Maandag na 1ste zondag in de Vasten

De kerk van Sint Pietersbanden, Rome

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Maandag na 1ste zondag in de Vasten

Thema: We moeten met vertrouwen onze verlossing afsme­ken van God, onze Goede Herder. Door werken van barm­hartigheid moeten we het zalig vonnis bekomen van de opper­ste Rechter.

De statiekerk waar, te Rome, de mis gevierd wordt, is de kerk van Sint Pietersbanden, gebouwd op de plaats van 't ge­rechtshof en de gevangenis, waar, naar men gelooft, de H. Pe­trus gevangen zat en veroordeeld werd. De gedachte aan de H. Petrus tot wie Jezus sprak: “Weid mijne schapen”, - deze aanstelling als opperherder is als de tegenhanger van de ver­oordeling door de Romeinse rechters -, kan wel de keus ingegeven hebben van 't Epistel en van het Evangelie van van­daag; waar spraak is van een goede herder en van schapen. En wanneer de Kerk, in “'t slotgebed over ’t volk” Onze Lie­ve Heer bidt ons te ontslaan van de boeien der zonden, mag men daar dan misschien geen zinspeling in zien op de boeien of banden van Sint Pieter (Or. super pop.)?

I. Gedachten ter overweging.

Luister, mijn broeder, onder welk treffend beeld God ons voorgesteld wordt door de profeet Ezechiel, in 't Epistel. Ik doe voor mijn volk, zegt de Heer God, alles wat een zorgvolle her­der doet voor zijn kudde: wanneer ik zie, dat mijn schapen door de wervelwind in nevel en duisternis verdwaald en verstrooid zijn, dan verzamel Ik ze en breng ze weer samen naar welige weiden, op de hoogvlukten. Loopt er een schaapke verloren, ik ga het opzoeken en breng het terug naar de kudde. Wat ge­broken ligt, verbind Ik; wat zwak is, koester Ik, en wat krachtig is, behoud Ik in zijn kracht.              ·

Hoe zouden wij niet aanstonds, bij 't horen van deze gelijke­nis, denken aan Onze Goede Herder, Jezus-Christus, onze God van 't Nieuw Verbond? Kan een schaapke, al doolde het nog zo lang, al was het nog zo zwak, wantrouwig en klein­moedig zijn tegenover zulk een Herder?

Doch, broeder, 't Evangelie komt aanstonds de les, die we uit 't Epistel trokken, aanvullen: vertrouwen, ja, dat moeten we, grenzeloos... doch niet vermetel. Leerde de catechismus ons niet, dat het een zonde is tegen de H. Geest, zich op Gods barmhartigheid zonder deugden te beroemen? Ons vertrouwen moet de gepaard gaan met goede werken. Wie onder ons zal zalig worden, wie integendeel zal verloren gaan? Zie, de Rechter, Jezus-Christus, zetelt op zijn wolkentroon, vol majesteit. Vóór Hem staan alle volkeren vergaderd. Zijn vonnis zal ze scheiden in twee kampen. Dit vonnis ligt besloten in twee woor­den: Komt - Gaat weg ! Ik had honger in mijn hongerige ar­men, en gij hebt Mij gespijzigd. Wat ge aan hen deedt, dat hebt ge aan Mij gedaan. Komt ! ... Ik had honger in mijn uitgehon­gerde armen, en gij hebt Mij verstoten. Wat ge aan hen gewei­gerd hebt, dat hebt ge aan Mij geweigerd. Gaat weg! En nu volgt de onherroepelijke splitsing: de laatsten, de egoïsten, de onbarmhartigen, zullen gaan in de eeuwige straf; maar de barm­hartigen, in het eeuwig leven.

Eén van die twee woorden zal ook op mij vallen, ofwel Kom, ofwel Ga, volgens dat ik al dan niet werken van barmhartig­heid zal verricht hebben.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens: Mijn broeder, dat uiterste vraagteken: wat zal mijn vonnis zijn, vervult ons met vreze. Laten we nu in onze ziel een groot vertrouwen opwekken, samen met de Kerk:

Heer, ik verhef mijn blikken tot U in de hemel, en houd ze gevestigd op uw handen, op uw werken zo vol barmhar­tigheid (Intr.).

Heer, wilt Gij, van uw kant, uw blikken laten vallen op mij en op mijn betrouwvol smeken (Grad.).

Heer, ik open mijn ogen en vestig ze op U: verlicht mijn verstand en leer mij uw wil kennen (Offert.).

Heer, ik vertrouw, dat ik eens moge horen: Kom. Daarom wil ik U zien, en U bijstaan in uw armen en noodlijdenden (Comm.).

Smeking. Verleen mij, o God, ik vraag het U door Jezus­ Christus die we U offeren in deze mis, “hemelse gedachten” (Coll.), zuivering van mijn zonden (Secr.) goddelijke smaak en levensvernieuwing door de H. Eucharistie (Postc.).

Besluit.

Eén gedacht wil ik mededragen, de dag door: God is mijn Goede Herder; ik vertrouw op Hem;

Eén voornemen: ik wil vandaag om mijn zalig eindvonnis te verzekeren minstens één werk van barmhartigheid doen aan Onze Lieve Heer in zijn lijdende ledematen.

Vasten is bidden, boete doen en werken van barmhartig­heid verrichten.