Mgr. Lefebvre: wat is er nodig voor een ware vernieuwing?

Bron: District België - Nederland

Uittreksel van een brief van Mgr. Lefebvre, toenmalige algemene overste van de Spiritijnen (1965).

Toen het Tweede Vaticaans Concilie langzaam tot een einde kwam, wilden diverse leden van de orde van de Spiritijnen, waarvan Mgr. Lefebvre overste was, de orde hervormen. Mgr. Lefebvre waarschuwt hen dat een hernieuwing enkel in de geest van Christus en Zijn Kerk vruchtbaar kan geschieden.

[…] Hoe heeft zich in de loop van de geschiedenis steeds een vernieuwing, waarvan de gevolgen vergelijkbaar zijn met die van het eerste Pinksterfeest, gemanifesteerd?

Door heilige stichtingen, die vaak van de meest onopvallende zielen kwamen. Zielen, die vervuld waren van de Heilige Geest. Personen, die de toestemming hadden van de opvolgers van de apostelen en vooral van de opvolger van Petrus. Deze stichtingen, die volledig in overeenstemming waren met de geest van het evangelie, wekten massa’s heilige zielen op; massa’s van biddende, gehoorzame, missionaire zielen, die de geest van de vorst van deze wereld verwierpen om zich te onderwerpen aan de Geest van Jezus Christus. De geschiedenis van de Kerk is de geschiedenis van de heiligen. Personen, die probeerden de Kerk te hervormen in een andere geest dan die van Jezus, onze Heer, waren of ketters of schismatieken en gingen door hun hoogmoed met hun volgelingen ten gronde.

De geschiedenis, die voorafging aan het Concilie van Trente, en de gebeurtenissen van ware vernieuwing die erop volgden, laten zien dat de Heilige Geest aan het werk was in de talrijke nieuwe stichtingen welke in die tijd ontstonden. Zij waren allen gericht op de vorming van priesters of religieuzen, door een volledige navolging van Onze Heer, dat wil zeggen in nederigheid, gehoorzaamheid, armoede, kuisheid, liturgisch gebed, contemplatie, het ontvangen van de sacramenten, devotie tot het Heilig Sacrament van het altaar, tot de Maagd Maria; door de armen en ongelukkigen te helpen en vooral door christelijk onderwijs te geven in verschillende scholen voor alle sociale klassen. Dat waren de fundamenten van de Theatijnen, de Somasken, de Barnabieten, de Ursulinen, de Jezuïeten enzovoort.

Wat een heilige voorbeelden van nederigheid en ijver voor de eer van God en het heil van de zielen! En al deze uitbundige rijkdom aan genaden begon over het algemeen in de vorm van kleine groepen geestelijken. Geestelijken, die vervuld waren van een groot verlangen om zichzelf te heiligen en onze Heer nog volmaakter na te volgen. Zo was het ook bij onze stichters [van de Spiritijnen] Claude Poulart des Places en de eerbiedwaardige pater Libermann.

Het doel en de conclusie van deze inleiding is om onszelf en anderen de vraag te stellen: Zijn we ons ervan bewust dat we deze ijver en dit vuur in ons moeten hernieuwen om onszelf te heiligen in navolging van onze Heer? Of volgen we integendeel gretig de verlokkingen van nieuwe theorieën, die de menselijke waardigheid willen prijzen tot op het punt van het verachten van het gezag en het weigeren van gehoorzaamheid? Theorieën, die de materiële wereld, het universum, prijzen en zo onthechting van de goederen van deze wereld en ware armoede verhinderen? Theorieën, die ten slotte, terwijl ze de erfzonde en de ongeordende begeerlijkheid met stilzwijgen voorbijgaan, het lichaam en het vlees prijzen, maar het celibaat en de onthouding en dus de ware kuisheid verachten?

Op een tweesprong

Naar mijn mening hebben we een kruispunt bereikt. Wat moeten we doen? Wat zullen we kiezen? Dit is een vraag van leven en dood voor alle religieuze gemeenschappen. Hun fundament en bestaansreden wordt in twijfel getrokken. Als we de traditionele filosofie en theologie loslaten, de fundamentele voorwaarden voor verlossing, heiliging en rechtvaardiging, dan zal onze gemeenschap spoedig uiteenvallen en zal de offervaardige jeugd ons verlaten.  [...]

Want er is een offervreugdige jeugd die verlangt naar ware heiliging. Zij zal gaan daar waar ze een krachtig geestelijk leven zal vinden, een christelijke geest, gekentekend door bovennatuurlijke gehoorzaamheid, armoede, kuisheid, door een duidelijk toebehoren aan Christus en Zijn Kerk: de geestelijke houding van de heiligen. Er zullen heiligen komen die ter ere van God door nieuwe stichtingen deze jeugd tot Zijn dienst zullen stellen. Deze jonge mensen zullen verlangen naar ware deugd en zullen de priesters en missionarissen van de toekomst zijn, bekwaam en goed opgeleid omdat ze heilig zijn en onderwezen in de gezonde leer.

[...]

Wat moeten we daarom doen?

  1. We moeten zelf de gezonde en vaste overtuigingen van ons geloof in onze Heer terugvinden; ons herbronnen in Zijn genade, in de deugden die Hij ons heeft geleerd door Zijn voorbeeld en Zijn woord. We moeten onszelf daartoe aanmoedigen door de hele geschiedenis van de Kerk, door de heiligen en vooral door de Heilige Maagd Maria. Fortes in fide, sterk in geloof, dat is wat we opnieuw moeten worden. 
  2. Daartoe moeten we resoluut alles verwerpen wat ons kan misleiden of ons kan distantiëren van deze geest van vroomheid: de moderne filosofie, het nominalisme, de evolutieleer, het materialisme, dat geen onderscheid maakt tussen de natuur en de bovennatuurlijke wereld, dat geen ruimte meer laat voor een vrije, persoonlijke, goddelijke inwerking in de zielen, dat de menselijke verantwoordelijkheid vermindert, dat de mensen als een massa ziet en de individuele persoon en de individuele ziel vernietigt.
  3. We moeten strijden tegen alles wat de traditionele theologie vernietigt, want de nieuwe leer devalueert de hiërarchie van de priesterwijding en ontkent de bevoegdheden die daarmee verbonden zijn. Het reduceert het leergezag. Het degradeert priesters tot leken en wijst priesterlijke functies toe aan leken, want het degradeert het offer van de Mis tot een maaltijd van de congregatie, enz. Want als we ons laten verleiden door deze valse ideeën – en door vele andere – die in alle opzichten in strijd zijn met de traditie van de Kerk, dan zullen we daarvoor boeten met het verlies van ons geloof in onze Heer.
  4. We moeten de eersten zijn die zich toeleggen op een vernieuwing van ons geloofsleven door een vurig gebedsleven; door een grote, eerbiedige, vurige devotie tot onze Heilige Mis, tot het Allerheiligste Sacrament van het Altaar; door respect voor onze priesterlijke waardigheid, onze waardigheid als religieus; door bescheidenheid; nederigheid; in de precieze naleving van onze verantwoordelijkheden en onze plichten van staat tegenover hen die aan ons zijn toevertrouwd.