende de gehele middeleeuwen en daarna bloeit het klooster van St. Bertin, tot het door de Franse revolutionairen wordt vernield; ook hun relieken gaan erbij verloren. Nu is er enkel een ruïne zichtbaar. Desondanks heeft het zijn taak als bakermat en brandhaard van het Christendom voor de Morini volbracht. Andere kloosters moeten deze taak voortzetten.

Bronnen:

- ‘Vies des Pères, Martyrs et autres principaux saints’ Alban Butler, nouvelle edition par Kanunnik de Ram, tome V, Imprimerie M. Vanderborcht, Brussel 1848. (5 september St. Bertin; 9 september St. Omer)

- ‘Acta Sanctorum Ordine S. Benedicti’ in seaculorum classis distributa, seacula II quod est ab anno Christi DC ad DCC, Lucas d’Achert et Joh. Mabillon, Uitgeverij Carolum Savreux, Paris.

- ‘Met de heiligen het jaar rond’ Dom Huyben osb en Dom Scheerman osb e.a., deel 3, Uitgeverij Paul Brand, Bussum 1949.

- Jaar600SintBertinus.pdf (tneerhofvzw.be)

Sint Omaar en Koning Dagobert