Vrijdag na aswoensdag

7 werken van barmhartigheid - Haarlem

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Vrijdag na aswoensdag

Thema: De vasten, om oprecht en doelmatig te zijn, moet gepaard gaan met broederliefde en vergevingsgezindheid, en met werken van barmhartigheid.

I. Gedachten ter overweging.

De hoofdgedachte van de liturgische misgebeden werd in­gegeven door de statiekerk waar, te Rome, de mis gevierd werd, de kerk van de HH. Joannes en Paulus. Deze heiligen waren echte vrienden en worden als broeders beschouwd; zij stonden tevens bekend om hun grote vrijgevigheid tegenover de armen. Zij waren officieren van het huis van Constantia en werden gemarteld onder Julianus den Apostaat, in hun eigen huis, waar ze begraven werden en dat later de kerk werd van hun naam.

Luister, broeder, hoe de gedachte der werkdadige en verge­vingsgezinde naastenliefde ons treffend wordt ingeprent in 't Evangelie: Anderen zeggen u: uw naaste zult ge beminnen, ja, maar uw vijand zult ge haten. Doch Ik zeg u: bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, en bidt voor wie u lasteren en vervolgen: dan eerst zijt ge kinderen van de Vader in de hemel, die weldoet aan allen. Beminnen, die hen liefhebben, doen ook de zondaars dat niet? Hun broeders alleen groe­ten, doen ook de heidenen dat niet? Weest gij derhalve vol­maakt gelijk ook uw hemelse Vader volmaakt is. Doet goe­de werken en geeft aalmoezen, niet voor 't oog en de lof van de mensen: doch, als gij een aalmoes uitreikt, dat dan uw lin­kerhand niet wete wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes ver­borgen blijve, en uw Vader, die ook het verborgenste ziet, zal het u vergelden.

Gelijkerwijze had reeds Isaias, in het Oud Verbond, (Epistel), geleerd dat het uitwendig vasten aan God niet welgevallig kan zijn, zo het niet vergezeld gaat van het vluchten der zonde en het beoefenen van alle deugden, bijzonder van de werken der naastenliefde. Tot nog toe, zo roept de profeet, is uw vasten te veel uiterlijkheid geweest, een lichamelijke kwelling, een boete­houding, een zich uitstrekken op zak en as, doch innerlijk bleef uw wil boos en onbarmhartig, gij ging voort met twisten en krakelen en kwaadaardig met de vuist te slaan. Maar 't vasten dat Ik verkies is dit: ophouden anderen onrechtvaardig en meedogenloos te verdrukken, anderen niet doen ge­bukt gaan onder een ondragelijk juk, maar uw brood met de hongerigen delen, behoeftigen en zwervelingen in uw huis opnemen, als gij een naakte ziet, hem kleden. Indien ge zó vast, dan zal de Heer uw roepen verhoren; op uw geschrei zal Hij antwoorden: Zie, hier ben Ik. Want barmhartig ben Ik, de Heer, uw God.

II. Gevoelens en smekingen.

Mijn broeder, gij verlangt, nietwaar, een oprechte, ernstige vasten door te brengen, niet alleen in uiterlijke, lichamelijke oefeningen bestaande, maar innerlijk en met een oprecht ge­moed (Coll.)? Gij verlangt in waarheid te mogen ondervinden, dat de Heer geluisterd heeft en zich over u ontfermt, dat Hij, in plaats van uw vijand, uw vriend en uw helper is geworden (Intr.).

Daarom moet gij uw hart onderzoeken of er geen haat in huist, en gij moet uw geweten ontsmetten door ootmoedig overdenken van uw eigen zonden en door dringend smeken om de genade der soms zo lastige broederliefde:

Heer, handel niet met mij zoals ik het door mijn zonden verdiende; vergeld me niet volgens mijn ongerechtigheden. Heer, gedenk mijn oude zonden niet: haast U mij uw barm­hartigheid te laten ondervinden, want ik ben arm geworden buitenmate. Help ons, God, onze redder, om de eer van Uw naam bevrijd ons, en wees genadig voor onze zonden, niet om onzentwille, maar om uwentwille (Tract.).

Smeeking. Wil ons, o Heer, de geest van uw liefde instorten, en evenals Gij ons met éénzelfde hemelbrood verzadigt, maak ons dan ook in éénzelfde liefde eendrachtig (Postc.). Mijn mis is een verzoenigsoffer, dat mij niet alleen met God, maar ook met mijn broeder moet verzoenen! Eerst de vredekus aan mijn naaste, en daarna naderen tot de genade-kus van God in de H. Kommunie.

Besluit.

Vandaag wil ik, omdat het vasten is, de dag door, milder gestemd zijn, vergevingsgezind en medelijdend met de noodlij­denden. Doch die stemming moet overgaan, minstens in één daad: 'k geef zwijgend een aalmoes aan die blinde daar, zonder dat iemand het ziet; ik zend een anonieme steun naar die werkzame weduwe met haar groot huishouden; ik groet eerst, en vriendelijk, mijn gebuur, die mij heeft beledigd of misdaan. En in mijn Onze Vader zal ik zeer traag en gemeend zeggen:

Vader ... vergeef mij mijn schuld, zoals ik vergeef aan mijn schul­denaren.