Zaterdag na aswoensdag

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Zaterdag na aswoensdag

Thema: Wie de heilige vasten godvruchtig onderhoudt, zal met allerhande goederen, tijdelijke en geestelijke, gezegend worden.

I. Gedachten ter overweging.

Heilig en vroom vasten, wat is dat? De Kerk leert het ons vandaag in haar liturgische gebeden. Het is, al vastend, de naas­tenliefde te onderhouden, (dat hebben we gisteren speciaal overwogen), en al de plichten van godsdienstigheid te vervul­len, met het inzicht zich te zuiveren naar ziel en lichaam,(Coll.), en te worden tot een zoenoffer dat God welgevallig is (Secr.),

En welke zijn de goederen die zulk een vasten ons verkrijgt?

Het zijn: de vrede, de zielsverlichting, de innerlijke vreugde, de opbeuring, de geestelijke voeding (Epistel); 't zijn nog, 't stillen van onze zielestormen, het erkennen van Christus als onze Redder, de genezing onzer diepste kwalen (Evangelie).

Hoor, mijn broeder, wat volgens de profeet Isaias, een ern­stig vasten veronderstelt (Epistel): Als gij ophoudt uw naaste te verdrukken, met hem de spot te drijven, hem honend te be­jegenen, als gij integendeel hem bijstaat in zijn nood en hem troost in zijn leed, dan zal de Heer u rust geven, uw ziel zal hij vervullen met het licht van geluk en vreugde, en uw leven zal gezond en vruchtbaar worden, en wat in u verwoest werd, zal hersteld worden. Als gij de dag des Heren niet schendt, maar hem in ere houdt, alsdan zult gij u verlustigen in de Heer, en Hij zal u opbeuren en u spijzigen met het beloofde erfgoed.

En luister nu naar ’t Evangelie, gij mijn vastende broeder, die de indruk hebt dat uw ziel dobbert op een onstuimige zee van hartstochten, en die u verlaten waant van Onze Lievn Heer, ofwel die u nog ziek gevoelt naar de ziel, aangetast door allerhande geestelijke kwalen, waarvoor ge geen geneesheer en geen geneesmiddel kunt vinden: door uw ernstig vasten zult gij Onze Lieve Heer leren kennen als dengene, die de stormen bedaart en alle ziekten geneest.

Zo luidt dan 't Evangelie. 't Was nacht. De apos­telen waren op hun vissersboot midden op het stor­mende meer. Jezus was alleen aan wal gebleven. Zien­de hoe de mannen zich aftobden om tegen wind op te roeien, kwam Hij tot hen in de vierde nachtwake, dat is, wan­neer de nacht ten einde liep, wandelend op het water. Zij schrokken, maar Hij bedaarde hen: “Weest gerust, Ik ben het, vreest niet”. Hij stapte in de boot, en de wind viel. Toen ze nu aan land kwamen, bracht men de zieken tot Hem, en alwie Hem aanraakte werd genezen.

ll. Gevoelens en smekingen.

Na geluisterd te hebben naar de lering die de Kerk ons geeft, laten we in ons de gevoelens van vertrouwen verleven­digen, die zij in ons wenst op te wekken, en laten we met haar medebidden.

Gevoelens. De Heer luistert naar mij en ontfermt zich over mij: de Almachtige wordt mijn helper. Dat vertrouwen is mijn op­beuring, in de strijd tegen mijn zielevijanden (Intr.).

Ik verhef mijn verlangens boven alle aardse genoegens en verlang alleen nog te wonen in Gods huis, midden de ge­neugten van God (Grad.) en mijn leven in te richten naar Gods gedachte (Oftert.), God dienend in kinderlijke vreze, Hem toe­juichend met eerbied en ontzag (Cotam.),

Smekingen. Heer, ik ben ziek van zondigen, ziek naar ziel en ziek naar lichaam: verleen mij, ik smeek er U om, deze jaar­lijkse vasten in vrome dienstbaarheid te mogen doorbrengen, en zodoende weer gezond te mogen worden (Coll.).

Heer, ik bied U deze mis aan als een zoenoffer: mocht dit offer mij zuiveren en in mijn ziel een U welgevallige gesteltenis verwekken (Secr.).

Heer, door mijn sacramentele, of althans geestelijke deel­name aan 't voedsel van het “goddelijk” leven gespijzigd, verleen, bid ik U, dat hetgeen ons hier een geheimvolle genade­bron is, mij een hulpmiddel weze tot het eeuwig leven (Postc.).

Mocht iedere communie, o Heer, in mij de begeerte opwek­ken naar een volgende, en mocht dit verlangen mij ertoe aan­zetten, altijd opnieuw te communiceren, totdat ik gerake tot het eeuwig communiceren aan uw heerlijkheid (Or. super Pop.).

Besluit.

Gesterkt door 't vooruitzicht der vele goederen, die 't vasten ons bijbrengt, ga ik met moed en betrouwen deze nieuwe boetedag in, zoals een zieke die, uit hoop op genezing, opnieuw met moed zijn pijnlijke kuur opneemt, of een nieuwe lastige dag in een sanatorium aanvangt.