De Zalige Johannes Ruusbroec (2 december)

Johannes of Jan Ruusbroec is in de middeleeuwen één van de grootste mystici van de Nederlanden. Thomas van Kempen, die later de Navolging van Christus schrijft, is ook daarop geënt. Dit boekje is in de H. Kerk, na de H. Schrift, het meest gewaardeerde werk over het geestelijk leven.

Jan Ruusbroec wordt geboren in het dorp Ruusbroec ten zuiden van Brussel in het jaar 1293. Zijn al te tedere moeder wil hem niet van haar laten weggaan, hij is haar enige zoon. Wanneer hij echter op elfjarige leeftijd bij priester Jan Hinckaert, een familielid, in Brussel komt, wil hij Latijn leren. Zijn moeder stemt toe en gaat er in het Begijnhof wonen, terwijl Johannes bij hem kan logeren. Hij verdiept zich in de Kerkvaders en de mystieke werken van de Victorijnen en de H. Bernardus. In 1317 wordt hij priester gewijd en wordt vicaris van de St. Goedelekerk.

In deze tijd komt de mystieke beweging op. Onder invloed van de Katharen wordt echter door velen de geestelijke vrijheid, die de goddelijke liefde biedt, opgevat als een vrijheid van alle gebod en dit leidt tot dwalingen en uitspattingen. Ook in Brussel leert een zekere Heilwych Blommaerts in haar onderrichtingen, de ‘Serafijnse Minne’, onder een dekmantel van strenge rechtgelovigheid een valse vrijheid en zinnelijkheid. Omdat zij uit een aanzienlijke familie stamt, heeft zij veel volgelingen onder de gegoede burgerij en de geestelijkheid. Jan Ruusbroec ziet waar haar mystiek mank gaat en schrijft verschillende boeken in de volkstaal om daartegen te waarschuwen en om de ware mystiek te tonen. Hij schrijft over het streven naar de ware liefde, over de verloochening van de eigen wil onder de wil van God en waarschuwt voor de zucht naar zinnelijkheid, geestelijke hoogmoed en valse ledigheid.

Jan Hinckaert en enkele anderen worden door het stille voorbeeld en de preken van Jan Ruusbrouc gewonnen voor een leven van stille ingetogenheid en heiligheid. Het huis van Hinckaert wordt hun ‘klooster’. Zij houden enkel het noodzakelijke, andere goederen schenken zij aan de armen. Het drukke stadsleven stoort hen en zij kunnen in 1343 in het Zoniënwoud de hoeve van een kluizenaar overnemen. Op 10 maart 1349 nemen zij in het bijzijn van de Bisschop van Kamerijk het kleed van de kanunniken van de H. Augustinus aan.

Jan Ruusbroec wordt tot prior benoemd van de priorij Groenendaal. Daar in de bossen brengt hij verder zijn leven door in gehoorzaamheid, nederig werk, gebed en beschouwing. Hij draagt altijd zijn gebedssnoer, de Rozenkrans.

Iedereen die dit klooster Groenendaal bezoekt, is erdoor gesticht. Door woord en geschrift leert hij duizenden van zijn tijdsgenoten. Veel voorname personen komen hem opzoeken. Ook Geert Grote uit Deventer, de vader van de Moderne Devotie, komt er meermaals. Deze Geert Grote gaat in Noord-Nederland naar het voorbeeld van Groenendaal de ‘Broeders des Gemenen levens’ en de ‘Windesheimer congregatie’ stichten. In hun klooster in Zwolle schrijft Thomas van Kempen de Navolging van Christus. Jan Ruusbroec sterft op 2 december van het jaar 1381 op 88-jarige leeftijd. Wanneer vijf jaar later zijn graf wordt geopend, vindt men zijn lichaam ongeschonden terug, zelfs de priesterlijke kleren blijken nog in perfecte staat. Drie dagen wordt het lichaam uitgestald ter verering van de in groten getale toestromende gelovigen.

Broeder René-Maria (FSSPX Antwerpen)

Bronnen:

Dom J. Huyben et al. Met de heiligen het jaar rond, deel IV, '2 december' (1949).

Butler, Vies des Saints (1849).