Vrijdag na Passiezondag

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Vrijdag na Passiezondag

Thema: Christus, door zijn volk uitgestoten, zal sterven voor dat volk en voor alle mensen.

I. Gedachten ter overweging.

De misgebeden van vandaag zijn weer helemaal in de toon van de Passieweek. Nu nadert de ontknoping zeer snel: 't is beslist. Jezus moet sterven. In het Evangelie horen we Jezus' doodvonnis uitspreken door 't godsdienstig oppergezag der Joden. Nu blijft alleen nog over, de practische middelen te be­ramen, om dat vonnis ten uitvoer te brengen. Luister, broeder; naar 't rekwisitorium tegen Jezus uitgesproken in de schoot van 't Sanhedrin, dat is, van de Hoge Raad der opperpriesters en der farizeën: “Wat staat ons te doen”? Die man doet vele won­dertekenen. Zo we hem aldus laten begaan, zullen allen Hem achterna lopen, Hem houden voor de Messias, in Hem gelo­ven en Hem uitroepen tot Koning van Israël. Maar dan, dan komen de Romeinen en, om het oproer te bestraffen, verdelgen ze onze stad en onze natie”. Daarop verheft zich Caïphas, Ho­gepriester van dit jaar: hij zal de vraag, wat er te doen staat, met één woord oplossen: “Verstaat ge dan niet, dat onder een of ander voorwendsel deze mens moet ter dood gebracht wor­den, daar het verkieslijker is dat één mens voor het volk sterve, en niet de ganse natie ten onder ga”. Doch in die schreeuwend-onrechtvaardige uitspraak, waarbij een onschul­dige onmeedogend wordt veroordeeld, ligt tevens een propheti­sche voorspelling, door God bedoeld, te weten, dat Jezus de dood zou ondergaan tot heil van zijn volk, ja, tot heil van alle volkeren. Van die dag af overlegden Jezus' vijanden, hoe zij Hem zouden ter dood brengen. Maar, daar zijn uur nog niet is gekomen, trekt Hij zich terug buiten hun bereik.

Hoe treffend past in de mond van onze goddelijke ter-dood­veroordeelde 't gebed van Jeremias (Epistel), de profeet, die door zijn volk vervolgd werd, omdat hij de straffen van de Heer voorspelde: Dat allen, die U verlaten, o Heer, met schande over­laden worden. Help mij en ik zal gered zijn. Mijn vijanden spot­ten met mijn voorspellingen, en toch: wat van mijn lippen kwam, was oprecht voor uw aanschijn. Wees gij mij niet tot verschrik­king, gij, mijn hoop, ten dage van jammer. Laat mijn vervolgers beschaamd staan, niet ik; dat zij gebroken worden, niet ik!

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Luister nu, broeder, hoe de Kerk in haar gezangen de gevoelens vertolkt van Christus' ziel, en laat die gevoelens in uw hart weerklank vinden. Hoor, hoe Hij klaagt en bidt: Ontferm U over mij, Heer, ontruk mij aan mijn vijanden. Mijn hoop berust alleen op U: ik zal niet beschaamd worden (Intr.).

Zie, Heer, hoe mijn vijanden onder vredelievende woorden gevoelens van haat verbergen (Grad.).

Lever Mij niet over aan de trotsaards die Mij belasteren en die valse getuigen oproepen tegen Mij (Offert. en Comm.).

Smekingen. Herhalen we nu onze Vastensmekingen: binnen kort worden ze verhoord.

Heer, geef ons de genade, dat we omwille van de kastijding, die we aan ons lichaam opleggen in dit leven, van de eeuwige straffen mogen gespaard blijven (Coll.).

Heer, laat ons waardig aan 't altaar staan, en door onze godvruchtige deelname aan het offer zalig worden (Secr.).

Mocht de nuttiging der geconsacreerde offergaven ons voort­durend beschermen en alles, wat schadelijk is, van ons afweren (Postc.).

Heer, geef ons, dat wij, door uw genade van alle rampen bevrijd, U met een gerust gemoed mogen dienen (Or. super pop.).

Een schoon gebed om van de oorlog bevrijd te blijven!

Besluit.

Mij eens ernstig onderzoeken, of ik niet geneigd ben, om naar 't voorbeeld van Caïphas, alles goed te praten, wat van die aard is om mij voordeel bij te brengen, of nadeel te voorkomen, al was het een “moord op een onschuldige”! Alsof het doel alle middelen zou heiligen!