Zaterdag na 4de zondag in de Vasten

Zaterdag na 4de zondag in de Vasten

Thema: Christus, bron van levend water en licht der wereld.

I. Gedachten ter overweging.

De vierde week van de Vasten werd te Rome genoemd de “mediana”, of middenweek. De Zaterdag in deze week was een bijzondere bid- en boete-dag, waarschijnlijk een dag van grote vergadering en van speciale voorbereiding voor de doopleerlin­gen. Waarschijnlijk is het te hunner intentie, dat men de lezin­gen der H. Mis van vandaag uitgekozen heeft: ze doelen op het Doopsel en z'n heilzame uitwerkselen: de heilige wateren wek­ken geestelijk leven, de ziel wordt binnengeleid in het licht van het geloof en opgevoerd naar het voedsel der Eucharistie: voor­taan moet de ziel oordelen, niet meer naar “het vlees”, maar volgens de leer van Christus, die de openbaring is van de Vader.

Broeder, we moeten trachten, ons de gemoedsstemming der catechumenen in te denken, na de lange maanden voorberei­ding, in 't bijzonder na deze vier weken van de Vasten: zij waren heel en al verlangen, “dorst” geworden naar de scho­ne dag van hun Doopsel, die tevens de dag was van hun eerste Kommunie. Zo verlangden ook wij eens naar “de schoonste dag van ons leven”, de dag van onze plechtige Kommunie!

Luisteren we nu, in de stemming der catechumenen, naar Isaïas, in 't Epistel. Het Godsvolk der gedoopten roept tot allen, die geboeid zijn: “Staat op uit de slavernij”, en tot degenen, die nog in de duisternissen zitten: “Komt tot het licht”. De kin­deren van God zullen niet hongeren en niet dorsten, hitte en zon zullen hen niet verschroeien: God zal hen drenken aan wa­terbronnen. Uit alle windstreken zijn zij samengestroomd. Zeg dan niet meer, Sion: “De Heer heeft mij verlaten; Hij heeft mij vergeten”. Kan een moeder wel haar kindje vergeten? Al kon zij het vergeten, ik echter zal u niet vergeten.

Wat blijde verwachtingen en wat grenzeloos vertrouwen moesten de doopleerlingen koesteren, bij het horen van zulke beloften.

Veel troostelijker nog klonk het Evangelie. Hier is het Jezus zelf, die tot hen spreekt als weleer tot de Joodse scharen: “Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternissen: maar hij bezit het licht van het leven”. Het Doop­sel, dat zij zullen ontvangen, is het “sakrament der verlichting”. Doch het Evangelie doet hen tevens schrikken voor de kwade trouw der Joden, die ‘naar het vlees oordelen” en hun ogen moedwillig sluiten voor het licht, voor Christus, die de Vader gezonden heeft: zij zondigen tegen het licht, tegen de Heilige Geest.

Broeder, we zijn allen kranke mensen, we missen soms de moed om in het licht te wandelen, en verkiezen liever de duistere paden der zonde. Doch zullen we daarom het bestaan van het licht loochenen, zullen we onze ogen vrijwillig sluiten voor het licht, op gevaar af dit licht in ons te doven? God spare ons! Integendeel, zo we dolen in 't donkere woud, laten we de blik soms keren naar 't lichtje ginder in de verte: het zal ons eraan herinneren, dat dáár het huis staat, waar onze Vader, de Vader van het licht ons afwacht.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Sitientes. Ook wij, Heer, dorsten naar de wateren uwer genade, die Gij ons uit loutere goedgunstigheid geeft (Intr.) ; wij hebben al te dikwijls koortsig gedorst naar de ver­giftigde wateren der zondige genoegens, die we, o zo duur, moesten betalen!

Heer, ik ben een arm wees: op U verlaat ik mij midden mijn beproevingen (Grad.), want Gij zijt mijn kracht en mijn toevlucht en mijn redder (Offert.).

Lijk het schaapje de herder volgt, zo volg ik U naar uw weiland, nabij een verfrissende bron (Comm.).

Smekingen. Heer, mocht mijn vasten ingegeven worden door de liefde: dan zal het U zeker behagen (Coll.).

Zelfs na mijn Doopsel blijft mijn wil geneigd tot 't kwaad: wil Gij hem, Heer, door uw genade tot U trekken (Secr.).

Door mijn deelname aan uw heilige gaven, Heer, maak mij rein en U welgevallig (Postc.).

Zo wij maar op U vertrouwen, verkiest gij Heer, U te ontfer­men, eerder dan U te vertoornen: geef ons dan, onze zonden waardig te bewenen en zodoende de genade van uw vertroos­ting te verwerven (Or. super pop.).

Besluit.

Vandaag wil ik mijn “dorst” richten naar gezonde wateren, naar geestelijke goederen. Vandaag wil ik geen dwaallichten nalopen, maar Gods genade-inspraken volgen.