Vrijdag na 2de zondag in de Vasten

Jozef door zijn broers in de put gegooid

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Vrijdag na 2de zondag in de Vasten

Thema : Christus, door zijn vader gezonden, maar door zijn volk uitgestoten, heeft ons door zijn lijden en dood verlost.

I. Gedachten ter overweging.

Broeder, hier staan we voor een dubbel mysterie, dat door alle tijden heen actueel blijft, enerzijds het mysterie van 's men­sen vrijheid, die aan God zelf kon weerstaan, en zijn hoogste gezant, zijn Messias, kan verstoten, anderzijds het mysterie van Gods wijsheid en goedheid, die de “Verstotene” gesteld heeft als Verlosser van allen, die Hem aankleven, mysterie tevens van Gods rechtvaardigheid, die verwerpt degenen, die zijn Mes­sias blijven verstoten.

Dit thema wordt vooral in 't Evangelie ontwikkeld, in de vorm van parabel. Een rijke huisvader verhuurt aan landlieden een Wijngaard. Ten tijde van de oogst zendt hij, tot twee keren, dienaren uit, om zijn aandeel in de vruchten in ontvangst te ne­men. Maar de landlieden mishandelen de dienaren. Eindelijk zendt hij zijn zoon en erfgenaam, om zijn eigenaarsrechten te doen gelden. Maar de huurders stoten hem uit de wijngaard en doden hem. “Als nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met deze landlieden doen”? vraagt Jezus aan zijn toe­hoorders. “Hij zal de booswichten een schrikkelijke dood doen sterven, antwoordt de menigte, en zijn wijngaard verhuren aan andere landlieden, die hem te rechter tijd de vruchten zullen in­brengen”. En Jezus maakt nu zelf de toepassing: Gij hebt goed geantwoord, zegt Hij. “Het rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk, dat er de vruchten van oplevert”. Dus zij, de Joden, waren bedoeld met die huurlieden, en God met die rijke huisvader, eigenaar van de wijngaard. De dienaren, die Gods recht kwamen opeisen, de profeten, werden door de Joden mishandeld: eindelijk zond God zijn eigen Zoon, en die zullen ze vermoorden; ze zullen hem weggooien, zoals bouwlie­den een steen wegwerpen, die ze ongeschikt achten. Maar die “Steen” wordt door een wonder van God de hoofdhoeksteen van geheel het mensdom. En wee deenen, die op dezen steen vallen, of op wie deze steen valt zij zullen erdoor ver­pletterd worden !

Het Epistel sluit nauw aan bij dit Evangelie: 't is een vooraf­beelding van Christus, de Verworpeling-Verlosser, in de persoon van de patriarch Jozef. Wij kennen allen dit verhaal uit onze gewijde geschiedenis Jozef, de meest-geliefde zoon van Jacob, werd door zijn vader gezonden naar zijn broeders in de verre weilanden rond Sichem. De broeders, door afgunst en haat gedreven, willen hem doden, of althans hem doen verdwijnen. Op aanraden van Ruben, die Jozef zoekt te redden, besluiten ze hem in een put te werpen. Hier eindigt het Epistel.  Doch we weten, en de eerste kristenen hadden het vervolg nog levendi­ger voor de geest dan wij, dat die verstoteling de redder zal worden van Egypte en van zijn eigen volk.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Broeder, gij hebt persoonlijk te beslissen, zoals elk­een van ons, of gij deelachtig wenst te worden aan de verwer­ping der Joden, ofwel of ge een steen wilt worden in die Gods­tempel, waar Christus de hoofdhoeksteen van is, en die, hier­ beneden de tempel van de genade is, en daarboven de tempel ven de glorie. Uw keuze kan niet twijfelachtig zijn!

Ik wil voor Gods aanschijn verschijnen als een rechtvaardige, als een die Christus aanhankelijk bleef, en die door Hem gehei­ligd werd, om verzadigd te worden door de openbaring van zijn heerlijkheid (Intr.), Doch daarom zult Gij, o Heer, mij moeten bewaren en beschutten tegen dit afvallig geslacht (Comm.).

Smekingen. 'k Bidde U dan, Heer, houd mijn hoofd klaar en maak mijn ziel sterk, opdat ik deelhebbe in 't heilig Verlossings­feest (Coll. en Postc.). Bevrijd mijn ziel van de boze, arglistige drogredenen van uw vijanden (Grad.). Help mij, opdat zij die het op mijn ziel gemunt hebben, om ze afvallig te maken, zouden beschaamd worden (Offert.). Moge door dit offer uw genade over mij komen, en moge ik er getrouw mede samenwerken (Secr.). Heer, geef mij en geef aan ons volk een gezonde ziel in een gezond lichaam. Steun ons met uw kracht, zonder ons een ogen­blik los te laten, zo wordt ons leven een leven van goede wer­ken (Or. super pop.).

Besluit.

Nooit meer zal ik mijn vrijheid misbruiken, om te weerstaan aan God. Vandaag wil ik ten volle leidzaam zijn tegenover allen, die mij in Gods plaats besturen.