Zaterdag na Passiezondag

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Zaterdag na Passiezondag

Thema: Door 't kruis tot de glorie; door de nederlaag naar de triomf!

In de eerste eeuwen was deze Zaterdag “aliturgisch”, dat wil zeggen, zonder eigen mis. Ons tegenwoordig misformulier werd opgesteld in de jaren 700: de gezangen zijn dezelfde als gisteren. 't Epistel is 't vervolg van dit van gisteren, 't Evangelie is als de inzet van morgen, Palmzondag.

I. Gedachten ter overweging.

In 't Epistel verschijnt opnieuw de vervolgde profeet Jeremias, als voorafbeelding van de ter dood verwezen Messias. Zijn ge­voelens en smekingen moeten we aanhoren, als kwamen ze uit de mond van Christus. We horen er de boosaardige Joden de dood beramen van de Rechtvaardige. Daarom bidt de ver­volgde: “Geef acht, o Heer, op mij, en hoor de stem van mijn vijanden. Zal men dan goed met kwaad vergelden, aangezien zij een kuil gegraven hebben voor mijn ziel? Gedenk, dat ik voor uw aangezicht gestaan heb, om voor hen ten beste te spreken en uw gramschap van hen af te wenden”. Daarna volgen bedrei­gingen met vreselijke Godsstraffen.

Het Evangelie zet in met het verhaal van Jezus' zegevierende intocht in Jeruzalem. De farizeën, bij 't zien van die triomf, zeg­gen wrokkig tot elkaar: “Ge ziet, dat we niets verder komen. Geheel de wereld loopt Hem achterna”! En we weten reeds welk besluit zij hebben getroffen: Hij moet verdwijnen! Enkele heidenen vragen aan Philippus om aan Jezus voorgesteld te wor­den. Maar Jezus antwoordt: 't Uur komt, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Doch eerst moet Hij het lot ondergaan van de graankorrel, die, vooraleer vruchten voort te brengen, ster­ven moet. Ik zal alles tot Mij trekken, doch eerst moet Ik verhe­ven worden van de aarde, dat wil zeggen, aan het kruis ge­hecht.

Broeder, bewonder Jezus' zielegrootheid: hoe Hij, over zijn ver­guizingen heen, die Hem in volle duidelijkheid voor ogen staan en die Hem doen gruwen, opschouwt naar zijn aanstaande ver­heerlijking. Doch luister tevens, naar hetgeen Jezus van zijn volgelingen eist: geen zwakkelingen mogen ze zijn, geen ge­nieters; zo ze willen delen in zijn heerlijkheid, moeten zij Hem getrouw blijven tot de dood, bereid zijn om voor Hem te ster­ven, de bloedige dood, zo nodig, doch alleszins de geeste­lijke dood, door strenge zelfverloochening. Wie zich zelf lief­heeft, meer dan de wil van God, zal zich in 't verderf storten, en wie zichzelf haat in deze wereld, zal zich voor het eeuwig leven bewaren. Indien iemand mij dient, hij volge mij na, en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.

Broeder, we weten, wat deze woorden beduiden: alleen zij, die Jezus volgen op zijn kruis, zullen Hem ook in de heerlijkheid van zijn Vader mogen volgen. Het aardse leven is voor iedere mens een lijdensweg: het leven van een kristen heet een “kruisweg” dat wil zeggen: een lijdensweg, die we bewan­delen in de bloedige voetstappen van onze geliefde Meester.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. We zeiden het reeds, de gezongen delen van deze mis zijn overgenomen uit de H. Mis van gisteren: zij drukken de ge­voelens uit van onze goddelijke Lijdensman, zijn zuchten en zijn hulpgeroep. We moeten nogmaals God en zijn Kerk innig bedanken, omdat zij ons in 't hart van onze Meester, benevens zijn onnavolgbare goddelijke sterkte, ook de zo-navolgbare menselijke krankheid laten zien. Een Meester, die gruwt zoals wij voor 't lijden, die zucht onder de benauwdheid van de nade­rende folteringen, die uit al zijn krachten om hulp roept, ja, zulk een Meester kunnen wij pogen na te volgen, al is 't van zeer ver, in zijn moed, zijn verduldigheid en zijn standvastigheid.

Smekingen. Smeken we opnieuw om Gods barmhartigheid: Laat, o Heer, de Godsliefde in uw kristen volk groeien, opdat het U meer behage en immermeer met uw ho ogere gaven ver­rijkt worde (Coll.), vooral met de gave der heilige onderwerping in het lijden.

Heer, wil ons, door onze deelname aan deze heilige altaar­mysteriën, bevrijden van alle zonden en gevaren (Secr.), vooral van verbittering in het lijden.

Moge onze ziel door dit goddelijk gastmaal verzadigd zijn, en moge ze immer haar leven uit dat voedsel putten (Postc.), een leven van sacrificie, geput uit de H. Hostie.

Beschut, o Heer, uw volk, dat al biddend lijdt, opdat het in zijn tijdelijke beproevingen niet opstandig worde, maar onderworpen weze, en zo de onvergankelijke goederen verdiene (Or. super pop.).

Besluit.

Niet meer geërgerd zijn door het mysterie van het lijden, maar 't lijden kristelijk opvatten, en het aanvaarden, als een practisch Christus-navolgen.